Page 105 of 212
103
Praktische informatie
7Versneld opladen, Mode 3
Snellader (afhankelijk van de uitvoering)(versneld opladen - éénfase- of driefasen- wisselstroom (AC))
Met mode 3 en een snellader: maximale laadstroom 32 A.
Met mode 3 en een snellader (Wallbox): maximale laadstroom 32 A.
Laadkabel, Mode 3 (AC)
Identificatielabels (C ) op de laadaansluiting (zijde
auto) en op de stekker (zijde lader).
Snellader Demonteer of wijzig de lader niet;
elektrocutie- en/of brandgevaar!
Zie de gebruikershandleiding van de fabrikant
van de lader voor de bedieningsinstructies.
Snelladen, Mode 4
Openbare snellader
(snelladen - gelijkstroom (DC))
Laadkabel, Mode 4 (DC)
(geïntegreerd in de openbare snellader)
Identificatielabel (K ) op de laadaansluiting (zijde
auto).
Gebruik alleen openbare snelladers waarvan de kabel maximaal 30 meter lang is.
Bij snelladen van het voertuig wordt het laden beperkt tot 50 kW.
Page 106 of 212

104
Praktische informatie
De tractiebatterij laden
(elektrisch)
Voor het opladen moet u het voertuig op een
eenheid voor opladen via een normaal stopcontact
of een opladen via een normaal stopcontact
(snelladen) aansluiten.
Om de tractiebatterij volledig op te laden moet u de
gewenste laadprocedure zonder onderbrekingen
volgen totdat de procedure automatisch wordt
beëindigd.
U kunt het opladen op elk moment stoppen
door 5 seconden op de vergrendeltoets van de
afstandsbediening te drukken en de laadstekker te
verwijderen. Zie voor snelladen ook de openbare
snellader.
De weergave van informatie over het opladen wordt
in de achteruitkijkspiegel weergegeven. Zie het
betreffende hoofdstuk voor meer informatie over het
Display in de achteruitkijkspiegel.
Uit veiligheidsoverwegingen start de motor niet als de laadkabel op de laadaansluiting
van het voertuig is aangesloten.
Koelen van de tractiebatterij De ventilator in de motorruimte gaat tijdens
het laden aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
De spanning van de tractiebatterij uitbalanceren
Nadat het voertuig minstens een keer per week
volledig is opgeladen (100%), raden wij u aan om
het voertuig 4 uur niet te gebruiken.
In die tijd kan de spanning zich over de cellen
van de tractiebatterij verdelen (voor een
gelijkmatige spanning in alle cellen).
Dankzij dit proces blijft de accu in goede staat en
kan het laadniveau worden berekend.
Volledig lege tractiebatterij Zorg ervoor dat de accu nooit helemaal leeg
is (0%), om de levensduur van de tractiebatterij
te behouden en de accu niet te beschadigen.
Wanneer het laadniveau daalt tot 15%, wordt de
melding "LOW POWER MODE" op het display
in de achteruitkijkspiegel weergegeven. Als deze
melding onder het rijden wordt weergegeven,
accelereer dan niet te hard en laad het voertuig
zo snel mogelijk op.
Langdurig parkeren Voordat u het voertuig langere tijd parkeert,
moet u de tractiebatterij volledig opladen.
Parkeer het voertuig op een plek met een
temperatuur tussen 0 °C en 45 °C (wanneer
het voertuig wordt geparkeerd op een plek met
extreme temperaturen kan de tractiebatterij
beschadigd raken).
Ontkoppel de kabel uit de minklem (-) van de
12V-accu.
Controleer het laadniveau in de tractiebatterij
regelmatig en laad waar nodig bij. Wanneer
het voertuig langer dan een maand wordt
geparkeerd, zorg dan dat het laadniveau hoger
dan 50% blijft. Wanneer het voertuig zeer lang
wordt geparkeerd, laad het voertuig elke 2
maanden op.
Laad de laadkabel niet aangesloten.
Wanneer de tractiebatterij niet wordt gebruikt,
nemen de prestaties tijdelijk af. Na het parkeren
moet u de batterij meerdere keren opladen en
leeg laten lopen om de normale werking van de
tractiebatterij te herstellen.
Voorzorgsmaatregelen
Onze elektrische voertuigen zijn ontwikkeld in
overeenstemming met de aanbevelingen voor
maximale limieten voor elektromagnetische velden,
zoals uitgegeven door de International Commission
on Non-Ionizing Radiation Protection
(ICNIRP -
Richtlijnen 1998).
Dragers van pacemakers of vergelijkbare
apparaten
Vraag uw arts welke voorzorgsmaatregelen u moet nemen of vraag de fabrikant van uw
elektrische medische apparaat of de werking ervan
kan worden gegarandeerd in een omgeving die
voldoet aan de ICNIRP-aanbevelingen.
Page 107 of 212

