Page 89 of 308

87
Handmatige bediening
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
Met handbediende ruitenwissers
Met automatisch wissen
Ruitenwissers vóór
Selecteren van de wissnelheid: zet de hendel in
de gewenste stand.Wissen op normale snelheid (matige
r e g e n).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
Stop.
Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).
Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens loslaten)
of één keer wissen (trek de
hendel kort naar u toe).
Ruitenwisser achter
Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter:
Stop.
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid). Wissen en sproeien (ingestelde
tijdsduur).
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Inschakelen/Uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Deactiveer de automatische werking van
de ruitenwisser achter bij sneeuwval of
strenge vorst en bij montage van een
fietsendrager op de achterklep.
Zonder audiosysteem
F In het menu " COMFORT" op het display
van het instrumentenpaneel, inschakelen/
uitschakelen " RW A A UIT". (automatisch
wissen in achteruit).
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag). of
4
Verlichting en zicht
Page 90 of 308

88
Met audiosysteem
Open het menu "Persoonlijke
instelling – configuratie " en
activeer/deactiveer " Ruitenw. aan
bij achteruit ".
Op het touchscreen
F Selecteer in het menu
Rijden/Auto het tabblad
" Voertuiginstellingen ",
vervolgens " Comfortverlicht. "
en activeer/deactiveer
" Ruitenwisser achter bij
inschakelen achteruit ".
Ruitensproeiersysteem voorruit
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De
ruitensproeiers en vervolgens de ruitenwissers
gaan een vooraf ingestelde tijd werken. De hoogte van de sproeiers kunnen
worden afgesteld. Als u deze wilt
veranderen, steekt u een naald in iedere
sproeier en positioneert u deze.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
ver vangen. De stand kan tevens 's winters
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.
F
T
ijdens de minuut na het uitschakelen
van het contact worden de ruitenwissers
verticaal geplaatst na bedienen van de
hendel van de ruitenwisserschakelaar.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
weer in de ruststand te zetten.
Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
- v oorzichtig met de ruitenwissers om te
gaan,
-
d e wisserbladen regelmatig te reinigen
met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken om
een stuk karton tegen de voorruit te
houden,
-
d
e wisserbladen te ver vangen zodra ze
tekenen van slijtage vertonen.
Automatische
ruitenwissers vóór
De ruitenwissers vóór worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt automatisch
aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Verlichting en zicht
Page 91 of 308

89
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
en er verschijnt een melding.
Uitschakelen
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
en er verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan één
minuut is afgezet, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel omlaag te
duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat ze controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor aan de
bovenzijde van het midden van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot de
voorruit volledig ontdooid is.
Duw de hendel kort omlaag of zet de hendel in
een andere stand (Int., 1 of 2).
4
Verlichting en zicht
Page 92 of 308

90
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in
staat u dit te bieden.Belangrijke informatie:
-
H
et monteren van elektrische
uitrustingen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het
assortiment van CITROËN voorkomen,
kan tot een hoger verbruik leiden
en storingen in het elektronische
systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het CITROËN-netwerk voor
meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is
gekoppeld aan de elektronische
systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is
over geschikt gereedschap (kans op
storingen in de elektronische systemen
die kunnen leiden tot pech of ernstige
ongevallen). De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld als deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die
niet door CITROËN zijn voorzien
of toegestaan, of die niet volgens
de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot
het ver vallen van de wettelijke en
contractuele garanties. Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het CITROËN-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van
de voor montage geschikte zenders
opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.
Veiligheid
Page 93 of 308

91
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode schakelaar indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers
tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatische werking van
de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra u weer gas geeft, gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door op de schakelaar te
drukken.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Noodoproep of
pechhulpoproep
Urgence-noodoproep met lokalisering
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze knop.
Het knipperen van het groene
ledlampje en het gesproken
bericht bevestigen dat de
oproep is verstuurd naar de
alarmcentrale "Urgence-
noodoproep met lokalisering"*.
Door nogmaals op deze knop te drukken wordt de
opdracht geannuleerd en gaat het groene ledlampje uit.
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale "Urgence-noodoproep met
lokalisering" lokaliseert onmiddellijk uw auto,
neemt in uw landstaal contact met u op** en
roept indien nodig de hulp in van de bevoegde
hulpdiensten. In landen waar de alarmcentrale
niet operationeel is of wanneer de lokalisatie
uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep
meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten
(112), zonder lokalisatie.
Als een aanrijding wordt gedetecteerd
door de elektronische eenheid airbags,
wordt ongeacht of er airbags worden
geactiveerd automatisch een noodoproep
verstuurd.
5
Veiligheid
Page 94 of 308

