Page 153 of 308

151
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 cm van de sensoren.
Parkeerhulp
Deze functie detecteert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
voertuigen, bomen en slagbomen) die binnen
het detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze
zich in de dode hoek van het detectiebereik van
de sensoren bevinden. Dit systeem is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven.
Parkeerhulp achter
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
Grafische weergave
De grafische weergave is een aanvulling op het
geluidssignaal. Op het scherm worden blokken
weergegeven die het pictogram van de auto
steeds dichter naderen.
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een rijsnelheid van maximaal 10
km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat
met een ingeschakelde vooruitversnelling, als
er geen obstakel meer wordt gedetecteerd
of wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan
10
km/h.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via
de luidspreker (rechts of links) is te herkennen
aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het
obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter,
klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
6
Rijden
Page 154 of 308

152
Aan de hand van het geluid dat via
de luidspreker (voor of achter) wordt
weergegeven, is te herkennen of het
obstakel zich voor of achter de auto bevindt.
Uitschakelen/inschakelen
Het systeem kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto of via
de toets op het dashboard (afhankelijk van de
uitvoering).
Met/zonder audiosysteem
F Druk op deze toets; het lampje van de toets gaat branden om
te bevestigen dat de functie is
uitgeschakeld.
Met touchscreen
F Selecteer in het menu Rijden/Auto het tabblad " Rijfuncties"
en dan " Parkeerhulp ". De functie wordt automatisch
uitgeschakeld zodra een aanhanger wordt
aangekoppeld of een fietsendrager op de
trekhaak wordt gemonteerd (auto's met
een trekhaak die volgens de voorschriften
van de fabrikant is gemonteerd).
Storing
In het geval van een storing bij
inschakelen van de achteruitversnelling
gaat dit verklikkerlampje branden
op het instrumentenpaneel, in
combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
Let er bij slecht weer en in de winter altijd
op dat de sensoren niet met modder,
sneeuw of ijs bedekt zijn.
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de
sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.). Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30
cm van de sensoren.
Top Rear Vision-camera
Bij een draaiende motor kunnen met dit
systeem twee weergaven van de directe
omgeving van de auto worden weergegeven op
het touchscreen met behulp van één camera
a c h t e r.
Rijden
Page 155 of 308

153
Het scherm wordt in twee vensters opgedeeld:
links wordt de omgeving weergegeven zoals die
door de camera('s) wordt geregistreerd en rechts
wordt een samengesteld beeld van bovenaf van
de directe omgeving van de auto weergegeven.
De informatie van de parkeerhulpsensoren wordt
ook weergegeven op het beeld van bovenaf van
de auto.
In het venster links kan de omgeving op
verschillende manieren worden weergegeven:
-
standaardweergave,
-
180°-weergave,
-
i
ngezoomde weergave. Standaard is de stand AUTO geactiveerd.
In deze stand kiest het systeem de beste
weergave (standaard of ingezoomd) afhankelijk
van de informatie die door de parkeerhulp
wordt doorgegeven.
U kunt tijdens het manoeuvreren op elk
gewenst moment de weergave wijzigen.
Werkingsprincipe
Dit systeem registreert tijdens het
manoeuvreren bij lage snelheid met de
achteruitrijcamera de omgeving van de auto. Vanaf de bovenkant van uw auto wordt er,
in realtime en ter wijl de manoeuvre wordt
uitgevoerd, een beeld van de directe omgeving
gereconstrueerd (weergegeven tussen de
blauwe haakjes).
Deze weergave maakt het recht inparkeren
gemakkelijker en biedt de mogelijkheid de
obstakels in de buurt van de auto te zien.
Dit beeld verdwijnt automatisch als de auto
langere tijd stilstaat.
Dit systeem dient ter ondersteuning van
de bestuurder die zelf echter altijd attent
moet blijven.
De door de camera getoonde beelden
kunnen door het reliëf worden ver vormd.
Bij zonnig weer of onvoldoende
omgevingslicht kunnen er schaduwzones
ontstaan; het beeld is dan donkerder en
minder contrastrijk.
6
Rijden
Page 156 of 308

