Page 185 of 308
183
Na het vullen
F Voer de handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reser voir leeg is geraakt ,
dient u ongeveer 5
minuten te wachten
voordat u het contact weer aanzet, zonder
het bestuurderspor tier te openen, de
auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van
het Keyless entr y en star t-systeem in
het interieur te houden .
Zet ver volgens het contact aan en start na
10
seconden wachten de motor.
7
Praktische informatie
Page 186 of 308

184
Brandstoftank leeg
(diesel)
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval
van een lege brandstoftank noodzakelijk om
het brandstofsysteem te ontluchten.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan
uw startpoging en herhaal de procedure.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de tankbeveiliging
(diesel) .
BlueHDi-motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de handelingen 10 keer.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
Overige HDi-motoren
(behalve uitvoeringen met een BlueHDi- motor)
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap. F
B
edien de handopvoerpomp totdat u
weerstand voelt (de eerste keer indrukken
kan zwaar zijn).
F
B
edien de startmotor om de motor te starten
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan
ongeveer 15 seconden en start de motor
opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en ver volgens de startmotor opnieuw.
F
P
laats de sierkap terug en klem deze vast.
F
S
luit de motorkap.
Bandenreparatieset
Scan de QR-code op pagina 3 om
instructievideo's te bekijken.De bandenreparatieset bestaat uit een
compressor en een flacon met afdichtmiddel.
Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren
,
zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt
bereiken.
Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke
banden worden gerepareerd, als het lek zich in
het loopvlak of de hiel van de band bevindt.
De compressor kan uitsluitend worden
aangesloten op de 12V-aansluiting achter
in de auto.
De compressor mag niet worden
aangesloten op de andere
12V-aansluitingen voorin en in de
bagageruimte.
Bandenspanningscontrole
Het verklikkerlampje voor te lage
bandenspanning zal na het repareren van
een wiel blijven branden tot het systeem
is gereset.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het bandenspan
-n
ingscontrolesysteem
.
F
M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
Storingen verhelpen
Page 187 of 308

185
Reparatiemethode
F Parkeer het voertuig zonder het verkeer te belemmeren en trek de parkeerrem aan.
F
V
olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
dragen van een reflecterend veiligheidsvest,
enz.) met betrekking tot de regels die gelden
in het land waar u zich bevindt.
F
Z
et het contact af.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
Toegang tot de set
Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
Beschikbaar gereedschap
1. Bandenreparatieset.
De compressor bevat een patroon met
afdichtingsproduct voor het tijdelijk
repareren van een band en kan ook
gebruikt worden voor het aanpassen van
de bandenspanning.
2. Dop voor de slotbouten (in het
dashboardkastje of gereedschapskist)
(afhankelijk van de uitvoering).
Hiermee kunt u met behulp van de
wielsleutel de speciale slotbouten
verwijderen.
3. Afneembaar sleepoog.
4. Platte schroevendraaier.
Biedt de mogelijkheid om de afdekkap
op de voor- of achterbumper te openen
om het ver wijderbare sleepoog 3 erin te
draaien.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het slepen van de auto
en het gebruik van het afneembare sleepoog.
Samenstelling van de set
1. 12V-compressor, met geïntegreerde
manometer.
2. Flacon met afdichtmiddel, en ingebouwde
slang.
3. Sticker met snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar
te herinneren aan het feit dat de band
tijdelijk is gerepareerd.
Rijd na het repareren van een band met
de bandenreparatieset niet sneller dan
80
km/h.
8
Storingen verhelpen
Page 188 of 308

186
Ver wijder niet het voor werp dat de
lekkage heeft veroorzaakt uit de band.F
C
ontroleer of de schakelaar van de
compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
F
S
luit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel.
F
K
eer de flacon met afdichtmiddel om en
bevestig deze aan de desbetreffende
uitsparing van de compressor. F
H
aal het dopje van het ventiel van de lekke
band en bewaar het op een schone plaats.
F S luit de slang van de flacon met
afdichtmiddel aan op het ventiel van de
lekke band en zet hem stevig vast. De sticker met snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar
te herinneren aan het feit dat de band
tijdelijk is gerepareerd.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
Be
vestig de sticker met
snelheidslimiet. Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
Storingen verhelpen
Page 189 of 308

