Page 105 of 224

103
Deze auto is ook uitgerust met een
tweede gordelspanner (gemonteerd bij
de dorpellijst). De activering hiervan
kan herkend worden aan de verkorting
van de metalen kabel.
Tijdens de werking van de
gordelspanner kan er wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet
schadelijk en duidt niet op
brandgevaar.
De gordelspanner behoeft geen
onderhoud of smering: elke
verandering van de oorspronkelijke
conditie zal de werking ervan
benadelen.
Als de gordelspanner door extreme
natuurlijke gebeurtenissen
(bijv. overstromingen, vloedgolven enz.)
met water en modder in contact is
geweest, dan moet hij worden
vervangen.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van
de inzittenden bij een ongeval, zijn de
oprolautomaten van de gordels voor
voorzien van een krachtbegrenzer die
bij een frontale aanrijding de
piekbelasting op de borst en
schouders beperkt.
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK
VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen
wel het onderste deel van de gordel
lager omleggen, zodat de gordel over
het bekken en onder de buik komt (zie
fig. 69). Naar gelang de zwangerschap verder
gevorderd is, moet de bestuurder
zowel de stoel als het stuurwiel
zodanig verstellen dat volledige
controle over het voertuig mogelijk is
(pedalen en stuurwiel moeten
gemakkelijk bereikbaar zijn).
De maximale speling tussen de buik en
het stuurwiel moet aangehouden
worden.
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid
is. Het bovenste gordelgedeelte moet
over de schouder en schuin over de
borst liggen. Het onderste
gordelgedeelte moet over de heupen
en dus niet over de buik liggen.
Steek nooit voorwerpen (wasknijpers,
klemmen enz.) tussen de gordel en het
lichaam van de inzittende fig. 70.
69DVDF0S042c
Page 106 of 224

VEILIGHEID
104
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen zorgvuldig op:
❒ zorg altijd dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat
niet haperend werkt;
❒ controleer de werking van de
veiligheidsgordel als volgt: maak de
gordel vast en trek hard aan de
gordel;
❒ vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook altijd als de
gordelspanners in werking zijn
getreden;
❒ zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede
werking ervan is alleen
gegarandeerd als ze droog blijven;
❒ vervang de gordels als ze sporen
van slijtage of beschadiging
vertonen. Elke gordel mag slechts door één
iemand gebruikt worden. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden
met één veiligheidsgordel voor beiden.
Plaats in het algemeen geen enkel
voorwerp tussen de gordel en het
lichaam van een inzittende fig. 71.
70DVDF0S043c
71DVDF0S044c
KINDERZITJES
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
23), 24 12)
Om een optimale bescherming bij een
ongeval te kunnen garanderen, moeten
alle inzittenden zitten en gebruik maken
van goedgekeurde
beveiligingssystemen, ook
pasgeborenen en kinderen.
Dit is een wettelijke verplichting in alle
EU-landen, conform de Europese
richtlijn 2003/20/EG.
Kinderen met een lengte van minder
dan 1,50 meter en tot de leeftijd van 12
jaar moeten beschermd worden door
geschikte kinderzitjes en moeten op de
achterbank zitten.
Statistieken over ongevallen tonen aan
dat de achterbank een betere
bescherming biedt voor kinderen.
Vergeleken met een volwassene, is het
hoofd van kleine kinderen in verhouding
tot de rest van het lichaam groter en
zwaarder, maar de spieren en de
botstructuur van kinderen zijn nog niet
volledig ontwikkeld.
Page 107 of 224

