Page 57 of 308

55
F Houd het voorste deel van de schakelaar A ingedrukt, zonder het zware punt te
passeren; het zonnescherm sluit en stopt
als u de schakelaar loslaat.
Antiklemvoorziening
Als het zonnescherm tijdens het sluiten op een
obstakel stuit, wordt de beweging automatisch
omgekeerd.
Resetten
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de
accu, bij een storing van het zonnescherm of
bij het schokkerig bewegen er van, moet het
scherm worden gereset:
F
d
ruk op het achterste deel van de
schakelaar A tot het scherm volledig is
geopend,
F
h
oud het achterste deel van de schakelaar
A gedurende ten minste 3
seconden
ingedrukt.
Als tijdens het gelijktijdig sluiten van
het schuifdak en het zonnescherm, het
zonnescherm het dak dreigt in te halen,
houdt het scherm op te bewegen tot het
schuifdak volledig is gesloten. Laat, zelfs als u de auto slechts voor een
korte tijd verlaat, de elektronische sleutel
nooit in de auto achter.
Als er iets klem komt te zitten tijdens
de bediening van het schuifdak of het
zonnescherm, moet u de beweging er van
omdraaien door op de desbetreffende
schakelaar te drukken.
De bestuurder moet zich er van
vergewissen dat de passagiers het
schuifdak en het zonnescherm correct
bedienen.
Let vooral op kinderen tijdens het
bedienen van het schuifdak of het
zonnescherm.
Elektrisch bedienbare ruiten
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
van de elektrisch
bedienbare ruiten vóór
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de
ruit volledig. Druk opnieuw op de schakelaar
om het openen of sluiten te stoppen.
Druk opnieuw op de schakelaar om het
openen of sluiten te stoppen.
Na die tijd kunnen de ruiten niet meer
worden bediend. Zet het contact aan om
de ruiten weer te kunnen bedienen.
1. Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
3. Rechtsachter (afhankelijk van de
uitvoering). 4.
Linksachter (afhankelijk van de uitvoering).
5. Uitschakelen van de bedieningsknoppen
van de elektrische achterruiten (afhankelijk
van de uitvoering).
2
Toegang tot de auto
Page 58 of 308

56
Antiklemvoorziening van de
elektrisch bedienbare ruiten vóór
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet automatisch wil sluiten, druk
dan op de schakelaar om de ruit helemaal
te openen en trek ver volgens de schakelaar
omhoog tot de ruit volledig is gesloten. Houd
de schakelaar na het sluiten nog ongeveer
1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Blokkering van de
ruitbediening achterin
(afhankelijk van de uitvoering)
Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op
de schakelaar 5 om de ruitbediening achterin,
ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.
Als het lampje brandt, zijn de bedieningsknoppen
achterin geblokkeerd. Wanneer het lampje uit is,
kunnen de ruitbedieningsschakelaars achterin
worden bediend.
Resetten van de
ruitbediening vóór
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
antiklemvoorziening worden gereset.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld:
-
l
aat de ruit volledig zakken en weer volledig
omhoog gaan. De ruit zal bij iedere druk op
de knop een paar centimeter hoger komen.
Herhaal deze procedure totdat de ruit
volledig dicht is,
-
e
n houd de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vast.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
mee.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze er van
verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Let er goed op dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruiten niet kunnen
bezeren.
Toegang tot de auto
Page 59 of 308
57
Vo or stoelen
Voer het verstellen van
de bestuurdersstoel uit
veiligheidsoverwegingen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Juiste zitpositie
Stel alvorens te gaan rijden en om te profiteren
van de ergonomie van de cockpit uw zitpositie
af in de volgende volgorde:
-
d
e hoogte van de hoofdsteun,
-
d
e hoek van de rugleuning,
-
d
e hoogte van de zitting van de stoel,
-
d
e positie in lengterichting van de stoel,
-
d
e hoogte en diepte van het stuur wiel,
-
d
e buitenspiegels en binnenspiegel.
Controleer ver volgens of u vanuit uw
zitpositie een goed zicht hebt op het
instrumentenpaneel.
Instellingen
Lengterichting
F Trek de beugel A omhoog en schuif de stoel in de gewenste stand.
Hoek rugleuning
bestuurdersstoel
F Draai aan de knop B om de rugleuning te verstellen.
3
Ergonomie en comfort
Page 60 of 308

