Page 177 of 308

175
F Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang het
linker voorportier is gesloten. Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg er voor dat u bij geopende motorkap
niet tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
In verband met de aanwezigheid
van elektrische componenten in de
motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen, wassen, ...)
te beperken.
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om letsel als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
Motoren
Benzine
Diesel
Deze motoren dienen slechts als voorbeeld.
De plaats van de volgende onderdelen kan
verschillen:
-
Luchtfilter.
-
Oliepeilstok.
-
V
uldop motorolie.
-
Handopvoerpomp.
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Reservoir motorkoelvloeistof.
7
Praktische informatie
Page 178 of 308

176
3.Reservoir remvloeistof.
4. Accu.
5. Zekeringkast.
6. Luchtfilter.
7. Oliepeilstok.
8. Vuldop motorolie.
9. Afzonderlijk massapunt.
10. Handopvoerpomp*.
Het dieselcircuit staat onder zeer hoge
druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit
alleen door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
*
A
fhankelijk van de motor.
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en
respecteer de voor waarden zoals vermeld in
het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul
indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
vloeistof voor uw auto en motoruitvoering. Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden) en de koelventilator kan
ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet
contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daar voor bestemde containers
bij het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij
aangezet contact worden
gecontroleerd via de
motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel (afhankelijk van
de uitvoering) of met de oliepeilstok. De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
CITROËN adviseert u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven
op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt.
Praktische informatie
Page 179 of 308

177
A = MA X
B = MIN
Als u ziet dat het peil boven het merkteken A
of onder het merkteken B ligt, star t dan de
motor niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAX
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MIN , vul dan altijd motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
F Draai de dop van de vulopening.
F
G iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dat kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op
het dashboard bij het aanzetten van het
contact na 30
minuten de juiste waarde
aangeven.
Olie ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het ver versingsinter val voor uw
auto.
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MA X" te bevinden. Controleer
indien dit niet het geval is of de
remblokken van uw auto zijn
versleten.
Aftappen van het systeem
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het ver versingsinter val voor uw
auto.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Koelvloeistofniveau
Controleer geregeld het
koelvloeistofniveau.
Het is normaal dat tussen
twee onderhoudsbeurten door
koelvloeistof moet worden bijgevuld.
Voor een juiste aflezing van het koelvloeistofniveau
dient de auto op een horizontale ondergrond te
staan en moet de motor koud zijn.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk
bij het merkteken "MA X" te bevinden, maar mag
beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken
"MIN" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
7
Praktische informatie
Page 180 of 308

178
Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator.
Wacht na uitschakelen van de motor minstens
1 uur met het uitvoeren van werkzaamheden
aan het koelsysteem, omdat het koelsysteem
onder druk staat.
Wanneer u in een noodgeval koelvloeistof moet
bijvullen, omwikkel dan de vuldop met een
doek om brandwonden te voorkomen en draai
de dop twee omwentelingen los om de druk te
laten dalen.
Ver wijder de dop als de druk eenmaal gedaald
is en vul koelvloeistof bij.De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Niveau
ruitensproeiervloeistof
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau ernstige schade oplopen.
Vul het reser voir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers
uitsluitend gebruik van kant-en-klare
ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet voor de omstandigheden
geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries
worden gebruikt om de onderdelen van het
systeem (pomp, reser voir, leidingen enz.) te
beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met
roetfilter)
Het minimumniveau van het
reser voir van het additief wordt
aangegeven door het permanent
branden van dit verklikkerlampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding met betrekking tot
een te laag additiefniveau van het
r o e t f i l t e r.
Bijvullen
Het reser voir moet snel worden bijgevuld
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue-niveau
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Om te voorkomen dat de motor niet meer kan
worden gestart – conform de voorschriften –
dient u het reser voir bij te vullen met AdBlue.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
®, het SCR-
systeem en in het bijzonder het bijvullen van
SCR
®
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Praktische informatie
Page 181 of 308

179
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de
desbetreffende rubriek voor
meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen. Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verzadigd begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het blijven branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra
de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60
km/h rijden tot
het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het
minimum dieseladditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren
van niveaus , in het bijzonder van het
additiefniveau.
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt
een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms rook uit de
uitlaat waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties en heeft
geen gevolgen voor het milieu.
Handgeschakelde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
7
Praktische informatie
Page 182 of 308

180
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van
de slijtage van de remschijven.
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
onderdelen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
CITROËN specifieke producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en
remblokken: de remwerking kan daardoor
afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
AdBlue® (BlueHDi-
motoren)
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof
en water (deze zijn niet schadelijk voor de
gezondheid en het milieu).
De AdBlue
® bevindt zich in
een specifiek reservoir van
ongeveer 15
liter.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid
nog maximaal ongeveer 2400
km kunt rijden
tot het reser voir leeg is, wordt automatisch een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Praktische informatie
Page 183 of 308

