193
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepsop of een
pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (kans op ernstige
brandwonden).
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties. LED's (light-emitting diodes)
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Verlichting vóór
* LED: light emitting diode. 1.
Dagrijverlichting/parkeerlichten (W21/5W
of LED)*.
2. Richtingaanwijzer (PY21W).
3. Dimlicht (H7).
4. Grootlicht (H7).
5. Mistlampen (H8).
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel 1 en de dop 5 vast.
F
D
raai de overige wielbouten vast met alleen
de wielsleutel 1 .
F
B
erg de gereedschappen op in de
gereedschapskist of in het rechter
compartiment (afhankelijk van de
uitvoering).
F
L
aat de auto weer volledig zakken.
F
V
ouw de krik 2 op en ver wijder deze.
8
Storingen verhelpen