154
Activeren
Het systeem wordt autmatisch geactiveerd bij
ingeschakelde achteruitversnelling met een
rijsnelheid lager dan 10 km/h.
Wanneer het submenu wordt weergegeven,
kunt u een van de vier beeldopties kiezen:
De functie wordt uitgeschakeld:
- Z odra een aanhanger wordt aangekoppeld
of een fietsendrager op de trekhaak wordt
gemonteerd (auto's met een trekhaak die
volgens de voorschriften van de fabrikant is
gemonteerd).
-
A
ls de snelheid hoger wordt dan ongeveer
10
km/h.
-
A
ls de achterklep wordt geopend.
-
A
ls uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld wordt dan nog
7
seconden weergegeven).
-
A
ls op het rode kruis in de linkerbovenhoek
van het touchscreen wordt gedrukt.
Door op deze zone te drukken kunt u op elk
gewenst moment de weergavemodus kiezen.
"Standaardbeeld".
"180°-beeld".
"Ingezoomd beeld".
" M o dus AUTO ". Controleer regelmatig of de lens van de
camera nog goed schoon is.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
Modus AUTO
Deze modus is standaard geactiveerd. Als een obstakel wordt genaderd op het niveau
van de rode lijn (minder dan 30
c
m), wordt dankzij
de sensoren in de achterbumper automatisch
overgeschakeld van de weergave van de
omgeving achter de auto naar de weergave van
het beeld van bovenaf van de auto.
Standaardbeeld
Het gebied achter de auto wordt weergegeven
op het scherm.
De blauwe lijnen geven de breedte van de auto
weer met uitgeklapte spiegels; ze verplaatsen
zich afhankelijk van de stand van het stuur wiel.
De rode lijn geeft een afstand van 30
cm
achter de achterbumper weer; de twee blauwe
lijnen een afstand van 1 en 2
meter achter de
achterbumper.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
Rijden
Page 157 of 308

155
Ingezoomd beeld
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u met de
buitenspiegels de zijkanten van de auto in
de gaten houden.
De parkeerhulp achter geeft bovendien
extra informatie over de omgeving van de
auto.
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de achterzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
180°- beeld
Snelstartmodus
Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren:
het detecteert een parkeerplek en neemt
ver volgens het sturen van u over bij het
inparkeren.
Met een handgeschakelde versnellingsbak
bedient de bestuurder het gaspedaal,
het rempedaal, de versnellingsbak en de
koppeling.
Bij een automatische transmissie bedient de
bestuurder het gaspedaal, het rempedaal en de
koppeling.
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de
gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A
, centraal
B en rechts C .
Deze weergave is alleen beschikbaar door
deze te selecteren in het menu voor het
veranderen van de weergave. Met de snelstartmodus kan zo snel mogelijk de
omgeving van de auto (linker gedeelte) en de
bovenzijde van de auto worden weergegeven.
Een melding (in het Engels) geeft aan dat u
de omgeving van de auto moet controleren
voordat u de manoeuvre uitvoert.
6
Rijden
Page 158 of 308

