Page 33 of 212

31
Ergonomie en comfort
3Bestuurdersportier
Om veiligheidsredenen mag de stoel alleen worden versteld als het voertuig stilstaat.
Verstellen in lengterichting
► Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in de
gewenste stand.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel
niet wordt verhinderd door personen of
voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voorwerpen op de vloer achter de stoel
zijn geplaatst.
Hoogte van de stoel
► Zet de hendel ( 1) omhoog om de voorkant van
de stoel omhoog of omlaag te zetten.
►
Zet de hendel (
2) omhoog om de achterkant van
de stoel omhoog of omlaag te zetten.
Rugleuninghoek
► Draai aan de draaiknop om de rugleuning te
verstellen.
Lendensteun
► Draai aan de knop om de lendensteun in de
gewenste stand te zetten.
Hoofdsteun
► Druk op de ring om de hoogte van de hoofdsteun
aan te passen.
►
U kunt de hoofdsteun verwijderen door de ringen
in te drukken en de hoofdsteun van de stoel te tillen.
Page 34 of 212

32
Ergonomie en comfort
Verstelbare armsteun
► Zet de armsteun omhoog of omlaag.
► Draai de knop onder het uiteinde van de
armsteun om deze in de gewenste positie te
vergrendelen.
Stoelverwarming
Druk op deze schakelaar om de stoelverwarming in
of uit te schakelen.
Gebruik de functie niet als de stoel niet wordt gebruikt.
Verlaag de verwarmingsstand zo snel mogelijk.
Als de stoel en het interieur een prettige
temperatuur hebben bereikt, schakel de functie
uit; als het stroomverbruik daalt, daalt ook het
energieverbruik.
Langdurig gebruik van de stoelverwarming wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen voelen
door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen, kunnen
brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
–
Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
–
Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of op
de stoel staan.
–
Mors geen vloeistoffen op de stoel.
–
Gebruik de stoelverwarming nooit als de stoel
vochtig is.
Stoel met instelbare
schokdemping
► Draai de knop om de schokdemping aan te
passen aan het gewicht van de bestuurder.
Draaibare stoel
► Draai de knop om de stoel 180° te draaien.
Voorbank met twee
zitplaatsen
Deze bank is uitgerust met twee hoofdsteunen en
twee veiligheidsgordels.
Schrijftafeltje
Als de rugleuning van de middelste zitplaats wordt
neergeklapt, ontstaat er een schrijftafeltje.
►
T
rek aan de band aan de bovenzijde van het
rugleuningkussen.
Page 35 of 212
33
Ergonomie en comfort
3Achterbank
Rugleuninghoek
► Draai de draaiknop om de hoek van de
rugleuning aan te passen.
Toegang tot de 3e zitrij
► Voor toegang tot de 3e zitrij bedient u de knop
van de buitenste zitplaats van de 2e zitrij en kantelt
u de rugleuning naar voren.
►
Plaats de rugleuning terug door deze weer
rechtop te zetten zonder de knop aan te raken.
Neergeklapte rugleuning van
de middelste zitplaats (zitrij 2
en 3)
De rugleuning van de middelste zitplaats kan
helemaal op de zitting worden neergeklapt en als
bekerhouder worden gebruikt.
► Zet de hoofdsteun omlaag, zet de knop omhoog
en klap de rugleuning naar voren.
►
Zet de rugleuning weer in de oorspronkelijk
positie en zet de knop weer omhoog.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de voorzorgsmaatregelen op
de stickers.
Zitplaatsen van de
achterbank
Page 36 of 212

34
Ergonomie en comfort
Toegang tot de achterbank
► Zet de hoofdsteunen omlaag, zet de handgreep
omhoog en klap de rugleuning naar voren.
Neergeklapte rugleuning
► Verwijder de hoofdsteunen en kantel de
rugleuning zoals hierboven wordt beschreven.
►
Zet met uw rechterhand de tweede hendel
omhoog en kantel de rugleuning 5° naar achteren.
►
Zet met uw linkerhand de rugleuning helemaal
naar voren op de stoel.
De achterbank verwijderen
Voor het verwijderen van de achterbank zijn twee mensen nodig.
►
Klap de rugleuning omlaag op de zitting zoals
eerder beschreven.
► Draai beide hendels naar voren om de achterste
verankeringspunten los te halen.
►
Kantel de basis van de bank naar voren om de
bank rechtop te zetten.
► Draai beide hendels naar boven om de voorste
verankeringspunten los te halen.
►
T
il de bank naar voren en verwijder deze.
Controleer of de veiligheidsgordels bereikbaar blijven en gemakkelijk door de
passagier kunnen worden vastgemaakt.
Ga niet rijden voordat alle passagiers hun
hoofdsteun correct hebben afgesteld en hun
veiligheidsgordel hebben vastgemaakt en
afgesteld.
Verwijder een hoofdsteun niet zonder deze op te
bergen en aan een steun te bevestigen,
Rijd niet met passagiers op zitrij 3 als de bank
van zitrij 2 in verticale positie staat.
Plaats geen voorwerpen op de neergeklapte
rugleuning van zitrij 2.
Het stuurwiel verstellen
► Zorg dat het voertuig stilstaat en stel dan uw
stoel af in de beste positie.
► Ontgrendel het stuurwiel door de knop naar u toe
te trekken.
►
Pas de diepte van het stuurwiel aan en
vergrendel het daarna door de knop omlaag te
zetten.
Page 37 of 212