105
Praktische informatie
7Bij twijfelVersneld opladen: blijf niet in of in de buurt
van het voertuig, of in de buurt van de laadkabel
of de lader, zelfs niet voor korte tijd.
Snelladen: gebruik het systeem niet zelf en komt
niet in de buurt van openbare snelladers. Verlaat
het gebied en vraag iemand anders om het
voertuig op te laden.
Voorafgaand aan het laden
Versneld opladen Afhankelijk van de situatie:
►
Laat een elektricien controleren of de
elektrische installatie voldoet aan de geldende
normen en geschikt is voor het opladen van de
auto.
►
Laat een snellader
, geschikt voor het
betreffende voertuig, door een professionele
installateur installeren.
Gebruik bij voorkeur de kabel die bij het voertuig
of als accessoire is geleverd.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Snelladen Controleer of de openbare snellader en de
laadkabel geschikt zijn voor uw voertuig.
Tijdens het laden
Voer nooit werkzaamheden uit onder de motorkap:
–
Sommige gebieden blijven zeer heet, tot zelfs
één uur nadat het laden is beëindigd - kans op
brandwonden!
–
De ventilator kan op elk moment inschakelen -
kans op snijwonden of verstikking!
De prestaties van de tractiebatterij zijn afhankelijk van de buitentemperatuur en de
temperatuur in de tractiebatterij zelf.
Tijdens het opladen moet de buitentemperatuur
bij voorkeur tussen 0 °C en 45 °C liggen.
Laden is niet mogelijk als de temperatuur in de
tractiebatterij lager dan -5 °C of hoger dan 55 °C
is. De laadtijd kan langer zijn als de temperatuur
lager dan 0 °C is.
Bij lage temperaturen moet u het voertuig na het
afzetten van het contact onmiddellijk aansluiten.
Bij grote schommelingen in de inkomende stroomtoevoer kan het laadproces worden
gestopt.
►
Koppel de laadkabel los en wacht totdat het
stroomniveau weer normaal is.
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Aansluiten
► Zet het contact af.
► Open de laadklep, verwijder de beschermkappen
en controleer of er geen vuil aanwezig is op de
laadaansluiting.
Versneld opladen, Mode 3
► Sluit de laadkabel aan op de laadeenheid (waar
van toepassing).
►
V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting van
de auto.
Het controlelampje in de klep gaat branden om te
bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Wanneer het laden is begonnen, wordt de
melding "CHARGING" op het display in de
achteruitkijkspiegel weergegeven, samen met de
stroomsterkte van de stroom die de tractiebatterij
in gaat.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Snelladen, Mode 4
► Volg de gebruiksinstructies voor de openbare
snellader en selecteer een maximumvermogen van
50 kW.
Page 108 of 212

106
Praktische informatie
Het laden start niet bij een vermogensniveau hoger dan 50 kW.
►
V
erwijder de beschermkap van de laadstekker op
de openbare snellader.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting van
de auto.
Het controlelampje in de klep gaat branden om te
bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Wanneer het laden is begonnen, wordt de
melding "CHARGING" op het display in de
achteruitkijkspiegel weergegeven, samen met de
stroomsterkte van de stroom die de tractiebatterij
in gaat.
Als dat niet het geval is, is het laden nog niet
begonnen. Afhankelijk van de melding in de
achteruitkijkspiegel gaat u als volgt te werk:
–
"UNPLUG&PLUG": verwijder de laadstekker en
plaats deze dan terug.
–
"WAITING x SEC": wacht een paar seconden
totdat de melding "DC CHARGE READY" wordt
weergegeven.
Loskoppelen
Het laden is voltooid en de melding "CHARGE
FULL" wordt op het display in de achteruitkijkspiegel
weergegeven.
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de
laadaansluiting:
►
Onderbreek de stroom naar de laadeenheid
(waar van toepassing).
of
►
Druk 5 seconden op de vergrendeltoets van de
afstandsbediening.
De laadstekker ontgrendelt (wat wordt bevestigd
door het branden van het controlelampje boven de
laadaansluiting).
Versneld opladen, Mode 3
Wanneer de laadstekker is ontgrendeld, wordt
de melding "PLUGGED IN" op het display in de
achteruitkijkspiegel weergegeven.
►
V
erwijder de laadstekker binnen 30 seconden.
Als de laadstekker niet binnen 30 seconden wordt verwijderd, wordt deze automatisch
weer vergrendeld in de aansluiting en begint het
laden (de melding "CHARGING" wordt
weergegeven op het display in de
achteruitkijkspiegel).
Snelladen, Mode 4
Wanneer de laadstekker is ontgrendeld, wordt de
melding "CHARGE STOP" op het display in de
achteruitkijkspiegel weergegeven.
► Wacht totdat de melding "UNPLUG" wordt
weergegeven en verwijder dan de laadstekker.
Probeer de laadstekker nooit te verwijderen wanneer deze is vergrendeld
(controlelampje brandt permanent) - kans op
onherstelbare schade aan het
vergrendelmechanisme en de tractiebatterij wordt
niet opgeladen.
►
Plaats de beschermkappen terug op de
laadaansluiting en sluit de laadklep.
►
Haal de kabel los van de laadeenheid (waar van
toepassing).
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien van
een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Gebruik alleen kettingen die zijn bedoeld voor
montage op het type wiel van de auto:
Page 109 of 212

