Page 129 of 224

127
STARTEN MET
HULPACCU
26) 13)
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu met
dezelfde of een iets hogere capaciteit
dan de lege accu.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
Ga als volgt te werk:
Trek de handrem aan van beide
voertuigen en zet de versnellingsbak
in de vrijstand. verbind de
plusklemmen (+teken bij de klem) van
de beide accu’s met een geschikte
startkabel. Sluit met een tweede
startkabel de minklem –van de
hulpaccu aan op een massapunt E
op
de motor of de versnellingsbak van de
auto die gestart moet worden; Start de
motor. Neem, als de motor gestart is,
de kabels in omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk. BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen.
Als de hulpaccu in een andere auto is
geïnstalleerd, moet accidenteel contact
tussen de metalen delen van beide
auto’s vermeden worden.
Voor versies met
Start&Stop-systeem
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) van de
hulpaccu NOOIT worden aangesloten
op de minpool (–) van de accu in de
auto, maar uitsluitend op een
massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
NOODGEVALLEN
98DVDF0S061c
Wij adviseren om in een noodsituatie het gratis telefoonnummer te bellen dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt zich ook verbinden met de site www.fiat500.com om de dichtstbijzijnde dealer van het Fiat
Servicenetwerk te zoeken.
Page 130 of 224

NOODGEVALLEN
128
ROLLEND STARTEN
13)
Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of van
een helling af te laten rijden.
Hierdoor kan brandstof in de
katalysator terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.
BELANGRIJK Onthoud dat de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken zolang
de motor niet is gestart; daarom is
meer kracht nodig voor de bediening
van het rempedaal en het stuur.
EEN WIEL
VERVANGEN 32) 30)
KRIK
Het is nuttig om het volgende te
weten:
❒ de krik weegt 1,76 kg;
❒ de krik behoeft geen afstelling;
❒ de krik niet gerepareerd kan
worden; als hij stuk gaat moet hij
vervangen worden door een nieuwe
van hetzelfde type;
❒ afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
SERVICES
❒ voorkom dat er vuil op de
“wormschroef” terechtkomt
❒ zorg ervoor dat de “wormschroef”
altijd gesmeerd is
❒ breng nooit wijzigingen aan de krik
aan.
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE KRIK NIET
MAG WORDEN
GEBRUIKT
❒ bij temperaturen lager dan -40°C
op een ondergrond van zand of
modder
❒ op oneffen grond
❒ op een weg met een steile helling
❒ ionder extreme
weersomstandigheden: onweer,
tyfonen, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
❒ in direct contact met de motor of
voor reparaties onder het voertuig
❒ op schepen.
DE AUTO OPKRIKKEN
EN HET WIEL
VERWISSELEN
Ga als volgt te werk om een wiel te
vervangen:
❒ stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en
waar het wiel op veilige wijze
vervangen kan worden. De grond
moet zo mogelijk vlak en
voldoende compact zijn.
❒ Draai de motor af en trek de
handrem aan.
❒ Schakel de eerste versnelling of de
achteruit in.
Page 131 of 224

129
❒ Plaats de krik dicht bij het te
verwisselen wiel, bij het teken
fig. 100-101 op de carrosserie.
❒ Als de auto uitgerust is met zijskirts,
moet de krik gekanteld worden om
onder de auto gevoerd te worden
(zoals getoond in 102)
❒ Controleer of de krik correct
geplaatst is (zie fig. 103)
❒ Waarschuw eventuele omstanders
dat de auto wordt opgekrikt.
Niemand mag in de nabijheid van
de auto komen en de auto vooral
niet aanraken totdat deze weer
helemaal op de grond staat.
100DVDF0S063c
❒ Til de bekleding van de vloer van
de bagageruimte op en draai de
blokkeerschroef A - fig. 99 los.
❒ Neem de gereedschapskist
B uit en plaats deze dicht bij het te
verwisselen wiel.
❒ Neem het noodreservewiel C uit.
❒ Voor auto’s met wieldeksel: plaats,
om kracht te zetten, de
bijgeleverde schroevendraaier in de
sleuf op de buitenrand.
❒ Voor auto’s met lichtmetalen
velgen: verwijder de vastgeklemde
naafdop met de bijgeleverde
schroevendraaier.
❒ Draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten van het te
verwisselen wiel een slag los.
❒ Draai de krik iets open met de
slinger.
102DVDF0S0163c
99DVDF0S062c103DVDF0S065c
101DVDF0S064c
Page 132 of 224

