Page 81 of 308
79
Inschakelen
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Als het buiten donker is, gaat de verlichting
van de middenconsole en het panoramadak
(indien aanwezig) automatisch branden als de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
3
Ergonomie en comfort
Page 82 of 308

80
Lichtschakelaar
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het inschakelen van de verlichting.
Als één of meer lampen defect zijn, geeft
een melding aan dat u de betreffende
lampen moet controleren.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de dimlichten worden gewijzigd
om te voorkomen dat tegemoetkomend
verkeer wordt verblind. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Hoofdverlichting
Selecteren van de stand
van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste
stand tegenover het merkteken te zetten.
Automatische verlichting/
dagrijverlichting.
Alleen parkeerlichten.
Dimlicht of grootlicht.
Dim-/grootlicht
In de stand "AUTO" en wanneer de
parkeerlichten zijn ingeschakeld, kan de
bestuurder een grootlichtsignaal geven door de
hendel naar zich toe te trekken.
Weergave
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Mistverlichting
Mistachterlicht
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
Het mistachterlicht werkt als het
parkeerlicht of het dimlicht is
ingeschakeld.
F
D
raai de ring naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (stand " AUTO"), blijven het
mistachterlicht en het dimlicht branden.
F
D
raai de ring naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen.
Verlichting en zicht
Page 83 of 308

81
Mistlichten vóór en
mistachterlicht
De mistverlichting werkt als de
parkeerlichten of dimlichten zijn
ingeschakeld (handmatig of in de
stand AUTO).Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik van
de mistlampen vóór en het mistachterlicht
niet toegestaan. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend
voor medeweggebruikers. Gebruik de
mistlampen vóór en het mistachterlicht
uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u
de mistlampen en het dimlicht handmatig
in te schakelen, omdat de lichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen vóór en het
mistachterlicht uit te zetten zodra ze niet
meer nodig zijn.
Uitschakelen van de verlichting bij het
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve als de
automatische "follow me home"-verlichting
is geactiveerd. Inschakelen van de verlichting na het
afzetten van het contact
Zet de ring op "
AUTO" en ver volgens op
de gewenste stand om de lichtschakelaar
weer te activeren.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
e c o - m o d e).
Richtingaanwijzers
F Links: duw de hendel omlaag, voorbij het zware punt.
F
R
echts: duw de hendel omhoog, voorbij het
zware punt.
Draai aan de ring.
F
é
én stand naar voren om de mistlampen
vóór in te schakelen,
F
e
en tweede maal naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.
F
e
enmaal naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen,
F
n
ogmaals naar achteren om de mistlampen
vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch (stand " AUTO")
wordt uitgeschakeld of als het dimlicht
handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de
mistverlichting en de parkeerlichten branden.
F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen;
de parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld.
4
Verlichting en zicht
Page 84 of 308

82
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze voorbij het zware
punt te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Automatische verlichting
Wanneer de ring op de stand " AUTO" staat
en door een zonlichtsensor onvoldoende
omgevingslicht wordt gedetecteerd, worden
de kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht
en het dimlicht automatisch ingeschakeld
zonder een handeling van de bestuurder. De
verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en/of een melding.
Neem contact op met een CITROËN-
dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in het
midden aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen; de
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dagrijverlichting/
parkeerlichten
De leds worden bij dagrijverlichting lichter.
De verlichting voor en achter wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
-
D
agrijverlichting (lichtschakelaar in de
stand " AUTO" als er voldoende licht in de
omgeving is). -
P
arkeerlicht (lichtschakelaar in de stand
" AUTO " als er weinig licht in de omgeving is
of in de stand "alleen parkeerlicht" of "dim-/
grootlicht").
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
F
V
olgens uitvoering: duw de lichtschakelaar
binnen één minuut na het afzetten van
het contact omhoog of omlaag om de
parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van
de weg parkeren: lichtschakelaar omlaag
duwen; parkeerlichten links gaan branden).
Verlichting en zicht
Page 85 of 308

