Page 97 of 212

95
Rijden
6
– Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw auto
en de voorligger.
Collision Risk Alert
Waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico
bestaat op een aanrijding met een voorligger.
Activeringsdrempel voor de waarschuwing wijzigen
Deze drempelwaarde voor activering bepaalt de
gevoeligheid waarmee de functie voor het risico van
een aanrijding waarschuwt.
De drempelwaarde wordt in het
configuratiemenu van de auto ingesteld.
►
Kies een van de drie mogelijke drempelwaarden:
"Dichtbij", "Normaal" of "Ver".
De drempelwaarde die als laatste is geselecteerd,
wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Werking
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde
kans op een aanrijding en de door de
bestuurder geselecteerde activeringsdrempel
voor de waarschuwing kunnen meerdere
waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Daarbij wordt rekening gehouden met de
voertuigdynamiek, de snelheid van uw auto en die
van de voorligger, de weersomstandigheden, de
rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van
pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het meest
geschikte moment wordt geactiveerd.
Niveau 1 (oranje): waarschuwing door middel van visuele signalen die aangeeft dat
de afstand tot de voorligger zeer klein is.
De melding "Voertuig dichtbij" wordt weergegeven.
Niveau 2 (rood): waarschuwing door middel van visuele signalen en geluidssignalen die
aangeeft dat een aanrijding dreigt.
De melding "Remmen!" wordt weergegeven.
Niveau 3: in sommige gevallen kan een voelbare
waarschuwing in de vorm van zeer licht remmen
worden gegeven, ter bevestiging van de kans op
een aanrijding.
Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt
waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.
Belangrijk: waarschuwingsniveau 1 wordt
nooit weergegeven voor een stilstaand object
of wanneer de activeringsdrempel "Dichtb." is
geselecteerd.
Intelligente
noodremassistentie
Wanneer de bestuurder wel remt, maar niet
voldoende om een aanrijding te voorkomen, vult deze functie de remkracht aan voor zover dit binnen
de natuurkundige grenzen mogelijk is.
Deze ondersteuning wordt alleen geleverd als de
bestuurder zelf het rempedaal intrapt.
Active Safety Brake
Deze functie wordt ook wel het automatische
noodremsysteem genoemd en het treedt in werking
wanneer de bestuurder na de waarschuwingen niet
snel genoeg reageert en niet remt.
Het systeem is bedoeld om de snelheid van
de aanrijding te beperken of een aanrijding te
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
Page 98 of 212

96
Rijden
– Bij lagere snelheid in stedelijke gebieden,
wanneer er een stilstaand voertuig wordt
gedetecteerd.
–
De rijsnelheid moet liggen tussen 5 en
130
km/h wanneer een bewegend voertuig wordt
gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie de remmen van de auto bedient.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto
door het automatische noodremsysteem tot stilstand
wordt gebracht.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal stevig in te trappen.
Het rempedaal kan iets trillen als deze functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Storing
Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door het permanent branden
van dit lampje in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Als deze lampjes gaan branden nadat de motor is afgezet en weer
gestart, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Parkeerhulp achter met
geluidssignalen
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem (waar aanwezig) bestaat uit 4
naderingssensoren in de achterbumper.
Ze detecteren alle obstakels, zoals personen,
voertuigen, bomen en hekken, achter het voertuig
terwijl het voertuig rijdt. Bepaalde obstakels die aan het begin van de
manoeuvre werden gedetecteerd, worden aan het
einde van de manoeuvre niet meer waargenomen
als ze zich in de dode hoek tussen en onder de
sensoren bevinden. Voorbeelden: paaltjes, pionnen
bij wegwerkzaamheden of voorwerpen op de stoel.
De parkeerhulp achter kan in combinatie met een
achteruitrijcamera werken.
Inschakelen
► Schakel de achteruitversnelling in met de
schakelhendel.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het obstakel
aan. Hoe dichter het voertuig bij het obstakel komt,
hoe korter de tijd tussen de geluidssignalen is.
Als het voertuig minder dan ongeveer 30 centimeter
van het obstakel is verwijderd, is het geluidssignaal
continu hoorbaar.
Afzetten
► Schakel de transmissie van achteruit naar
neutraal.
Page 99 of 212