187
F Zet het contact aan.
Bandenspanning
controleren/aanpassen
U kunt altijd de compressor, zonder
inspuiting van het afdichtmiddel, gebruiken
om de bandenspanning te controleren of
de banden op spanning te brengen.
F
V
er wijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
F
S
luit de slang aan op het ventiel en zet hem
stevig vast.
F
A
ctiveer de compressor door de
schakelaar in de stand " l" te zetten tot de
bandenspanning 2,0
bar bedraagt. Het
afdichtmiddel wordt onder druk in de band
gespoten; maak de slang niet los van het
ventiel tijdens deze handeling (kans op
spatten).
Als na ongeveer 7
minuten de druk niet
2
bar is, is de band niet te repareren;
neem contact op met een CITROËN-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats
om u verder te helpen.
F
Z
et de schakelaar in de stand " O".
F
O
ntkoppel de stekker van de compressor
van de 12V-aansluiting in de auto.
F
P
laats de dop terug op het ventiel.
F
V
erwijder de set. F
V
er wijder de flacon met afdichtmiddel en
berg deze op.
Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
is op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij een CITROËN-dealer of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats een
nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen. Rijd na het repareren van een band met
de bandenreparatieset niet sneller dan
80
km/h.
F
M
aak direct een rit van ongeveer vijf
kilometer met matige snelheid (tussen 20
en 60
km/h), zodat het afdichtmiddel het lek
kan dichten.
F
Z
et de auto stil, controleer de reparatie en
meet de bandenspanning met de set.
8
Storingen verhelpen
Page 190 of 308

188
F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
Z
et het contact aan.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven. F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I" te zetten en breng
de band op de spanning die is aangegeven
op de bandenspanningssticker van de
auto. Om de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte knop op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel.
Als na 7
minuten de druk niet 2 bar is, is
de band niet te repareren; neem contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder
te helpen.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is bereikt,
de schakelaar in de stand " O".
F
V
erwijder de set en berg hem op.Rijd met een gerepareerde band niet meer
dan 200
km; neem contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om de band te ver vangen.
Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het bandenspan
nings
-c
ontrolesysteem .
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
instructievideo's te bekijken.
In het geval van een lekke band kunt u het wiel
met het bij de auto geleverde gereedschap
verwisselen volgens de onderstaande
procedure.
Storingen verhelpen
Page 191 of 308

189
Beschikbaar gereedschap
1.Wielsleutel.
Het verwijderen van de wielbouten.
2. Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3. Gereedschap voor het ver wijderen van
sierdoppen van wielbouten.
Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen de
naafdoppen worden verwijderd.
4. Afneembaar sleepoog.
5. Dop voor de slotbouten (in het
dashboardkastje of gereedschapskist)
(afhankelijk van het verkoopland).
Hiermee kunt u met behulp van de
wielsleutel de speciale slotbouten
verwijderen. 6.
Platte schroevendraaier
Biedt de mogelijkheid om de afdekkap
op de voor- of achterbumper te openen
om het verwijderbare sleepoog 4 erin te
draaien.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over slepen .
Deze gereedschappen zijn specifiek voor
uw auto en kunnen, afhankelijk van de
uitvoering van uw auto, verschillen.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met een
beschadigde of lekke band.
Gebruik niet een andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de
originele krik, neem dan contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, om de door de fabrikant
voorgeschreven krik aan te schaffen.
De krik voldoet aan de Europese
regelgeving zoals deze is vastgelegd in de
Richtlijn 2006/42/EG over machines.
De krik is onderhoudsvrij.
Toegang tot het gereedschap
Het gereedschap bevinden zich in de bagageruimte.
Afhankelijk van de uitvoering bevinden deze zich
onder de vloer of achter het ver wijderbare rooster van
het rechter compartiment.
Toegang:
F
o
pen de achterklep,
F
t
il, afhankelijk van de uitvoering, de vloerplaat
omhoog met de greep, ver wijder deze en
verwijder de bekleding
F
o
f open het ver wijderbare rooster aan de
rechterkant door aan de bovenkant eraan te
trekken.
8
Storingen verhelpen
Page 192 of 308

190
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel eruit halen
Het reser vewiel bevindt zich onder de vloer van
de bagageruimte.
F
M
aak de klem los en ver wijder de
gereedschapskist of verwijder de
polystyreen afdekkap (afhankelijk van de
uitvoering).
F
D
raai de centrale moer los. F
V
erwijder het bevestigingssysteem (moer en
bout).
F
T
il het reser vewiel aan de achterzijde op en
trek het naar u toe.
F
H
aal het wiel uit de bagageruimte.
Terugplaatsen van het wiel
F Leg het wiel in de reser vewielbak.
F
D raai de moer op de bout een aantal
omwentelingen los. Als er geen wiel in de reser vewielbak ligt,
kan het bevestigingssysteem (moer en
bout) niet teruggeplaatst worden.
Verwijderen van het wiel
* stand
P bij de automatische transmissie
Parkeren van de auto
Zet de auto stil op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
er voor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan, zet het contact af
en schakel de eerste versnelling in (*) om
de wielen te blokkeren.
Controleer of het verklikkerlampje van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent brandt.
Zorg er voor dat de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plek bevinden.
Zorg er voor dat de krik goed op één van
de daar voor bestemde krikpunten wordt
gezet.
Als de krik verkeerd wordt gebruikt, wordt
de auto niet voldoende ondersteund en
kan deze eraf vallen.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok.
F
P
laats het bevestigingssysteem (moer en
bout) op het midden van het wiel.
F
D
raai de centrale moer vast om het wiel
goed vast te zetten.
F
K
lem de gereedschapskist terug op zijn
plaats of plaats de polystyreen afdekplaat
terug (afhankelijk van de uitvoering).
Storingen verhelpen