Page 145 of 308

143
Het systeem wordt geactiveerd bij een snelheid
van 5 km/h.
Het detecteert:
-
v
an een kentekenplaat voorziene voertuigen
die in dezelfde rijrichting rijden of staan,
-
v
oetgangers op de rijbaan (fietsen,
motorfietsen, dieren en voorwerpen op de
rijbaan worden niet altijd gedetecteerd).
Dit systeem is ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en de
veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer
in de gaten blijven houden en zich aan de
verkeersregels houden.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem
moet de bestuurder waakzaam blijven.
Zodra het systeem een mogelijk obstakel
detecteert, wordt het remcircuit voorbereid
op een automatische remactie. Er kan dan
een zwak geluid hoorbaar zijn en mogelijk
lijkt de auto wat af te remmen.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen is het raadzaam
het systeem uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto:
-
b
ij het trekken van een aanhanger,
-
a
ls lange lading op allesdragers of een
imperiaal wordt vervoerd,
-
v
oordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen,
-
v
oordat de auto op een rollenbank wordt
getest,
-
a
ls de auto wordt gesleept bij draaiende
motor,
-
a
ls het noodreser vewiel (afhankelijk van
modelversie) is gemonteerd,
-
n
a een schok op de voorruit ter hoogte van
de detectiecamera,
-
a
ls de remlichten niet werken.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen
niet, te laat of op onjuiste momenten
worden gegeven.
Daarom moet u altijd waakzaam blijven
zodat u op elk moment kunt ingrijpen om
een aanrijding te voorkomen.
Waarschuwing kans op aanrijding
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde
kans op een aanrijding en de door de bestuurder
geselecteerde stand voor de waarschuwing
kunnen meerdere waarschuwingsniveaus
worden geactiveerd en weergegeven op het
instrumentenpaneel of het head-up display.
Niveau 1 (oranje) : waarschuwing
door middel van visuele signalen
die aangeeft dat de afstand tot de
voorligger zeer klein is.
De melding " Voertuig dichtbij"
wordt weergegeven.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de
afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.
Niveau 2 (rood) : waarschuwing
door middel van visuele signalen
en geluidssignalen die aangeeft dat
een aanrijding dreigt.
De melding " Remmen!" wordt
weergegeven.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op
de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt
rekening gehouden met de beweging van
de auto, de snelheid van uw auto en die van
de voorligger, de weersomstandigheden, de
rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van
pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het
juiste moment wordt geactiveerd.
6
Rijden
Page 146 of 308

144
Als uw auto een voorligger te snel nadert,
wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval
wordt waarschuwingsniveau 2 direct
weergegeven.
Belangrijk: waarschuwingsniveau 1 wordt
nooit weergegeven als de activeringsstand
" Dichtb. " is geselecteerd.
Activeringsdrempel voor de
waarschuwing wijzigen
Deze stand voor de activering van de
waarschuwing is bepalend voor de manier
waarop u wordt gewaarschuwd voor een
rijdende of stilstaande voorligger, of een
voetganger op uw rijstrook.
De huidige drempel kan worden gewijzigd via
het configuratiemenu van de auto.
U kunt een van drie vooraf gedefinieerde
drempels selecteren:
-
"Ver ",
-
"Normaal ",
-
"Dichtb. ".
De stand die als laatste gebruikt is, wordt
opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Zonder audiosysteem
Met audiosysteemIntelligente
noodremassistentie (NRAi)
Wanneer de bestuurder wel remt, maar niet
voldoende om een aanrijding te voorkomen,
vult deze functie de remkracht aan voor zover
dit binnen de natuurkundige grenzen mogelijk
is.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
Active Safety Brake
Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, is bedoeld om
de snelheid van de aanrijding te beperken
of de frontale aanrijding met de voorligger te
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
F
I
n het menu "
RIJHULP" op het display
van het instrumentenpaneel, inschakelen/
uitschakelen " WS A ANRIJDING ".
(automatisch noodremsysteem).
F
W
ijzig ver volgens het
waarschuwingsniveau.
F
O
pen het menu "
Persoonlijke
instelling – configuratie " en
activeer/deactiveer " Autom.
noodremfunctie ".
F
W
ijzig ver volgens het
waarschuwingsniveau.
Op het touchscreen
F Selecteer in het menu Rijden/Auto het tabblad
" Voertuiginstellingen ",
vervolgens " Beveiliging" en
activeer/deactiveer " Kans op
aanrijding en aut. remmen ".
F
W
ijzig ver volgens het
waarschuwingsniveau.
F
D
ruk op " Bevestigen" om de wijziging op te
slaan.
Rijden
Page 147 of 308