97
Rijden
6Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Achteruitrijcamera
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Wanneer het voertuig is voorzien van een camera,
dan bevindt deze zich aan de achterkant bij het
derde remlicht.
De camera stuurt beeld naar het scherm in de
cabine.
Deze camera kan worden geactiveerd via
het instellingenmenu van het audio- en
telematicasysteem op het touchscreen.
Het achteruitrijcamerasysteem is een hulpsysteem
bij het rijden. De achteruitrijcamera kan aan de
parkeerhulp achter zijn gekoppeld.
Inschakelen
De camera wordt automatisch ingeschakeld zodra
de achteruitversnelling wordt ingeschakeld en blijft
actief tot een snelheid van ongeveer 15 km/h. Bij
een snelheid hoger dan 18 km/h wordt de camera
uitgeschakeld.
De camera wordt ook ingeschakeld als de auto
stilstaat en de achterdeuren worden geopend.
Uitschakelen
Als een vooruitversnelling wordt ingeschakeld,
wordt het laatste beeld nog ongeveer 5 seconden
weergegeven en gaat het scherm vervolgens uit.
Het laatste beeld wordt op dezelfde wijze
weergegeven als de auto stilstaat en de
achterdeuren worden gesloten.
Onder optimale omstandigheden van de auto (stand op het wegdek, belading) is het
bereik van de camera ongeveer 3 meter in diepte
en 5,5 meter in breedte.
Het beeldbereik is afhankelijk van de (weers)
omstandigheden buiten de auto (lichtsterkte,
regen, sneeuw, mist, ...), de belading van de auto
en de stand van de auto ten opzichte van het
wegdek.
Gebruik om de camera en het scherm te reinigen
geen schoonmaakmiddelen die krassen op het
glas kunnen veroorzaken.
Het is raadzaam hiervoor gebruik te maken van
een zachte doek of stoffer.
Page 100 of 212
Al ruim 20 jaar zoekt PEUGEOT TOTAL de limieten op en heeft daarbij successen
onder de zwaarste omstandigheden gehaald, met overwinningen in de 24 uur van
Le Mans en de Dakar Rally, en die van al onze Rally-klanten over de hele wereld.
Voor deze uitzonderlijke prestaties kozen de teams van Peugeot Sport voor\
TOTAL
QUARTZ, een hoogwaardig smeermiddel dat de motor onder de meest extreme
omstandigheden beschermt.
T QUARTZ
des tijds
TOTAL QUARTZ INEO FIRST is een zeer hoogwaardig smeermiddel dat door
de R&D-teams van Peugeot en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De innovatieve
technologie van deze speciaal voor auto's van het merk Peugeot ontwikkel\
de
motorolie draagt in belangrijke mate bij tot het terugdringen van de CO
2-emissies
en beschermt uw motor tegen verstoppingen.
PEUGEO & T
P ARTNERS IN PERF
Page 101 of 212