107
Praktische informatie
7Oorspronkelijke
bandenmaatMaximale afmeting
van de schakels.
205/70 R15 16 mm
215/70 R15 12 mm
225/70 R15 16 mm
215/75 R16 12 mm
225/75 R16 16 mm
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg
op een vlakke ondergrond stil.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
►
Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een snelheid
van maximaal 50
km/h rijden.
►
Zet de auto stil en controleer of de
sneeuwkettingen goed zijn gespannen.
We raden u aan om het monteren van sneeuwkettingen altijd op een vlakke, droge
ondergrond te oefenen voordat u op reis gaat.
Rijd niet met de sneeuwkettingen op wegen zonder sneeuw, omdat de banden van de
auto en het wegdek dan beschadigd raken. Als
de auto lichtmetalen velgen heeft, controleer dan
of geen enkel deel van de kettingen of
bevestigingen de velg raakt.
Trekken van een aanhanger
De maximale aanhangergewichten staan vermeld
op het kentekenbewijs van uw auto en op het
constructeursplaatje.
Voor meer informatie over de Technische specificaties van uw auto en met name de
gewichten en versleepbare lasten, zie de
desbetreffende paragraaf.
Aan de hand daarvan kunt u bepalen of uw auto
geschikt is voor het trekken van een aanhanger,
caravan of boot, enz.
Deze waarden worden ook vermeld in de
commerciële documentatie.
Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door PEUGEOT geteste en
goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading en
deze door het PEUGEOT-netwerk te laten
monteren.
Deze originele trekhaken zijn compatibel met
de werking van de parkeerhulp achter en de
achteruitrijcamera (indien aanwezig).
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens de
voorschriften van de fabrikant worden uitgevoerd.
ElektromotorEen elektrische auto mag nooit met een
trekhaak worden uitgerust.
U kunt dus geen aanhanger of caravan trekken
met een dergelijke auto.
Trekhaak met afneembare kogel
Overzicht
Deze originele trekhaakkogel kan eenvoudig en snel
worden gemonteerd en verwijderd. Hiervoor hebt u
geen gereedschap nodig.
Page 110 of 212

108
Praktische informatie
1.Bevestigingssteun
2. Aansluiting
3. Veiligheidsoog
4. Afneembare kogel
5. Draaiknop voor vergrendeling/ontgrendeling
6. Slot met verwijderbaar kapje
7. Label voor sleutelnummer
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de technische gegevens
van het voertuig, met name voor gewichten en
maximaal sleepbare massa's.
A. Vergrendelde stand; de draaiknop maakt contact met de kogel (geen speling).
B. Ontgrendelde stand; de draaiknop maakt geen contact met de kogel (speling van ongeveer 5
mm).
Houd u aan de ter plaatse geldende regelgeving.
Vóór het gebruik
Controleer of de trekhaakkogel goed is vergrendeld. Doe dit door de volgende
punten te controleren:
–
het groene merkteken van de draaiknop valt
samen met het groene merkteken van de kogel;
–
de draaiknop maakt contact met de kogel;
– het slot is vergrendeld en de sleutel is
verwijderd; de draaiknop kan niet meer worden
bediend;
–
de kogel mag absoluut niet in de
bevestigingssteun kunnen bewegen: duw en trek
eraan om dit te controleren.
Tijdens het gebruik
Ontgrendel nooit het systeem terwijl een aanhanger is aangekoppeld of een
bagageplateau op de trekhaakkogel is
gemonteerd.
Overschrijd nooit het maximaal toelaatbare
gewicht van de auto en van de aanhanger en het
maximaal toelaatbare treingewicht.
Na het gebruik
Als gereden wordt zonder aanhanger of
bagageplateau, moet de trekhaakkogel zijn
verwijderd en moet de afdekplaat zijn aangebracht.
Dit is met name van belang als de kogel het zicht
op de kentekenplaat of de verlichting van de auto
belemmert.
Page 111 of 212