35
Ergonomie en comfort
3Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaand voertuig.
Spiegels
Buitenspiegels
Ze zijn verdeeld in twee zones:
A - Bovenste spiegel
B - Onderste spiegel
De spiegel zijn bolvormig om het beeld opzij te
vergroten. De objecten die u in de spiegel ziet zijn
dichterbij dan ze lijken. Houd daar rekening mee om
de afstand goed in te schatten.
De behuizing bevat de zijknipperlichten en de
antennes, afhankelijk van de beschikbare uitrusting
van het voertuig (GPS, GSM, radio enz.).
Elektrisch verstellen
Het contactslot staat in de stand MAR.
► Draai de knop om de spiegelzone te selecteren.
Buitenspiegel links:
A1 - Bovenste spiegel
B1 - Onderste spiegel
Buitenspiegel
rechts:
A2 - Bovenste spiegel
B2 - Onderste spiegel
►
Zet de knop dan in de richting van de gewenste
afstelling.
Elektrisch inklappen
► Druk op deze toets.
De spiegels verwarmen
► Druk op de toets van de
achterruitverwarming.
Binnenspiegel
Met de hendel aan de onderzijde kan de spiegel in 2
standen worden gezet. In de dagstand staat de hendel naar voren.
Trek de hendel naar u toe om de spiegel in de
nachtstand (antiverblinding) te zetten.
Binnenspiegel (elektrisch)
De binnenspiegel bevat een speciaal display met
informatie over het elektrische systeem. Het gaat
branden wanneer het contact wordt ingeschakeld en
wanneer het voertuig wordt opgeladen.
Druk op deze toets om het display tijdelijk uit
te schakelen.
Het display wordt automatisch ingeschakeld zodra u
het contact opnieuw aanzet.
Page 38 of 212

36
Ergonomie en comfort
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het Display in de achteruitkijkspiegel.
Verwarming en ventilatie
Advies
Het ventilatie- en airconditioningssysteem gebruiken
►
Let erop dat de uitstroomopening onder
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters, overige uitstroomopeningen en
ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven
voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar
het interieur.
►
Dek de zonnesensor op het dashboard niet
af; deze wordt gebruikt voor het regelen van het
automatische airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in goede staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer er een zware lading op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur wordt
gesleept, kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld, zodat de motor meer vermogen
heeft en meer sleepkracht biedt.
Rijd niet te lang met de ventilatie uitgeschakeld of terwijl de luchtrecirculatie in
het interieur langere tijd is ingeschakeld. Kans op
beslaan en verslechtering van de luchtkwaliteit!
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur
hoog is opgelopen, is het raadzaam om het
interieur even te ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg
is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed
wordt ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de airconditioning kan er water onder uit de
auto lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
We raden aan om een samengesteld
interieurfilter te gebruiken. Het speciale actieve
additief biedt bescherming tegen vervuilende
gassen en onaangename geuren.
►
V
oor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bevat gefluoreerde broeikasgas R134A. Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland kan het aircocircuit het broeikasgas
R134a bevatten.
Stop & Start De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als de
motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start-systeem.
Verwarming / handbediende
airconditioning
1. Airconditioning aan / uit (afhankelijk van de
uitvoering)
2. Regeling van de temperatuur
3. Regeling van de luchtstroom
4. Regeling van de luchtverdeling
5. Toevoer van buitenlucht / luchtrecirculatie
Page 39 of 212

