4
Cockpit
Stuurkolomschakelaars
1
Motorkap openen
2
Zekeringen dashboard
3
Plafonnier
Pictogrammendisplay
veiligheidsgordels en airbag
vóór aan passagierszijde
Bediening zonnescherm panoramadak
Binnenspiegel
Toetsen noodoproep en pechhulpoproep
4
Monochroom display bij audiosysteem
Touchscreen met CITROËN Connect
Radio of CITROËN Connect Nav
5
Ventilatie
Verwarming
Handbediende airconditioning
Automatische airconditioning
Ontwasemen – ontdooien voorzijde
Ontwasemen – ontdooien achterruit
6
Stop & Start-knop
Versnellingsbakbediening
7
Parkeerrem
8
USB-aansluiting.
12V-aansluiting
9
Claxon
10
Instrumentenpaneel
1
Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers
2
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer
3
Bediening audiosysteem
4
Bediening snelheidsbegrenzer/-regelaar
Overzicht
16
Dynamische
stabiliteitscontrole
(DSC/ASR)Knippert.De DSC-/ASR-regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving zodra de wielen
te weinig grip of tractie hebben en zorgt voor een
betere koersstabiliteit.
Permanent. Storing in het DSC-/ASR-systeem. Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Airbags Brandt tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele
seconden en dooft als het contact
wordt aangezet. Het lampje moet na het starten van de motor uitgaan.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Airbag aan
passagierszijde Permanent.
De schakelaar aan de rechterzijde
van het dashboard staat in de stand
"OFF ".
De schakelaar in het
dashboardkastje staat in de stand
" OFF ".
De airbag vóór aan passagierszijde
is uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met de "rug
in de rijrichting" plaatsen, behalve
in het geval van een storing in
het airbagsysteem (brandend
verklikkerlampje Airbags). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.
Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" op de voorpassagiersstoel.
Instrumentenpaneel
39
Afgelegde afstand
(km of miles)Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Teller van het Stop & Star t-
systeem.
(minuten/seconden of uren/minuten)
Een teller registreert hoe lang de STOP-stand
tijdens een traject in totaal is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Dimmer dashboardverlichting
U kunt de lichtsterkte van de verlichting van
het dashboard en het touchscreen handmatig
aanpassen aan het omgevingslicht.
Werkt alleen als de verlichting van de auto is
ingeschakeld (dagrijverlichting uitgezonderd)
en in nachtstand.
Twee knoppen Touchscreen
F Selecteer in het menu Instellingen
de optie
" Lichtsterkte ".
F
S
tel de lichtsterkte af door de pijlen te
gebruiken of de cursor te bewegen.
De helderheid kan verschillend worden
ingesteld voor de dag en de nacht.
Druk, ter wijl de verlichting brandt, op
knop A om de dashboardverlichting en de
sfeerverlichting sterker te laten branden of op
de knop B om de verlichting te dimmen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Datum en tijd instellen
Zonder audiosysteem
U kunt de datum en tijd via het display van het
instrumentenpaneel instellen.
F
H
oud deze knop ingedrukt.
F
D
ruk op een van deze knoppen
om de te wijzigen instelling te
selecteren.
F
D
ruk deze knop kort in om te
bevestigen.
F
D
ruk op een van deze knoppen
om de instelling te wijzigen en
bevestig dit nogmaals om de
nieuwe instelling op te slaan.
1
Instrumentenpaneel
42
Ontgrendelen van de auto
F Druk op deze knop om de auto te ontgrendelen.
De eerste keer dat op de ontgrendelknop
wordt gedrukt, knipperen de richtingaanwijzers
enkele seconden om aan te geven dat:
-
d
e auto is ontgrendeld voor uitvoeringen
zonder een alarm,
-
h
et alarmsysteem is uitgeschakeld (bij de
overige uitvoeringen).
Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling
F Druk op deze knop.
De eerste keer dat op de ontgrendelknop
wordt gedrukt, knipperen de richtingaanwijzers
enkele seconden om aan te geven dat:
-
d
e auto is vergrendeld bij de uitvoeringen
zonder alarmsysteem,
-
h
et alarmsysteem is ingeschakeld bij de
andere uitvoeringen. Als een van de portieren of de achterklep
niet goed is gesloten, wordt de auto
niet vergrendeld. Als uw auto echter is
uitgerust met het alarmsysteem, wordt
dit na ongeveer 45
seconden volledig
ingeschakeld.
Als de auto per ongeluk wordt ontgrendeld
en de portieren en de achterklep
gesloten blijven, wordt de auto na
ongeveer 30
seconden automatisch
weer vergrendeld. Als het alarmsysteem
ingeschakeld was, wordt dit automatisch
weer opnieuw ingeschakeld.
De vergrendelfunctie deactiveert ook de
toets van de centrale vergrendeling op het
dashboard.Supervergrendeling
F Druk op de vergrendelknop om de auto te vergrendelen.
F
D
ruk binnen vijf seconden
nogmaals op deze knop om de
supervergrendeling van de auto
in te schakelen.
Bij uitvoeringen zonder alarmsysteem geeft het
gedurende enkele seconden branden van de
richtingaanwijzers tijdens het de tweede keer
indrukken van de vergrendelknop aan dat de
supervergrendeling is ingeschakeld. Als de supervergrendeling
is ingeschakeld, werkt de
portierontgrendeling in het interieur niet.
Ook de toets van de centrale
vergrendeling, op het dashboard, werkt
dan niet meer.