109
Praktische informatie
7De kogel monteren
► Verwijder de beschermdop onder de
achterbumper uit de bevestigingssteun.
►
Steek het uiteinde van de trekhaakkogel
4 in de
bevestigingssteun 1 en beweeg het naar boven; de
kogel wordt automatisch vergrendeld.
De draaiknop (5 ) maakt een kwart slag linksom;
houd uw handen uit de buurt van de knop.
► Controleer of het mechanisme goed is
vergrendeld (stand A ).
►
V
ergrendel het slot (6 ) met de sleutel. ►
V
erwijder altijd de sleutel. De sleutel kan niet
worden verwijderd als het slot is ontgrendeld.
►
Klem het kapje op het slot.
► Verwijder de beschermkap van de trekhaakkogel.
►
Maak de aanhanger vast aan de trekhaakkogel.
►
Maak de kabel van de aanhanger vast aan het
veiligheidsoog (3 ) van de steun.
►
Sluit de stekker van de aanhanger aan op de
trekhaakaansluiting (2 ) op de steun.
De kogel verwijderen
► Koppel de stekker van de aanhanger los van de
trekhaakaansluiting (2 ) op de steun.
►
Maak de kabel van de aanhanger los van het
veiligheidsoog (3 ) van de steun.
►
Maak de aanhanger los van de trekhaakkogel.
►
Monteer de beschermkap op de trekhaakkogel.
►
V
erwijder het kapje van het slot en zet het kapje
vast op de kop van de sleutel.
►
Steek de sleutel in het slot (
6).
►
Ontgrendel het slot met de sleutel.
► Houd de trekhaakkogel ( 4) stevig met één hand
vast; trek aan de draaiknop (5 ) en draai hem zo ver
mogelijk rechtsom; laat de draaiknop niet los.
►
V
erwijder de kogel via de onderzijde van de
bevestigingssteun 1.
►
Laat de draaiknop los; deze wordt automatisch
geblokkeerd in de ontgrendelde stand (stand B ).
►
Monteer de beschermkap op de
bevestigingssteun .
►
Berg de kogel zorgvuldig op in de hoes, zodat de
kogel geen beschadigingen kan oplopen en niet vuil
kan worden.
Onderhoud
De correcte werking van het systeem is alleen
gegarandeerd als de kogel en de steun schoon
blijven.
Voordat het voertuig met een hogedrukreiniger
wordt schoongemaakt, moet de kogel worden
verwijderd en moet de beschermdop op de steun
zijn aangebracht.
Bevestig het bijgevoegde label op een goed
zichtbare plaats, in de buurt van de steun of in de
bagageruimte.
Werkzaamheden aan de trekhaak Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 112 of 212

11 0
Praktische informatie
Op het dak gemonteerde
draagsystemen
Uit veiligheidsoverwegingen en om schade
aan het dak te voorkomen het is essentieel om
een draagsysteem (dakdragers of imperiaal) te
gebruiken dat is goedgekeurd voor uw voertuig.
Dakdragers kunnen alleen worden gemonteerd
op voertuigen in hoogte-uitvoering H1 of H2 van
bestelwagens, combi's en minibussen. Controleer bij
minibussen of er een airconditioningseenheid op het
dak is gemonteerd.
De draagvoorziening moet worden bevestigd aan de
verankeringspunten op het dak van het voertuig: 6, 8
of 10, afhankelijk van de wielbasis van het voertuig.
Houd u aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoorwaarden in de handleiding die bij de
draagvoorziening is meegeleverd.
De maximale belasting van het dak, gelijkmatig verdeeld: 150 kg, voor alle
uitvoeringen, binnen de limieten van het
maximaal toelaatbaar voertuiggewicht (GVW).
Bij voertuigen in hoogte-uitvoering H3 mogen geen dakdraagsystemen worden
gebruikt.
Houd u strikt aan de geldende wettelijke
bepalingen met betrekking tot de maximale
inhoud.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de technische gegevens
van het voertuig, met name voor de afmetingen.
Onder de motorkap
Openen
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop
& Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren
om letsel als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
Elektromotor Wees voorzichtig met voorwerpen of
kleding die in de bladen van de koelventilator of
in bepaalde bewegende componenten kunnen
komen - kans op verstikking en ernstig letsel!
Voordat er werkzaamheden onder de motorkap
worden uitgevoerd, moet u het contact
afzetten en de laadstekker loskoppelen uit de
laadaansluiting als deze is aangesloten.
Binnenzijde
De handeling mag alleen worden uitgevoerd terwijl
het voertuig stilstaat en het bestuurdersportier open
is.
► Trek de knop aan de zijkant van het dashboard
naar u toe.