145
Als de camera de aanwezigheid
van een voertuig of een voetganger
heeft bevestigd, knippert dit
verklikkerlampje als de functie
ingrijpt op het remsysteem.
Op basis van informatie van de camera
activeert de functie de remmen van de auto.
Belangrijk : als de werking van het
automatische noodremsysteem
wordt geactiveerd, moet u de
controle over uw auto overnemen en
remmen met het rempedaal om de
automatische remactie aan te vullen
of te beëindigen.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal in te trappen.
Het moment van activeren van de remmen
kan worden aangepast aan het rijgedrag
van de bestuurder, zoals stuuracties of het
intrappen van het gaspedaal.
Als de functie in werking is, kunnen
er lichte trillingen voelbaar zijn in het
rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is
gekomen, blijven de remmen automatisch
1 tot 2
seconden geactiveerd.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan
als de auto door het automatische
noodremsysteem tot stilstand wordt
gebracht.
Bij auto's met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat hij door
het automatische noodremsysteem tot
stilstand is gebracht. Trap het rempedaal in
als u dit wilt voorkomen.
Specifieke werkingsvoorwaarden
De rijsnelheid moet liggen tussen 5 en
85 km/h wanneer een rijdend voertuig wordt
gedetecteerd.
De rijsnelheid mag niet hoger zijn dan 80
km/h
wanneer een stilstaand voertuig wordt
gedetecteerd.
De rijsnelheid mag niet hoger zijn dan 60
km/h
wanneer een voetganger wordt gedetecteerd.
Het ESP mag niet defect zijn.
Het ASR-systeem mag niet uitgeschakeld zijn.
Alle passagiers moeten hun veiligheidsgordels
hebben vastgemaakt.
De auto moet met een constante snelheid op
een weinig bochtige weg rijden.
Na een aanrijding wordt de functie
automatisch uitgeschakeld. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Uitschakelen/inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Het systeem kan worden uit- of ingeschakeld
via het configuratiemenu van de auto. Het uitschakelen van het systeem
wordt gesignaleerd door het
branden van dit verklikkerlampje,
in combinatie met de weergave van
een melding.
Zonder audiosysteem
F In het menu " RIJHULP" op het display
van het instrumentenpaneel, inschakelen/
uitschakelen " WS A ANRIJDING ".
(automatisch noodremsysteem).
Met audiosysteem
F Activeer of deactiveer in het menu " Persoonlijke instelling
– configuratie " de functie
" Autom. noodremfunctie ".
Op het touchscreen
F Selecteer in het Rijden/
Auto menu het tabblad
" Voertuiginstellingen "
en dan " Beveiliging " en
activeer/deactiveer " Autom.
noodremassistentie ".
6
Rijden
Page 148 of 308