105
Daarom zijn correcte
beveiligingssystemen, naast
veiligheidsgordels voor volwassenen,
noodzakelijk om het gevaar van letsel
in geval van een aanrijding, remmen of
plotselinge manoeuvres, zo veel
mogelijk te beperken. Kinderen
moeten veilig en comfortabel zitten.
Afhankelijk van de eigenschappen van
de gebruikte kinderzitjes, wordt
geadviseerd om kinderzitjes zo lang
mogelijk tegen de rijrichting in te
monteren (tot het kind minstens 3–4
jaar oud is), omdat die stand bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
Om het meest geschikte kinderzitje te
kiezen, moet rekening worden
gehouden met het gewicht van het
kind; er zijn verschillende types
kinderzitjes en geadviseerd wordt altijd
het type te kiezen dat het meest
geschikt is voor het kind.
Het wordt geadviseerd altijd het voor
het kind meest geschikte kinderzitje te
kiezen; raadpleeg daarom altijd de
Gebruiksaanwijzing die bij het
kinderzitje geleverd is, om er zeker van
te zijn dat dit het juiste type is voor de
kinderen waarvoor het is bedoeld.In Europa zijn de kenmerken van
kinderzitjes geregeld in de regeling
ECE-R44, waarin ze in vijf
gewichtsgroepen worden verdeeld:
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kg
Alle kinderzitjes moeten voorzien zijn
van de certificatiegegevens, evenals
een goed vastgehecht plaatje met het
controleteken dat nooit verwijderd mag
worden.
In het Lineaccessori MOPAR
®assortiment zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen.
Het gebruik van deze kinderzitjes is
sterk aanbevolen, want ze zijn speciaal
ontworpen voor de auto’s van Fiat.
KINDERZITJE
MONTEREN MET DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De Universele kinderzitjes die
geïnstalleerd worden met de
veiligheidsgordels zijn alleen
goedgekeurd op basis van de
ECE R44 norm en zijn ingedeeld in
verschillende gewichtsgroepen.
WAARSCHUWING De afbeeldingen
zijn indicatief en dienen slechts ter
illustratie van de montage.
Monteer het kinderzitje overeenkomstig
de aanwijzingen, die bijgesloten
moeten zijn.
BELANGRIJK Aanbevolen wordt om na
een medium tot hoog ernstig ongeval
zowel het kinderzitje als de
veiligheidsgordel waarmee het vastzat
te vervangen.
Groep 0 en 0+
Baby’s tot 13 kg moeten in babyzitjes
worden vervoerd die tegen de rijrichting
in gemonteerd zijn, waarbij het
achterhoofd wordt gesteund en bij
plotseling remmen de nek niet wordt
belast.
Page 108 of 224

VEILIGHEID
106
Het kinderzitje moet worden vastgezet
met de veiligheidsgordels van de auto
en de baby wordt beschermd met de
veiligheidsgordels van het kinderzitje.
Groep 1
Kinderen met een gewicht van 9 tot 18
kg mogen in een in de rijrichting
gemonteerd kinderzitje vervoerd
worden.
72DVDF0S045c
73
9-18 kg
DVDF0S046c
Groep 2
Kinderen met een gewicht tussen
15 en 25 kg mogen rechtstreeks de
veiligheidsgordels van het voertuig
gebruiken.
Het kinderzitje is in dit geval nodig om
het kind correct ten opzichte van de
gordels te plaatsen, zodat het
diagonale gordelgedeelte schuin over
de borst en nooit langs de nek ligt; het
onderste gordelgedeelte moet over het
bekken en niet over de buik liggen.
74DVDF0S047c
Groep 3
Voor kinderen met een gewicht tussen
22 en 36 kg bestaan er geschikte
verhogingen om de veiligheidsgordel
correct te kunnen omleggen.
Fig. 75 geeft een voorbeeld van de
juiste positie van het kind op de
achterbank.
Kinderen langer dan 1,50 m kunnen de
veiligheidsgordels net zoals
volwassenen dragen.
75DVDF0S048c
Page 109 of 224

107
GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN
VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE
KINDERZITJES
De Fiat 500 voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EG-richtlijn inzake de
montage van kinderzitjes op de verschillende zitplaatsen in de auto
overeenkomstig de volgende tabel:
GroepGewichts
groepVoor passagier ()
Airbag aanAirbag uitAchter passagier
Groep 0, 0+ up to 13 kg X U U
Groep 1 9-18 kg X U
Groep 2 15-25 kg U U U
Groep 3 22-36 kg U U U
U = geschikt voor kinderzitjes van de “Universele” categorie overeenkomstig de Europese EEG-
R44-norm voor de aangegeven “Groepen”.
X = Kinderzitje ongeschikt voor kinderen in deze gewichtscategorie.
(
) BELANGRIJK: Plaats NOOIT kinderzitjes achterstevoren op de voorstoel
met een ingeschakelde airbag aan passagierszijde. Schakel de respectievelijke airbag uit om een
achterstevoren gericht kinderzitje te plaatsen
(zie instructies in de paragraaf “Aanvullend veiligheidssysteem
(SRS) - Airbag”).
MONTAGE VAN EEN
ISOFIX-
KINDERZITJE 24)
Het voertuig is uitgerust met
ISOFIX-bevestigingsbeugels, een
nieuwe standaard die het monteren van
een kinderzitje snel, eenvoudig en veilig
maakt.
Met het ISOFIX-systeem kunt u het
ISOFIX-kinderzitje monteren zonder
gebruik van de veiligheidsgordels van
de auto maar door dit rechtstreeks vast
te maken aan de stoel met behulp van
de drie bevestigingspunten in de auto.
Traditionele kinderzitjes kunnen worden
geplaatst naast ISOFIX kinderzitjes op
verschillende stoelen in hetzelfde
voertuig.
Page 110 of 224