37
Ergonomie en comfort
3Elektrische voertuigenVoor het verwarmen van het interieur moet
u het bedieningspaneel naast het stuurwiel
gebruiken.
Zie het hoofdstuk Verwarming (elektrisch) voor
meer informatie.
Airconditioning
De airconditioningsstand werkt alleen als de motor
draait.
De ventilator moet op minimaal 1 worden ingesteld.
►
Druk op de toets (
1) om het
airconditioningssysteem in of uit te schakelen (ter
bevestiging gaat het lampje aan of uit).
Temperatuur
► Draai de knop ( 2) om een stand tussen blauw
(koud) en rood (warm) te kiezen.
Luchtstroom
► Zet de knop ( 3) in de gewenste stand zodat er
voldoende lucht stroomt om het interieur comfortabel
te houden.
Als de knop voor de luchtstroom in de stand 0 staat (systeem uitgeschakeld), wordt het
thermisch comfort niet meer geregeld. Door de
rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de auto.
Luchtverdeling
Draai de knop in de gewenste stand om de
luchtstroom te verdelen naar:
de zijventilatieroosters en de middelste ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters, de middelste ventilatieroosters en de beenruimte,
de voetenruimte,
de voorruit, de beenruimte en de zijruiten,
de voorruit en de zijruiten.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan
van de voorruit en zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van uitlaatgassen)
af te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl de
airconditioning en de aanjager (stand 1 t/m 4)
zijn ingeschakeld, wordt de capaciteit van de
verwarming (knop temperatuurregeling naar rood) of
de airconditioning (knop temperatuurregeling naar
blauw) vergroot.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht
weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het
interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
► Stel deze stand in om de lucht in het
interieur te laten recirculeren.
► Stel deze stand in voor de toevoer van
buitenlucht naar het interieur.
Automatische airconditioning met centrale
regeling
1. Stand AUTO
2. Airconditioning uit
3. Volledig systeem uit
4. Regeling van de luchtverdeling
5. Regeling van de luchtstroom
6. Toevoer van buitenlucht / luchtrecirculatie
7. Snel ontdooien / ontwasemen
Elektrische voertuigen
Voor het verwarmen van het interieur moet
u het bedieningspaneel naast het stuurwiel
gebruiken.
Zie het hoofdstuk Verwarming (elektrisch) voor
meer informatie.
Stand AUTO
FULL AUTO inschakelen:
► Druk op de knop ( 1). Hiermee worden de functies
van het systeem ingeschakeld, wat wordt bevestigd
Page 40 of 212

38
Ergonomie en comfort
met FULL AUTO Dit is de normale stand van het
automatische airconditioningssysteem.
–
Met de ring om de knop
AUTO kunt u de
comforttemperatuur aanpassen op een schaal van: •
HI (hoog tot ≈32) tot
•
LO (laag tot ≈16).
Het systeem regelt de luchtverdeling, luchtstroom
en luchtinlaat zodat het comfort wordt ingesteld op
basis van de weergegeven schaal en er voldoende
lucht door het interieur wordt gerecirculeerd.
Aanpasbare stand AUTO
In de stand AUTO kunnen verschillende instellingen
worden gewijzigd: luchtverdeling, luchtstroom,
airconditioning en luchttoevoer/luchtrecirculatie.
Het display verandert van FULL AUTO naar AUTO.
►
Druk nog een keer op de toets (
1) om de volledig
automatische werking weer in te stellen. Het display
op het bedieningspaneel verandert van AUTO naar
FULL AUTO.
Als het systeem na handmatige aanpassingen
de geselecteerde gradatie niet kan vasthouden,
knippert dit en gaat AUTO uit. Druk op de knop (1 )
om terug te gaan naar de automatische instellingen.
Airconditioning uit
► Druk op de toets ( 2) om de functies van de
airconditioning uit te schakelen. Het sneeuwvlokje
op het display gaat uit.
Volledig uitschakelen
► Druk op de toets ( 3) om het systeem uit te
schakelen. Het lampje en het display gaan uit.
Temperatuur
De waarde kan worden ingesteld tussen:
– een maximale waarde van 32 in de stand
HI (High), waarbij de toegevoerde lucht wordt
opgewarmd.
–
een minimale waarde van 16 in de stand
LO (Low), waarbij de toegevoerde lucht wordt
afgekoeld.
Luchtverdeling
► Druk op een van de toetsen 4 om de luchtstroom
te verdelen naar:
de ventilatieopeningen voor de voorruit en zijruiten voorin (ramen ontwasemen
- ontdooien),
de middelste en zijventilatieopeningen (borst en gezicht),
de roosters in de zones voor en achter (voetruimte).
Door de toetsen te combineren kunt u de
luchtverdeling verder aanpassen.
Luchtstroom
► Druk op een van de toetsen ( 5) om de
luchttoevoer te verhogen of te verlagen.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de voorruit
en zijruiten beslaan.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van uitlaatgassen)
af te sluiten.
In deze stand kunt u de lucht in het interieur snel opwarmen of afkoelen.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht
weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het
interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
►
Druk op de toets (
6) om de luchtrecirculatie in het
interieur in te schakelen. Het controlelampje gaat
branden.
Wanneer u nog een keer op deze toets drukt,
wordt de invoer van buitenlucht weer ingesteld. Het
controlelampje gaat uit.
Wanneer u op de toets (1 ) drukt, wordt de
invoer van buitenlucht weer ingesteld.
Wanneer u teruggaat naar deze stand, wordt de
lucht in het voertuig ververst en worden de ruiten
ontwasemd. Druk nog een keer op de toets (1 )
om de functie FULL AUTO weer in te schakelen.
Verwarming (elektrisch)
Er wordt een thermostatisch bedieningspaneel
gebruikt om het interieur te verwarmen, naast de
standaardknoppen op de middenconsole.
Het bedieningspaneel bevindt zich naast het
stuurwiel, onder het bedieningspaneel voor MODE.