99
Praktische informatie
7
Brandstof
De inhoud van de brandstoftank bedraagt ongeveer
90 liter.
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar met een
inhoud van 60 en 120 liter, afhankelijk van de
motoruitvoering.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau E (Empty)
is bereikt, gaat dit verklikkerlampje branden.
Afhankelijk van de inhoud van de brandstoftank en
de motoruitvoering bevat de tank nog ongeveer 10
of 12 liter brandstof.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
Tanken
Het tanken altijd met afgezette motor.
► Open de brandstofvulklep.
►
Houd de zwarte vulklep met een hand.
►
Steek de sleutel met de andere hand erin en
draai deze linksom.
► Verwijder de zwarte vuldop en bevestig deze aan
de haak aan de binnenzijde van de brandstofvulklep.
Een sticker aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep geeft aan welke brandstof u moet
tanken.
Laat het vulpistool maximaal een 3
de keer afslaan,
aangezien er anders storingen kunnen optreden.
►
V
ergrendel de zwarte vuldop na het tanken en
sluit de vulklep.
Tank met het Stop & Start-systeem nooit terwijl de motor in de STOP-stand staat; zet
dan altijd het contact af met de sleutel.
Brandstofsysteem
onderbroken
Bij een botsing zorgt een voorziening ervoor dat de
brandstoftoevoer naar de motor en de voeding van
het voertuig automatisch worden onderbroken.
De alarmknipperlichten en de interieurverlichting
gaan branden, en de portieren worden ontgrendeld.
Als de toevoer en voeding na de botsing weer moeten worden hersteld, moet u eerst
op brandstoflekkage en vonken controleren om
ervoor te zorgen dat er geen brand ontstaat.
► Herstel de brandstoftoevoer door op de eerste
knop rechtsvoor te drukken.
► Druk vervolgens op de tweede knop in het
accucompartiment onder de vloer (minibus) om de
voeding te herstellen.
Page 102 of 212

100
Praktische informatie
Bij andere uitvoeringen is de tweede knop vervangen door een zekering ; neem
contact op met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats.
Compatibiliteit van
brandstoffen
Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734
en EN16709, met een methylvetzuurgehalte tot
respectievelijk 7%, 10%, 20% en 30%. Bij het
gebruik van B20- of B30-brandstof, zelfs af en toe,
gelden speciale onderhoudsvoorschriften die onder
"Zware omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio) brandstof (zuivere of verdunde plantaardige
of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk
verboden (kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Alleen dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen
in de motor veroorzaken. Bij deze temperaturen is
het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor
minimaal 50% gevuld te houden.
Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om de
auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om
problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van uw
auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek
octaangetal, specifieke commerciële benaming
enz.) om de goede werking van de motor te
garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Laadsysteem (elektrisch)
Elektrisch systeem van 400 V
Het elektrische tractiesysteem dat met een spanning
van ongeveer 400 V werkt, is te herkennen aan
de oranje kabels. De componenten ervan zijn
gemarkeerd met het volgende symbool:
De aandrijflijn van een elektrische auto kan tijdens het gebruik en na het afzetten van
het contact heel warm worden.
Neem de waarschuwingen op de labels in acht,
vooral die op de binnenzijde van de klep.
Alle werkzaamheden of aanpassingen aan
het elektrische systeem van de auto (inclusief
de tractiebatterij, stekkers, oranje kabels en
andere componenten die aan de binnen- of
buitenkant zichtbaar zijn) zijn ten strengste
verboden - kans op ernstige brandwonden of een
mogelijk dodelijke elektrische schok (kortsluiting/
elektrocutie)!
Neem bij problemen altijd contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een aanrijding of beschadiging aan de onderzijde van de auto
In deze gevallen kan het elektrische circuit of de
tractiebatterij ernstig beschadigd raken.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Page 103 of 212