181
Om er voor te zorgen dat het SCR-systeem
goed blijft werken, wordt bij elke periodieke
onderhoudscontrole aan uw auto in het
CITROËN-netwerk of bij een gekwalificeerde
werkplaats het AdBlue
®-reservoir bijgevuld.
Als u ver wacht tussen twee periodieke
onderhoudscontroles meer dan 20.000
km
te rijden, moet tussentijds AdBlue
® worden
bijgevuld.
Als het AdBlue
®-reser voir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem er voor
dat de motor niet opnieuw kan worden
gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot uw auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de
Euro
6-emissienorm voldoet.
Neem bij een storing in het SCR-systeem
zo snel mogelijk contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats: na 1100
km wordt een
systeem geactiveerd dat het opnieuw
starten van de motor blokkeert.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u nog kunt
rijden voordat de motor niet meer gestart
kan worden.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
verklikkerlampjes en de bijbehorende
waarschuwingsmeldingen. Bevriezing van AdBlue
®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
voorverwarmingssysteem voor het
AdBlue
®-reser voir waardoor u onder alle
weersomstandigheden kunt blijven rijden.
Bijvullen van AdBlue®
Lees voordat u het reser voir gaat
bijvullen eerst aandachtig de volgende
waarschuwingen.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos
en geurloos (indien de vloeistof koel wordt
bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en met
zeep. Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de
ogen dan onmiddellijk en grondig gedurende
ten minste 15
minuten met kraanwater of met
een oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij
een branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als de vloeistof wordt ingeslikt, spoel de mond
dan met schoon water en drink ver volgens een
ruime hoeveelheid water. Bewaar AdBlue
® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Als het AdBlue
® niet in de originele
flacon wordt bewaard, kan deze worden
verontreinigd.
Gebruik uitsluitend AdBlue
® die aan de norm
ISO 22241 voldoet.
Verdun de AdBlue
® nooit met water.
Giet nooit AdBlue® in de brandstoftank.
Dit product is via het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats verkrijgbaar. Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Ammoniak werkt irriterend op de slijmvliezen
(ogen, neus en keel).
U kunt ook naar een tankstation gaan
dat over AdBlue-pompen beschikt
die speciaal ontworpen zijn voor
personenauto's en lichte bedrijfsauto's.
7
Praktische informatie
Page 184 of 308

182
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf 25
°C. Het is raadzaam dit
koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar de flacons AdBlue
® niet in uw
auto.
Procedure voor bijvullen
Controleer 's winters alvorens bij te vullen of
de omgevingstemperatuur van de auto hoger is
dan -11
°C. Als het kouder is, bevriest AdBlue
®
waardoor u het niet in het reser voir kunt gieten.
Laat uw auto enkele uren op een warmere
plaats staan en vul ver volgens het reser voir bij. F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel uit
het contactslot om de motor af te zetten.
of
F
D
ruk bij uitvoeringen met Keyless entry and
start-systeem op de " START/STOP"-knop
om de motor af te zetten.
F
O
pen de vulklep wanneer de auto is
ontgrendeld.
F
D
raai de blauwe dop een kwartslag linksom.
F
V
er wijder de blauwe dop.
Vullen
F Zorg eerst dat u in het bezit komt van een
flacon of jerrycan met AdBlue®. Controleer
de houdbaarheidsdatum en lees vervolgens
aandachtig de gebruiksaanwijzing op het
etiket voordat u de inhoud van de flacon of
fles in het AdBlue-reser voir van uw auto
giet. F
S
teek het vulpistool van de AdBlue
®-pomp
in de vulopening van het reser voir en vul bij
tot het vulpistool automatisch uitgeschakeld
wordt.
Of
Belangrijk:
-
O
m er voor te zorgen dat het AdBlue
®-
reser voir niet overstroomt, wordt
aanbevolen:
•
O
m 10 tot 13
liter bij te vullen met
behulp van AdBlue
®-flacons.
Of
•
O
m bij een tankstation bij te
vullen tot de eerste automatische
uitschakeling van het vulpistool.
-
A
ls het AdBlue
®-reser voir van uw auto
helemaal leeg is (dit wordt aangegeven
door de waarschuwingsmeldingen en
u kunt in dat geval de motor niet meer
opnieuw starten), moet u het reser voir
vullen met minimaal 5
liter vloeistof.
Vul nooit AdBlue
® bij vanuit een
vulsysteem dat is bedoeld voor
vrachtwagens.
F
C
ontroleer voordat u gaat bijvullen of
de auto op een vlakke en horizontale
ondergrond staat.
Praktische informatie