Schakel daarom nooit de
supervergrendeling in als er zich iemand
in de auto bevindt.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig
licht.
F
D
ruk op deze toets.
De parkeerlichten en het dimlicht gaan
gedurende 30
seconden branden.
Als u binnen die tijd nogmaals op de knop
drukt, schakelt de verlichting onmiddellijk uit.
Toegang tot de auto
44
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen
in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor
een korte tijd, zonder de elektronische
sleutel van het Keyless entry and start-
systeem mee te nemen.
Wees bedacht op diefstal van de auto als
de elektronische sleutel van het Keyless
entry and start-systeem zich binnen een
van de detectiezones bevindt ter wijl uw
auto ontgrendeld is.
Om te voorkomen dat de batterij van de
elektronische sleutel en de accu van de
auto ontladen raken, wordt het systeem in
de standby-stand geschakeld nadat het
21 dagen niet is gebruikt. Druk op een van
de knoppen van de afstandsbediening of
plaats de elektronische sleutel in de lezer
en start de motor om het systeem weer te
activeren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het star ten met het
Keyless entr y and star t-systeem.Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling
F Druk, als de elektronische sleutel zich in
de detectiezone A bevindt, met een vinger
op de portiergreep (bij de merktekens)
van een van de voorportieren of op de
vergrendelknop op de achterklep (rechts).
De auto kan niet worden vergrendeld als
een van de sleutels is achtergebleven in het
interieur van de auto.
Het gedurende enkele seconden branden
van de richtingaanwijzers geeft aan dat:
-
d
e auto is vergrendeld (uitvoeringen
zonder alarmsysteem),
-
h
et alarmsysteem is ingeschakeld
(overige uitvoeringen).
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling
is ingeschakeld, werkt de
portierontgrendeling in het interieur niet.
Ook de knop van de centrale
vergrendeling, op het dashboard, werkt
dan niet meer.
Schakel daarom nooit de
supervergrendeling in als er zich iemand
in de auto bevindt.
F
D
ruk, als de elektronische sleutel zich in
de detectiezone A bevindt, met een vinger
op de portiergreep (bij de merktekens)
van een van de voorportieren of op de
vergrendelknop op de achterklep (rechts).
F
D
ruk binnen vijf seconden nogmaals
op de voorste portiergreep of op de
vergrendelschakelaar van de achterklep
(rechts) om de super vergrendeling in te
schakelen.
Toegang tot de auto
65
LuchtverdelingGebruiksadviezen voor ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
D
ek de lichtsensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningsysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10
minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
L
aat de filterelementen regelmatig
ver vangen. Wij raden u een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij
het toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht
voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische
reacties, stank en vetaanslag).
F
L
aat de airconditioning controleren
volgens de aanbevelingen in het
garantie- en onderhoudsboekje, om het
systeem in per fecte staat te houden.
1.
Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten vóór.
3. Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
4. Middelste verstelbare en afsluitbare
ventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen voetenruimte
inzittenden vóór.
6. Uitstroomopeningen achter. F
G ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor
(trekken van een aanhanger op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur)
kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor een optimale trekkracht
van de motor.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en
de luchtkwaliteit in het interieur achteruit
gaat:
-
r
ijd niet te lang met uitgeschakelde
ventilatie.
-
h
oud de luchtrecirculatie niet langere tijd
ingeschakeld.
3
Ergonomie en comfort
71
Voorzieningen voorin1.Zonneklep.
2. Dashboardkastje.
3. 12V-aansluiting (max. 120
W).
4. USB-poort.
5. Open opbergvak.
6. Open opbergvak met twee
bekerhouders.
7. Armsteun vóór.
(afhankelijk van de uitvoering)
8. Opbergvakken.
9. Open opbergvak met bekerhouder.
Zonneklep
De zonneklep is voorzien van een make-
upspiegel met klep en een kaarthouder (of
tickethouder).
Bevestig geen voor werpen aan de
zonneklep aan passagierszijde. Deze
voor werpen kunnen bij het afgaan van de
airbag vóór letsel veroorzaken.
Dashboardkastje
In het dashboardkastje bevindt zich de
schakelaar voor het uitschakelen van de
passagiersairbag en er kan een fles water,
de boorddocumentatie enz. in worden
opgeborgen.
F
T
rek de hendel naar u toe om het
dashboardkastje te openen.
Afhankelijk van de uitvoering treedt de
verlichting in werking zodra de klep wordt
geopend en wordt het kastje gekoeld door de
lucht afkomstig van de airconditioning.
3
Ergonomie en comfort
102
Airbags
Algemeen
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
inzittenden (uitgezonderd de passagier op de
middelste zitplaats achterin) zo goed mogelijk
te beschermen tegen de gevolgen van een
ernstige aanrijding. De airbags vormen een
aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels
met spankrachtbegrenzers (uitgezonderd de
veiligheidsgordel van de middelste zitplaats
ac hte r i n).
Bij een aanrijding registreren en analyseren de
elektronische schoksensoren de frontale en
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
te helpen beschermen. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het
zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de
auto eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen
waarbij de auto over de kop slaat, treden de
airbags niet in werking. De veiligheidsgordels
helpen u in deze situaties voldoende te
beschermen.
De airbags werken alleen als het
contact is ingeschakeld.
De airbags werken slechts één keer.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval),
worden de airbags niet meer opgeblazen.
Detectiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij. Het activeren van een airbag gaat gepaard
met wat rook en geluid, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading
die in het systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
irriterend zijn voor personen die hier
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een airbag
wordt geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Veiligheid