92
** Afhankelijk van de geografische dekking van "Urgence-noodoproep met lokalisering",
"Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" en van de officiële landstaal die
door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.
Werking van het systeem (type 1)
Bij het aanzetten van het
contact, gaat het groene lampje
3
seconden branden. Dit duidt
op een goede werking van het
systeem.
Het knipperen en vervolgens
doven van het oranje lampje
duidt op een storing in het
systeem.
Als het oranje lampje blijft branden, moet de
noodbatterij worden vervangen.
In beide gevallen kan er mogelijk geen
noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend
reparateur. Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
*
A
fhankelijk van de algemene
gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem.
Werking van het systeem (type 2)
Bij het aanzetten van het
contact gaat het groene lampje
3
seconden branden. Dit duidt
op een goede werking van het
systeem.
Voor alle landen uitgezonderd Rusland,
Wit-Rusland en Kazachstan.
Het rode lampje knippert en dooft ver volgens:
er is een storing in het systeem.
Het rode lampje blijft branden: de noodbatterij
moet worden vervangen.
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.
Het rode lampje blijft branden: er is een storing
in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
Urgence-noodoproep of Assistance-
pechhulpoproep niet meer werkt.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend
reparateur.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Assistance-pechhulpoproep met lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking van "Urgence-noodoproep met lokalisering"
en "Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" en van de officiële landstaal die
door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken. Druk langer dan 2
seconden op
deze knop voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Door deze knop meteen opnieuw in te drukken,
wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken
en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken om te bevestigen.
Veiligheid
Page 95 of 308

93
U kunt de geolokalisatie opnieuw inschakelen
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken
en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken om te bevestigen.Wanneer u uw auto buiten het netwerk van
het merk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenen en met name ter
verbetering van de telematicadiensten
behoudt de fabrikant zich het recht
voor om op elk willekeurig moment het
telematicasysteem in de auto te wijzigen.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Citroën Connect Box met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de internetsite voor uw land.Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP)
omvat de volgende systemen:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBD),
-
de
noodremassistentie (BAS),
-
d
e antispinregeling (ASR),
-
d
e dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te beperken via
de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole houdt de
vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers
van de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting, automatisch in via de
remmen van een of meerdere wielen en het
motorkoppel om de auto voor zover mogelijk
weer in de juiste koers te brengen. Het systeem wordt geactiveerd als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde. Dit is voelbaar
door een afname van de benodigde
bedieningskracht en een toename van de
remeffectiviteit.
5
Veiligheid
Page 96 of 308

94
Het antiblokkeersysteem
(ABS) en de elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
De normale remwerking blijft behouden. Rijd
wel voorzichtig en matig uw snelheid. Als deze verklikkerlampjes gaan
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, duidt
dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Zorg er bij ver vanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto zijn
gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal. Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Antispinregeling
(ASR)/Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Werking
Deze systemen worden automatisch
geactiveerd zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de
wielen te weinig grip of tractie hebben.
Uitschakelen ASR (afhankelijk
van de uitvoering)
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,
...) kan het nuttig zijn het ASR-systeem uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Laat in beide gevallen zo snel mogelijk uw auto
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.
F
S
electeer in het menu Rijden/
Auto menu van het touchscreen
het tabblad " Rijfuncties" en
dan " Antispinregeling ".
of afhankelijk van de uitvoering, F
Z
et de knop "
Grip control" in
deze stand.
Het uitschakelen wordt bevestigd
door het branden van dit
verklikkerlampje in combinatie met
een melding alsmede het verlichten
van de toets (afhankelijk van de
uitvoering).
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer in op de
werking van de motor en het remsysteem als
de auto uit de koers raakt.
Opnieuw inschakelen ASR
(afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
telkens wanneer u het contact aanzet of als een
snelheid van 50
km/h wordt bereikt.
Bij snelheden tot 50
km/h kunt u het systeem
handmatig weer inschakelen.
Veiligheid