83
Het inschakelen wordt bevestigd door
een geluidssignaal en het branden van
het controlelampje van de desbetreffende
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
Follow me home-
verlichting
Automatisch
Als de functie "Automatisch inschakelen van de
koplampen" is ingeschakeld (lichtschakelaar
in de stand AUTO), schakelt bij gering
omgevingslicht het dimlicht automatisch in
zodra u het contact uitschakelt.
U kunt de functie in- en uitschakelen en de
tijdsduur van de follow me home-verlichting
instellen via het configuratiemenu van de auto.
Handmatig
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Inschakelen
F
G
eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
Uitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische
instapverlichting buitenzijde
Als de functie "automatische verlichting" is
geactiveerd, gaan bij een geringe lichtsterkte
van de omgeving na het ontgrendelen van
de auto de parkeerlichten en het dimlicht
automatisch branden.
Het in- en uitschakelen en de duur van het
branden van de instapverlichting kunnen
worden ingesteld via het configuratiemenu van
de auto.
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijcondities met behulp
van een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht,
het verkeer en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
4
Verlichting en zicht
Page 86 of 308

84
Inschakelen/uitschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand " AUTO".
Zolang deze functie is uitgeschakeld, schakelt
de verlichting over op de stand "automatische
verlichting":
De systeemstatus blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Werking
F Selecteer in het menu Auto/Rijden het tabblad
"Rijfuncties " en daarna
" Automat. aan/uit grootlicht ".
Als de omgeving voldoende is verlicht en/
of als de verkeerssituatie het gebruik van het
grootlicht niet toelaat: -
d
e dimlichten blijven
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
verklikkerlampje branden.
-
h
et grootlicht wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
verklikkerlampjes branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat: Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist signaleert.
Zodra de auto de mistbank uit rijdt, wordt de
functie automatisch weer ingeschakeld.
Dit verklikkerlampje gaat uit als de
functie wordt uitgeschakeld.
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
F
G
eef een lichtsignaal om de werking
van de functie te onderbreken; het
verlichtingssysteem wordt overgeschakeld
op de stand "automatische verlichting":
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Dimlicht" groen brandden, zal het
systeem overschakelen op het grootlicht,
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Grootlicht" blauw brandden, zal het
systeem overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
Onderbreken
Verlichting en zicht
Page 87 of 308

85
Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
b
ij slecht zicht (sneeuw, zware
regenval enz.),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of afgedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
A
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit
als het dichte mist signaleert.
Het systeem signaleert geen:
-
w
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-
v
oertuigen waar van de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
-
v
oertuigen die zich aan de top of de
voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden.
Koplampen verstellen
Verstel de koplampen afhankelijk van de
belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0. Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier.
1. Bestuurder + voorpassagier +
achterpassagiers + maximaal toegestane
belading. Stand 0 is de basisinstelling.
Statische bochtverlichting
Deze functie (indien aanwezig) zorgt er voor
dat tijdens het rijden met dim- of grootlicht
de mistlamp vóór wordt ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40
km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
rondom de camera beslagen worden. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig
ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op
het dak liggen, omdat de detectiecamera
erdoor kan worden afgedekt.
2.
Alleen bestuurder + maximaal toegestane
belading.
4
Verlichting en zicht
Page 88 of 308

86
Met statische bochtverlichting
Inschakelen
De bochtverlichting wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
Uitschakelen
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van
de auto.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Zonder audiosysteem
F In het menu " VERLICHTING" op het display van
het instrumentenpaneel, inschakelen/uitschakelen
" MEEDR KOPL " (meedraaiende koplampen).
Met audiosysteem
F Activeer of deactiveer in het
menu " Persoonlijke instelling
– configuratie " de functie
" Bochtverlichting ".
Op het touchscreen
F Selecteer in het Rijden/
Auto menu het tabblad
" Voertuiginstellingen " en
dan " Verlichting " en activeer/
deactiveer " Bochtverlichting ".
Ruitenwissers
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het
gebied rondom de ruitenwisserarmen en
-bladen en van de voorruitrand alvorens
de ruitenwissers in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Zonder statische bochtverlichting
Verlichting en zicht