58
Hoogte
(alleen bestuurdersstoel)
F Trek de hendel C omhoog of duw hem omlaag tot de gewenste stand van de
hoogteverstelling van de stoel bereikt is.
Hoek rugleuning passagiersstoel
F Draai aan knop B of trek aan B om de rugleuning te verstellen.
Laat de hendel los zodra de rugleuning in de
gewenste stand staat.
Houd tijdens het instellen de rugleuning
tegen met uw rug of hand om te
voorkomen dat de rugleuning plotseling
naar voren kantelt en u raakt wanneer u
de hendel beweegt.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de
stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de
stoel als grote voor werpen op de vloer
achter de stoel zijn geplaatst.
Tafelstand rugleuning
passagiersstoel
Controleer of er geen voor werpen boven
of onder de stoel de beweging van de
stoel kunnen hinderen.
F
Z
et de hoofdsteunen in de lage stand.
F
T
rek de hendel B op de achter naar voren
en kantel de rugleuning naar voren.
Om de stoel in de normale stand terug te zetten
beweegt u de rugleuning naar achteren tot hij in
zijn oorspronkelijke stand staat.
Met de rugleuning en de achterbank
neergeklapt kunt u lange voor werpen
vervoeren.
Ergonomie en comfort
Page 61 of 308

59
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de stoel
niet wordt verhinderd door personen of
voorwerpen.
Als de rugleuning van de voorpassagiersstoel
is neergeklapt, mag uitsluitend de buitenste
zitplaats achter de bestuurder door een
passagier worden gebruikt.
Plaats geen harde, zware of scherpe
voor werpen in het midden van de rugleuning
om te voorkomen dat de bekleding aan de
achterkant van de rugleuning wordt beschadigd.
Bij een noodstop of een aanrijding kunnen op de
neergeklapte rugleuning geplaatste voorwerpen
veranderen in gevaarlijke projectielen.
Hoofdsteunen vóór
Hoogteverstelling
De juiste stand van de hoofdsteun is als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Een hoofdsteun verwijderen
F Beweeg de hoofdsteun omhoog tot tegen de aanslag.
F
D
ruk ver volgens de pal A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en beweeg hem helemaal omhoog.
F
B
erg de hoofdsteun veilig op.
Een hoofdsteun aanbrengen
F Steek de pennen van de hoofdsteun in de geleiders van de desbetreffende rugleuning.
F
D
uw de hoofdsteun omlaag tot tegen de
aanslag.
F
D
ruk de blokkeerpal A in en duw de
hoofdsteun omlaag.
F
S
tel de hoogte van de hoofdsteun af.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
ver wijderd. Deze moeten zijn aangebracht
en correct zijn afgesteld voor de
desbetreffende inzittende.
Stoelverwarming
Omhoog:
F t rek de hoofdsteun omhoog tot de
gewenste hoogte; een klik geeft aan dat de
hoofdsteun is vergrendeld.
Omlaag:
F
d
ruk de pal A in en duw de hoofdsteun
omlaag tot de gewenste positie.
3
Ergonomie en comfort
Page 62 of 308

60
F Bij draaiende motor kunt u met de draaiknop de stoelver warming inschakelen en een
verwarmingsstand selecteren:
0 : Uit.
1 : Laag.
2 : Gemiddeld.
3 : Hoog.
De voorstoelen kunnen onafhankelijk van
elkaar worden ver warmd.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Zet de stoelver warming zo snel mogelijk
in een lagere stand.
U kunt de functie uitschakelen zodra
de temperatuur van de stoelen en
in het interieur op een aangenaam
niveau is gekomen. Dit vermindert
het stroomverbruik waardoor ook het
brandstofverbruik lager wordt. Langdurig gebruik in de hoogste instelling
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen van wie de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.)
kunnen brandwonden oplopen.
Het systeem kan over verhit raken als
materiaal met isolerende eigenschappen
zoals kussens of stoelhoezen wordt
gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al
s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om beschadiging van het
verwarmingselement in de stoel te
voorkomen:
-
p
laats geen zware voor werpen op de
stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van kortsluiting:
-
g
ebruik geen vloeibare producten om
de stoel te reinigen,
-
g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.Achterbank
Achterbank met vaste zitting of op rails
(afhankelijk van de uitvoering) en een in twee
delen (2/3 -1/3) neerklapbare rugleuning
waarmee de bagageruimte kan worden
vergroot.
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben twee standen:
- de hoge stand (gebruiksstand), als de zitplaats bezet
is:
F
b
eweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag.
-
de lage stand (opgeborgen stand), als de zitplaats niet
bezet is:
F
d
ruk de pal A in om de hoofdsteun te ontgrendelen
en duw de hoofdsteun zo ver mogelijk omlaag.
De hoofdsteunen achter kunnen worden
verwijderd.
Ergonomie en comfort
Page 63 of 308

