Page 193 of 308

191
Zorg er voor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of zachte ondergrond kan de
krik wegschuiven of wegzakken – Kans
op letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder een
steunpunt A of B onder de auto, en
controleer of de kop van de krik goed
tegen het midden van het contactvlak van
het steunpunt drukt. Anders kan de auto
beschadigd raken en/of de krik wegzakken
– Kans op letsel!
F
P
laats het voetstuk van de krik 2 op de
grond en zorg er voor dat het voetstuk
loodrecht onder één van de twee krikpunten
A (voor) of B (achter) is geplaatst. Gebruik
het krikpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt. F
D
raai de krik 2 uit tot de kop van de krik
het krikpunt A of B raakt; het contactvlak
van het krikpunt A of B moet goed in het
middelste deel van de kop van de krik
steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren.
Wiel met wieldop
Monteren
: haal de wielbouten aan en
breng daarna de wieldop aan; plaats
daartoe de opening in lijn met het ventiel
en druk de wieldop vervolgens rondom
vast met de palm van uw hand.
Werkwijze
F Als uw auto stalen velgen heeft, ver wijder de naafdop.
F
A
ls uw auto is uitgerust met aluminium
velgen, ver wijder dan de naafdop met
gereedschap 3 .
F
A
ls uw auto is uitgerust met slotbouten,
zet dan de dop 5 op de wielsleutel 1 om de
slotbout los te draaien.
F
D
raai de overige wielbouten iets los met
alleen de wielsleutel 1 .
8
Storingen verhelpen
Page 194 of 308

192
Opbergen van het beschadigde wiel
Doordat het reser vewiel smaller is dan de
andere wielen van de auto dient u het wiel
met de lekke band in de bagageruimte
te ver voeren: gebruik een hoes om
de bekleding van de bagageruimte
beschermen.
F
V
er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.
Een wiel monterenNa het ver wisselen van een wiel
Rijd met een noodreser vewiel niet sneller
dan 80
km/h.
Ga zo snel mogelijk naar het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om het aanhaalmoment van de wielbouten
en de bandenspanning te controleren.
Laat de lekke band controleren. Na
inspectie kan de monteur u vertellen
of de band gerepareerd kan worden of
vervangen moet worden.
Werkwijze
Noodreservewiel monteren
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat bij
het monteren van het noodreser vewiel de
ringen van de bouten de velg niet raken.
Als de bouten volledig zijn aangedraaid,
zorgt het conische draagvlak van de
bouten dat het reser vewiel stevig vastzit. F
P
laats het wiel op de naaf.
F
D
raai de bouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel 1 en de dop 5 handvast.
F
D
raai de overige wielbouten handvast met
alleen wielsleutel 1 .
Storingen verhelpen
Page 195 of 308

193
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepsop of een
pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (kans op ernstige
brandwonden).
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties. LED's (light-emitting diodes)
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Verlichting vóór
* LED: light emitting diode. 1.
Dagrijverlichting/parkeerlichten (W21/5W
of LED)*.
2. Richtingaanwijzer (PY21W).
3. Dimlicht (H7).
4. Grootlicht (H7).
5. Mistlampen (H8).
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel 1 en de dop 5 vast.
F
D
raai de overige wielbouten vast met alleen
de wielsleutel 1 .
F
B
erg de gereedschappen op in de
gereedschapskist of in het rechter
compartiment (afhankelijk van de
uitvoering).
F
L
aat de auto weer volledig zakken.
F
V
ouw de krik 2 op en ver wijder deze.
8
Storingen verhelpen
Page 196 of 308

194
Dagrijverlichting/parkeerlichten
Dagrijverlichting/parkeerlichten (LED)
Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
ledlampen het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. F
D
raai de lamphouder een achtste
omwenteling linksom en verwijder hem.
F
V
erwijder de gloeilamp en vervang deze.
Voer voor de montage van de lamp dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Richtingaanwijzers
Het sneller knipperen van de
richtingaanwijzers (links of rechts)
betekent dat één of meerdere lampen aan
de desbetreffende zijde defect zijn.
F
D
raai de lamphouder een achtste
omwenteling linksom en verwijder hem.
F
V
erwijder de gloeilamp en vervang deze.
Voer voor de montage van de lamp dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit. De oranje gloeilampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
Dimlicht
Voer voor de montage van de lamp dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit, om
er voor te zorgen dat u de lamp correct
aanbrengt .
F
V
er wijder de beschermkap door deze los te
draaien.
F
M
aak de stekker los van de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp.
Grootlicht
Storingen verhelpen
Page 197 of 308