146
Storing
Onder de volgende omstandigheden
werkt de camera mogelijk minder goed of
helemaal niet:
-
s
lecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, zware regenval, dichte mist
e n z .),
-
v
erblinding (koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon,
reflecties op nat wegdek, uitrijden van
een tunnel, snelle overgangen tussen
schaduw en licht enz.),
-
d
e camera is bedekt met modder, ijs,
sneeuw of is beslagen, enz.....
Onder deze omstandigheden werkt het
detectiesysteem mogelijk minder goed.
Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
rondom de camera beslagen worden. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig
ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op
het dak liggen, omdat de detectiecamera
erdoor kan worden afgedekt.
Vermoeidheidsherkenningssysteem
Het is raadzaam om een pauze te nemen
wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval
elke twee uur. Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
Ga niet rijden als u moe bent.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Zonder audiosysteem
F In het menu " RIJHULP" op het display
van het instrumentenpaneel, inschakelen/
uitschakelen " WAARSCH BEST " (ver
-m
oeidheidsherkeningssysteem).
Met audiosysteem
F Activeer of deactiveer in het menu " Persoonlijke
instelling – configuratie " de
functie " Detectie verslapping
aandacht ".
Op het touchscreen
F Selecteer in het menu
"Rijden/Auto " het tabblad
" Voertuiginstellingen "
en dan " Beveiliging " en
activeer/deactiveer " Detectie
verslapping aandacht ".
Signaal rijtijd
Het systeem geeft een
waarschuwing zodra het detecteert
dat de bestuurder langer dan twee
uur heeft gereden met een snelheid
van meer dan 65
km/h zonder dat
deze een pauze heeft genomen.
In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd
door het branden van dit
verklikkerlampje, in combinatie met
de weergave van een melding en
een geluidssignaal.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
Rijden
Page 149 of 308

147
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voor waarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan
15
minuten stil met draaiende motor,
-
h
et contact is enkele minuten afgezet
geweest,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65
km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65
km/h.
Waarschuwing
oplettendheid bestuurder
Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem
"Signaal rijtijd" aangevuld met het systeem
"Waarschuwing oplettendheid bestuurder". Met behulp van een boven aan
de voorruit geplaatste camera
beoordeelt het systeem de
waakzaamheid van de bestuurder
door afwijkingen in de koers
van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden van meer dan 65 km/h).
Wanneer volgens het systeem het gedrag
van het voertuig wijst op vermoeidheid of
onoplettendheid van de bestuurder, wordt het
eerste waarschuwingsniveau geactiveerd.
De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door
de melding " Voorzichtig! ", in combinatie met
een geluidssignaal. Na drie waarschuwingen van het eerste
niveau, activeert het systeem een nieuwe
waarschuwing met de melding "
Las een
rustpauze in! ", in combinatie met een luider
klinkend geluidssignaal.
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder
dat er sprake is van vermoeidheid bij de
bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
sl
echt zicht (onvoldoende verlichting
van het wegdek, sneeuwval, harde
regen, dichte mist enz.),
-
v
erblinding (koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon,
reflecties op nat wegdek, uitrijden van
een tunnel, snelle overgangen tussen
schaduw en licht enz.),
-
g
edeelte van de voorruit voor de
camera vuil, beslagen, bevroren,
bedekt door sneeuw, beschadigd of
bedekt door een sticker,
- w egmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar door sneeuw of modder,
of meerdere wegmarkeringen
(weggedeelte met werkzaamheden
e n z .),
-
g
eringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen),
-
s
malle, bochtige wegen, ...
6
Rijden
Page 150 of 308

148
OFF
OFF
Lane Departure Warning
System
Dit systeem detecteert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken
strepen herkent, het onbedoeld overschrijden
van een rijstrookmarkering.
De camera analyseert het beeld en activeert
een waarschuwing wanneer bij een
rijsnelheid hoger dan 60 km/h de aandacht
van de bestuurder verslapt en de auto de
rijstrookmarkering overschrijdt.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen
en autowegen. Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Handmatig uit-/inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De functie kan worden uitgeschakeld
door deze toets lang in te drukken.
Het lampje van de toets geeft de status van de
functie aan:
-
U
it: de functie is uitgeschakeld.
-
A
an: de functie is ingeschakeld.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Detectie
U wordt gewaarschuwd door het
knipperen van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal.
Er wordt geen waarschuwing gegeven als de
richtingaanwijzer actief is.
Storing
Als het verklikkerlampje gaat knipperen en
ver volgens blijft branden in combinatie met het
lampje Ser vice, wijst dit op een storing in het
systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Er kunnen storingen in de detectie
optreden:
-
a
ls de rijstrookmarkeringen versleten
zijn,
-
a
ls er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen,
-
a
ls de voorruit vuil is,
-
o
nder bepaalde
weersomstandigheden: mist, zware
regenval, sneeuw, schaduw, fel
zonlicht of directe blootstelling aan de
zon (lage zon, uitrijden van een tunnel
e n z .) .
Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
rondom de camera beslagen worden. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig
ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op
het dak liggen, omdat de detectiecamera
erdoor kan worden afgedekt.
Rijden
Page 151 of 308