VEILIGHEID
108
Om een ISOFIX kinderzitje te
installeren, deze bevestigen aan de
twee metalen bevestigingspunten
Een fig. 76, geplaatst achter het kussen
van de achterbank, waar het kussen
tegen de hoofdsteun aan komt en
gemarkeerd door het -symbool.
Verwijder dan de hoedenplank en
bevestig de bovenste riem (beschikbaar
samen met het kinderzitje) aan het
bevestigingspunt B fig. 77, achter de
hoofdsteun, onderop.
76DVDF0S227c
77DVDF0S051c
78DVDF0S049c
Ter illustratie is een Isofix Universeel-
kinderzitje voor gewichtsgroep 1
weergegeven in fig. 78.Voor andere gewichtsgroepen zijn
specifieke Isofix-kinderzitjes voorzien.
Deze kinderzitjes kunnen alleen
worden gebruikt als ze speciaal voor
deze auto ontworpen, getest en
goedgekeurd zijn (zie overzicht auto’s
met bijbehorende kinderzitje).
WAARSCHUWING De afbeelding
dient slechts ter illustratie van de
montage. Monteer het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen, die
bijgesloten moeten zijn.
OPMERKING Wanneer een universeel
ISOFIX-kinderzitje wordt gebruikt,
kunnen alleen ECE R44 “ISOFIX
Universal” (R44/03 of latere updates)
typegoedgekeurde kinderzitjes
gebruikt worden.
In het assortiment van Lineaccessori
Mopar
®is een universeel Isofix
“Duo Plus”-kinderzitje en het speciale
“G 0/1” zitje beschikbaar.
Zie het betreffende instructieboekje
voor meer informatie over de montage
en/of het gebruik van het kinderzitje.
Page 111 of 224
109
GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN
ISOFIX KINDERZITJES
In de onderstaande tabel worden, in overeenstemming met de Europese norm ECE 16, de verschillende montagemogelijkheden
getoond voor Isofix-kinderzitjes op stoelen die zijn uitgerust met Isofix-bevestigingen.
GewichtsgroepUitrichting
kinderzitjeorientationIsofix maatklasseIsofix positie
Achter
Groep 0 tot 10 kg Achterstevoren E X
Groep 0+ tot 13 kg Achterstevoren E X
Achterstevoren D X
Achterstevoren C X
Groep 1 van 9 tot 18 kg Achterstevoren D X
Achterstevoren C X
In de rijrichting B IUF
In de rijrichting B1 IUF
In de rijrichting A IUF (*)
X: Isofix plaats niet geschikt voor Isofix-kinderzitjes in deze gewichtsgroep en/of maatklasse.
IUF: Geschikt voor in de rijrichting geplaatste Isofix kinderzitjes in de Universele categorie en typegoedgekeurd voor gebruik voor de
gewichtsgroep.
(*): Deze Isofix-plaats niet geschikt voor Isofix-kinderzitjes in deze gewichts- en/of maatklasse.
Page 112 of 224
VEILIGHEID
110
GESCHIKTHEID VAN PASSAGIERSSTOELEN VOOR GEBRUIK MET i-SIZE
KINDERZITJES
(voor bepaalde versies/markten)
In de volgende tabel is, in overeenstemming met de Europese regelgeving ECE 129, de mogelijkheid voor montage van i-Size-
kinderzitjes aangegeven.
ApparaatVoor
passagierRechts achter
passagier
i-Size kinderzitje ISO/R2 X i-U(*) X ISO/F2 X i-U(*) X
X: stoel niet geschikt voor Universele i-Size-kinderzitjes.
i-U(*): installatie alleen mogelijk door de bijbehorende voorstoel naar voren te plaatsen. In deze configuratie mag de stoel niet worden bezet.
Links achter
passagier
i-Size POSITIES IN HET VOERTUIG