61
Verwijderen van een hoofdsteun:
F o ntgrendel de rugleuning met de hendel 1 ,
F
k
antel de rugleuning iets naar voren,
F
b
eweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
F
d
ruk de pal A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en verwijder hem,
F
b
erg de hoofdsteun op.
Terugplaatsen van een hoofdsteun:
F
s
teek de pennen van de hoofdsteun in de
geleiders van de desbetreffende rugleuning,
F
d
uw de hoofdsteun omlaag tot aan de
aanslag,
F
d
ruk de pal A in en duw ver volgens de
hoofdsteun zo ver mogelijk omlaag.
Ga nooit rijden met passagiers op de
achterbank als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en in de hoge stand staan.
De hoofdsteun van de middelste zitplaats
en de hoofdsteunen van de buitenste
zitplaatsen zijn niet uitwisselbaar.
Verstellen van de stoel in lengterichting
(afhankelijk van de uitvoering)
Het neerklappen en rechtop zetten van de
stoelen mag uitsluitend worden uitgevoerd
bij stilstaande auto.
Elk deel (2/3 en 1/3) kan afzonderlijk worden
afgesteld. F
T
rek de hendel omhoog en schuif de bank in
de gewenste stand.
Verstellen van de hoek van
de rugleuning (afhankelijk
van de uitvoering)
Er zijn meerdere standen mogelijk.
F
B
eweeg de stoel naar voren.
F
T
rek de riem naar voren en zet ver volgens
de rugleuning in de gewenste stand. Tijdens het afstellen dient u op de stoel
te zitten.
Neerklappen van de rugleuningen
Het neerklappen en rechtop zetten van
de rugleuningen mag uitsluitend worden
uitgevoerd bij stilstaande auto.
Eerste handelingen:
F
z
et de hoofdsteunen omlaag,
F
s
chuif indien nodig de voorstoelen naar
voren,
F
p
laats de stoelen in de achterste stand
(afhankelijk van de uitvoering van uw auto),
F
z
org er voor dat de rugleuningen
ongehinderd kunnen worden neergeklapt
(verwijder kleding, bagage enz.),
F
c
ontroleer of de veiligheidsgordels plat
tegen de rugleuning zijn geplaatst en in de
bevestigingshaak zijn geplaatst.
3
Ergonomie en comfort
Page 64 of 308

62
Als u de riem gebruikt, hoeft u de
rugleuning 3 niet naar voren te bewegen
(afhankelijk van de uitvoering van uw
auto).
Wanneer de rugleuning is ontgrendeld,
is de rode indicator zichtbaar in de
handgreep (afhankelijk van de uitvoering
van uw auto).
Terugplaatsen van de
rugleuningen
Controleer eerst of de buitenste
veiligheidsgordels goed verticaal langs de
vergrendelingsogen van de rugleuningen
zijn geplaatst.Let op: als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, komt bij een noodstop of een
aanrijding de veiligheid van de passagiers
ernstig in het geding.
De inhoud van de bagageruimte kan naar
voren slingeren – Kans op ernstig letsel!
F Bedien de handgreep 1 voor het ontgrendelen
van de rugleuning of trek aan de riem 2
(afhankelijk van de uitvoering van uw auto).
F
B
eweeg de rugleuning 3 naar voren tot hij
horizontaal ligt.F Zet de rugleuning 3 rechtop en druk hem stevig aan zodat hij wordt vergrendeld.
F
C
ontroleer of de handgreep 1 in de juiste
positie is teruggekeerd en of de rode
indicator niet meer zichtbaar is (afhankelijk
van de uitvoering).
F
C
ontroleer of de buitenste
veiligheidsgordels niet klem komen te zitten
bij het terugplaatsen van de rugleuning.
Stuurwielverstelling
F Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen.
F
V
erstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.
F
D
ruk de hendel goed vast om het stuur wiel
te vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Ergonomie en comfort