149
Dodehoekbewaking
Dit systeem waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, hetgeen tot een
gevaarlijke situatie kan leiden.
In de buitenspiegel aan de zijde waar dat
voertuig zich bevindt, brandt dan permanent
een waarschuwingslampje:
-
o
nmiddellijk, wanneer u wordt ingehaald,
-
n
a circa een seconde, wanneer u te traag
een andere auto inhaalt. Het rijhulpsysteem dient als hulp voor de
bestuurder maar kan nooit een ver vanging
zijn voor de spiegels. De bestuurder
moet te allen tijde het verkeer in de gaten
blijven houden, de snelheid en afstand
van achteropkomend verkeer inschatten
en beslissen of het veilig is van rijstrook te
wisselen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Inschakelen/uitschakelen
Dit systeem kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
F
S
electeer in het menu
" Rijden/Auto " het tabblad
" Voertuiginstellingen ",
vervolgens " Beveiliging"
en activeer/deactiveer
" Dodehoekbewaking ".
Op het instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
Sensoren in de voor- en achterbumper
controleren de dode hoeken.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen. Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door het CITROËN-netwerk
gehomologeerde trekhaak.
Werking
Indien een voertuig – een (motor)fiets,
een auto of een vrachtwagen – zich in de
dode hoek van de auto bevindt, zal er een
waarschuwingslampje gaan branden in de
linker- of rechterbuitenspiegel (afhankelijk van
de situatie).
Daarbij moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan:
-
d
e voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken,
-
d
e snelheid van de auto moet liggen tussen
12 en 140
km/h,
-
u h
aalt een voertuig in waarbij het
snelheidsverschil kleiner is dan 10
km/h,
-
u w
ordt ingehaald door een voertuig waarbij
het snelheidsverschil kleiner is dan 25
km/h,
-
he
t verkeer stroomt vloeiend door,
-
d
e inhaalmanoeuvre duurt langer dan
normaal en het ingehaalde voertuig blijft
zich ophouden in de dode hoek,
-
u r
ijdt in een rechte lijn of in een flauwe
bocht,
-
u
w auto trekt geen aanhanger of caravan,
enz.
6
Rijden
Page 152 of 308

150
Er wordt geen waarschuwingssignaal
afgegeven in de volgende situaties:
-
v
oor stilstaande objecten (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden...),
-
b
ij tegemoetkomend verkeer,
-
b
ij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten, -
b
ij het inhalen van of ingehaald worden
door een zeer lang voertuig (vrachtwagen,
autobus enz.) die én in de dode hoek
achter wordt gedetecteerd én zich in het
gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
-
b
ij snelle inhaalmanoeuvres,
-
b
ij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd, worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object.
Storing
Bij een storing in het systeem knippert
dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel enkele ogenblikken
in combinatie met het branden van
het verklikkerlampje SERVICE en de
weergave van een melding.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of
de overgang van een droog naar een nat
wegdek kan tot een vals alarm leiden (zo
kan opstuivend water in de dode hoek
worden aangezien voor een voertuig).
Houd de sensoren bij slecht of winters
weer vrij van modder, ijs of sneeuw.
Plak geen stickers of andere zaken
op het gedeelte van de buitenspiegels
waar de verklikkerlampjes zitten
of op de detectiezones op de
voor- en achterbumper, omdat de
dodehoekbewaking dan mogelijk niet
goed werkt.
Rijden