156
De bestuurder kan op elk gewenst moment het
stuur zelf weer overnemen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
De bestuurder moet er voor zorgen dat hij
de auto tijdens de gehele manoeuvre onder
controle heeft en de auto geen obstakels kan
raken.
Onder bepaalde omstandigheden detecteren
de sensoren mogelijk geen kleine obstakels
die zich in hun dode hoeken bevinden.
De functie Park Assist werkt niet als de
motor is afgezet.C.
Haaks inparkeren.
Tijdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen en steek niet uw
handen tussen de spaken van het
stuurwiel.
Let op voor werpen die het draaien van het
stuurwiel kunnen hinderen (wijde kleding,
sjaal, das enz.) – Kans op letsel!
Als Park Assist actief is, wordt voorkomen
dat Stop & Start naar de STOP-stand gaat.
In de STOP-stand wordt bij het activeren
van de Park Assist de motor weer gestart.
De Park Assist kan maximaal 4
parkeercycli achter elkaar uitvoeren.
Na deze 4 cycli wordt de functie
gedeactiveerd. Als u vindt dat uw auto op
dat moment niet goed geparkeerd staat,
moet u zelf het stuur weer ter hand nemen
om de manoeuvre te voltooien.
Tijdens het in- en uitparkeren informeert
het systeem de bestuurder met beelden op
het scherm en geluidssignalen, zodat hij
erop kan toezien dat de manoeuvres veilig
worden uitgevoerd. Bij het parkeren kan het
noodzakelijk zijn dat u enkele keren vooruit en
achteruit moet steken.
Het Park Assist-systeem assisteert u bij de
volgende manoeuvres:
B.Uitparkeren na fileparkeren. Het verloop van de manoeuvres en de
rijinstructies worden op het touchscreen
weergegeven.
De assistentie is geactiveerd:
als dit pictogram wordt
weergegeven in combinatie
met een maximumsnelheid,
geeft dit aan dat het sturen
wordt overgenomen door het
systeem: raak het stuur wiel
niet aan.
De assistentie is
gedeactiveerd: als dit
pictogram wordt weergegeven,
geeft dit aan dat het sturen niet
meer door het systeem wordt
uitgevoerd: u moet het stuur
zelf weer ter hand nemen.
Controleer altijd de directe omgeving
van uw auto voordat u met een
parkeermanoeuvre begint.
A.
Fileparkeren.
Rijden
Page 159 of 308

157
De functie parkeerhulp is niet beschikbaar
tijdens de meting van de beschikbare
ruimte. Na deze meting waarschuwt
de functie u tijdens de manoeuvre
als uw auto een obstakel nadert: het
geluidssignaal klinkt ononderbroken als
de ruimte tussen de auto en het obstakel
minder dan 30 cm bedraagt.
Als u de functie parkeerhulp hebt
gedeactiveerd, wordt deze automatisch
weer geactiveerd bij de geassisteerde
manoeuvres.
Als de Park Assist is ingeschakeld, is de
dodehoekbewaking niet actief.
Werking
Hulp bij fileparkeren
F Als u wilt parkeren: selecteer " Park
Assist " in het tabblad " Rijfuncties" van
het touchscreen Rijden/Auto menu om de
functie in te schakelen. F
R
ijd niet sneller dan 20 km/h en
selecteer " Inparkeren " op het
touchscreen.
Bij het fileparkeren herkent het systeem
geen parkeer vakken die aanzienlijk korter
of langer zijn dan de auto. F
R
ijd langzaam en volg de instructies tot het
systeem een vrij parkeer vak vindt.
F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan de
zijde van het gekozen parkeer vak om de
meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij
voor dat u een afstand van 0.5 tot 1.5 meter
tussen de geparkeerde auto's en uw auto
aanhoudt.
F
R
ijd langzaam vooruit tot er in
combinatie met een geluidssignaal een
melding verschijnt die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
6
Rijden
Page 160 of 308

158
F Schakel de achteruitversnelling in, laat het stuur wiel los en laat de auto rijden met een
snelheid van maximaal 7
km/h.
F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is nu
begonnen.
Rijd niet sneller dan 7
km/h voor of achteruit
en volg de waarschuwingen van de
"Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de
manoeuvre is voltooid. Het einde van de manoeuvre wordt bevestigd
met een melding en een geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Hulp bij uitparkeren na
fileparkeren
F Start als u vanuit een fileparkeer vak wilt
wegrijden eerst de motor.
F
Sel
ecteer " Park Assist " in het tabblad
" Rijfuncties " van het touchscreen Rijden/
Auto menu om de functie in te schakelen.
F
D
ruk op "Uitparkeren " op het
touchscreen. F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig. Rijd niet sneller dan 5
km/h vooruit of
achteruit en volg de waarschuwingen van
de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat
de manoeuvre is voltooid.
F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan de zijde
van de rijbaan.
F
S
chakel de achteruit- of vooruitversnelling
in en laat het stuur wiel los.
Rijden