195
Geïntegreerde zijknipperlichten
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
verlichting te laten vervangen.
Achterlichten
Lampen vervangen
Deze lampen kunnen vanuit de buitenkant van
de bagageruimte worden vervangen.
1. Remlichten/parkeerlichten (W21/5W).
2. Richtingaanwijzers (W Y21W).
3. Achteruitrijlicht (P21W) of mistachterlicht
(P21W ). F
I
dentificeer de defecte lamp en open de
achterklep.
F
G
ebruik een dunne platte schroevendraaier,
klik de twee kunststof deksels los en kantel
ze omlaag.
F
D
raai de twee bevestigingsschroeven in
iedere opening los.
F
V
er wijder de beschermkap door deze los te
draaien.
F
M
aak de stekker los van de lamp.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp.
Voer voor de montage van de lamp dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit, om
er voor te zorgen dat u de lamp correct
aanbrengt.
Mistlampen
F Ver wijder de beschermkap door deze los te draaien.
F
M
aak de stekker los van de lamp.
F
D
raai de lamp een kwartslag naar links, trek
de lamp eruit en ver vang de lamp.
Voer voor de montage van de lamp dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
8
Storingen verhelpen
Page 198 of 308

196
F Maak de lampunit los en ver wijder deze voorzichtig door de unit in een rechte
beweging naar buiten te trekken.
F
H
oud het lampje en maak de stekker los.
F
D
raai de lamphouder van de defecte
lamp een kwartslag linksom en trek de
lamphouder naar buiten.
F
V
er wijder de lamp en ver vang deze.
Voer voor de montage van de lamp dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Breng de lampunit zorgvuldig aan door hem recht in
de geleidingen te steken.
Draai de bevestigingsschroeven zodanig vast dat een
goede afdichting is gewaarborgd, maar voorkom dat bij
het vastdraaien het achterlicht beschadigd raakt.
Achteruitrijlicht en
mistachterlicht
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
verlichting te laten vervangen.
Derde remlicht (LED)
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
verlichting te laten vervangen.
Kentekenplaatverlichting (LED)
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
verlichting te laten vervangen.
Interieurverlichting
Plafonniers (W5W)
Plafonnier vóór
F Maak met een dunne platte schroevendraaier de volledige console
rondom de plafonnier los.
Plafonnier achter
F Maak met een dunne platte schroevendraaier de plafonnier los.
F
V
er wijder de defecte lamp en monteer een
nieuw exemplaar.
F
P
laats de console terug rond de plafonnier
en klem deze correct vast.
Storingen verhelpen
Page 199 of 308

197
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het deksel van de
zekeringkast in het dashboard.
F
T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
F
M
aak het deksel volledig los en keer het om.
F
H
aal de tang uit de houder.
Zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten en het contact af te
zetten,
F
D
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de beschikbare zekeringtabellen
en schema's.
Voor het vervangen van een zekering:
F
g
ebruik een speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is,
F
v
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur); een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (brandgevaar).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat dan
het elektrische systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Goed Defect
Plafonnier met leds
Laat leds uitsluitend vervangen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. F
V
er wijder de defecte lamp en monteer een
nieuw exemplaar.
F
P
laats de console terug en klem deze vast.
Bagageruimte (W5W)
F Maak het klepje los met behulp van een
kleine, platte schroevendraaier.
F
V
er wijder de lamp en ver vang deze.
F
P
laats de eenheid terug.
8
Storingen verhelpen
Page 200 of 308

198
Ta n g
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in deze zekeringtabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen
leiden. Neem contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Elektrische accessoires monteren
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van
uw auto is reeds rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
CITROËN is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door CITROËN
aanbevolen en geleverd worden, en niet
volgens de voorschriften van het merk
zijn gemonteerd. Dit geldt met name als
het totale stroomverbruik van alle extra
accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt.
Zekeringen in het
dashboard
Toegang tot de zekeringen
De 2 zekeringkasten bevinden zich aan de
onderzijde van het dashboard, onder het
stuurwiel.
F
T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
De 2 zekeringkasten bevinden zich aan
de onderzijde van het dashboard, in het
dashboardkastje. F
O
pen het dashboardkastje.
F
M
aak het beschermdeksel van het
zekeringkastje los.
Storingen verhelpen