101
Praktische informatie
7Bij brandStap onmiddellijk uit de auto en laat ook alle
passagiers uit de auto stappen. Probeer de brand
nooit zelf te blussen - kans op elektrocutie!
U moet onmiddellijk contact opnemen met de
nooddiensten en daarbij melden dat het om een
elektrische auto gaat.
Bij het wassen van de auto Controleer voordat u de auto gaat wassen
altijd of de laadklep goed is gesloten.
Was de auto niet tijdens het opladen van de
tractiebatterij.
Wassen met hogedrukspuit Het is nadrukkelijk verboden om met een
hogedrukreiniger de motorruimte of de onderzijde
van de carrosserie te reinigen, omdat er anders
schade aan elektrische componenten kan
ontstaan.
Gebruik een druk van maximaal 80 bar wanneer
u de carrosserie wast.
Zorg dat er geen water of stof in de laadaansluiting of laadstekker komt - kans
op elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met natte
handen aansluiten of loskoppelen - kans op
elektrocutie!
Tractiebatterij
In deze batterij wordt energie voor de elektromotor,
en de verwarming en airconditioning opgeslagen.
Deze loopt leeg tijdens gebruik en moet zo vaak
mogelijk worden opgeladen, ook gedeeltelijk.
De actieradius van de tractiebatterij kan variëren,
afhankelijk van de rijstijl, de route, het gebruik van
de verwarmings- en airconditioningssystemen
en de veroudering van de componenten van de
tractiebatterij.
De levensduur van de tractiebatterij is afhankelijk van meerdere factoren, zoals
klimaatomstandigheden, afgelegde afstand en
hoe vaak de snellaadfunctie wordt gebruikt.
Zo kunt u de capaciteit en actieradius van de
tractiebatterij behouden:
–
Rijd niet te vaak met een acculading lager dan
15%.
–
Laad het voertuig minimaal één keer per week
volledig op (100%) en gebruik het voertuig dan 4
uur niet, zodat de lading in de tractiebatterij zich
gelijkmatig over de cellen kan verdelen (wat voor
een gelijkmatige spanning over de cellen zorgt).
–
Parkeer het voertuig in de zomer op een
plek in de schaduw en uit de buurt van
warmtebronnen.
Bij schade aan de tractiebatterij Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan het voertuig uit te voeren.
Als er vloeistof uit de batterij komt, raak deze
dan nooit aan. Als dit toch gebeurt, spoel de huid
dan grondig af met water en raadpleeg zo snel
mogelijk een arts.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Klep van de laadaansluiting
en laadaansluiting
De klep van de laadaansluiting bevindt zich aan de
zijkant linksvoor van de auto.
►
Als u de klep van de laadaansluiting wilt openen,
schuift u uw vinger in de sleuf rechtsonder en trekt
u eraan.
De laadaansluiting wordt met 2 afdekkingen
beschermd.
Een controlelampje boven de laadaansluiting geeft
aan of de laadstekker is vergrendeld.
Page 104 of 212

102
Praktische informatie
Controlelampje voor laadstatus Betekenis
Brandt permanent De laadstekker is
vergrendeld.
Knippert De laadstekker is
ingestoken, maar
het contact is nog aangezet.
Zet het contact af en probeer opnieuw.
Uitschakelen De laadstekker is
ontgrendeld en kan worden verwijderd.U mag de laadaansluiting niet demonteren of aanpassen; elektrocutie- en/of
brandgevaar!
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Laadkabels, aansluitingen en
laders
De laadkabel die bij de auto wordt geleverd
(afhankelijk van de uitvoering), is geschikt voor
de elektrische systemen van het land waar de
auto is verkocht. Wanneer u naar het buitenland
gaat, controleer dan of de plaatselijke elektrische
systemen geschikt zijn voor de laadkabel.
Er is een volledig aanbod laadkabels verkrijgbaar bij
uw dealer.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voor meer informatie en
voor het aanschaffen van geschikte laadkabels.
Identificatielabels op laadaansluitingen
/ stekkers
Er zijn identificatielabels op de auto, laadkabel en
lader aangebracht, om de gebruiker te informeren
over welk apparaat moet worden gebruikt.
De identificatielabels geven het volgende aan:
Identificatielabel LocatieConfiguratieVoedingstype / spanningsbereik
C
Laadaansluiting (zijde auto) TYPE 2AC
< 480 Vrms
C
Laadstekker (zijde lader) TYPE 2AC
< 480 Vrms
K
Laadaansluiting (zijde auto) COMBO 2 (FF)DC
50 V – 500 V