NOODGEVALLEN
130
❒ Monteer de slinger om de krik te
bedienen en hef de auto op totdat
het wiel enkele centimeters van de
grond is. Zorg voor voldoende
werkruimte bij het opkrikken om
schaafwonden aan uw hand door
contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende
onderdelen van de krik (bouten en
scharnieren) kunnen verwondingen
veroorzaken: raak deze onderdelen
niet aan. In geval van accidenteel
contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig
schoonmaken.
❒ Draai de bouten volledig los en
verwijder het te vervangen wiel.
❒ zorg dat de contactvlakken van het
reservewiel en de velg schoon zijn
om het losraken van de wielbouten
te voorkomen.
❒ Monteer het noodreservewiel door
een van de pennen van de naaf in
een van de openingen van het wiel
te laten vallen.
❒ Draai de 4 wielbouten handvast
aan, draai aan de slinger van de krik
om de auto te laten zakken en
verwijder de krik.
❒ Draai de bouten volledig vast door
ze kruiselings aan te trekken.WEER MONTEREN VAN
HET WIEL
32) 40)
Versies met stalen velgen
❒ Zorg dat de contactvlakken van het
standaard wiel en de naaf schoon
zijn om het losraken van de
wielbouten te voorkomen.
❒ Monteer het normale wiel door de 4
wielbouten in de gaten te plaatsen
en ze handvast aan te draaien.
❒ Laat de auto zakken en verwijder de
krik.
❒ Gebruik de meegeleverde sleutel
om de bouten om de beurt en
diametraal volledig vast te draaien;
❒ Monteer het geklemde wieldeksel
waarbij de sleuf moet samenvallen
met het ventiel.
❒ plaats het interne deel van het
wieldeksel op de velg;
❒ zet het wieldeksel vast met een
axiale kracht op verschillende
punten zoals getoond in fig. 104 om
de correcte koppeling tussen
wieldeksel en wiel mogelijk te
maken.
Versies met lichtmetalen velgen
❒ Plaats het wiel op de naaf en draai
de bouten met de bijgeleverde
sleutel vast.
❒ Laat de auto zakken en verwijder de
krik.
❒ Draai de wielbouten volledig vast
met de bijgeleverde sleutel.
❒ Monteer de vastgeklemde naafdop,
en zorg er daarbij voor dat het
referentiegat op het wiel samenvalt
met de referentiepen op de
naafdop.
BELANGRIJK: door een verkeerde
montage kan de naafdop tijdens het
rijden losraken.
104DVDF0S461c
Page 133 of 224

131
“Fix&go”-KIT
33) 31)
BESCHRIJVING
De Fix&Go snelle bandenreparatiekit
afb. 105 bevindt zich onder het
bagagecompartiment, in een specifieke
doos, en omvat:
❒ een busje 1 met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker 3
met daarop het opschrift “Max. 80
km/h” die op een goed zichtbare
plaats moet worden aangebracht
(bijv. op het dashboard) na reparatie
van de band;
❒ een compressor 2;
❒ een folder met aanwijzingen voor
het gebruik van de kit;
❒ een paar handschoenen in het
compartiment van de vulleiding van
het flesje 4.
REPARATIEPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
❒ stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en
waar de procedure op veilige wijze
uitgevoerd kan worden.
De grond moet zo mogelijk vlak en
voldoende compact zijn;
❒ zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de
parkeerrem in;
❒ trek het reflecterende veiligheidsvest
aan voordat u uit de auto stapt
(houd u in elk geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin u
rijdt);
105DVDF0S0230
❒ plaats het busje 1 met afdichtmiddel
in de daarvoor bestemde ruimte in
de compressor 2 en druk het hard
omlaag afb. 105. Verwijder de
sticker met de indicatie van de
snelheid 3 en plak deze op een
duidelijk zichtbare plaats afb. 106;
❒ doe de handschoenen aan;
❒ verwijder de ventieldop van de
kapotte band en draai de
transparante vulleiding afb. 4 op 105
het ventiel. Indien een busje van 250
mm aanwezig is, is de behuizing van
de transparante leiding voorzien van
een verwijderbare ring om het
uitnemen te vergemakkelijken.
Zorg ervoor dat de AAN-UIT-knop 5
afb. 107 in de uit-stand staat (knop
niet ingedrukt);
106DVDF0S0234
Page 134 of 224

NOODGEVALLEN
132
❒ plaats de stekker 6 afb. 108 in het
12 V-stopcontact van het voertuig
en start de motor;
❒ schakel de compressor in door
op de AAN-UIT-knop 5 te drukken
afb. 107. Zodra de spanning die
vermeld wordt in de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens" of op het
daarvoor bestemde label op de
meter 7 verschijnt, schakel de
compressor dan weer uit met de
AAN-UIT-knop 5;
107DVDF0S0232
❒ verwijder het busje 1 van de
compressor door op de
ontgrendelknop 8 te drukken en
het busje 1 omhoog te trekken
afb. 109.
108DVDF0S0231
109DVDF0S0233
Als de drukmeter 7 afb. 107 een
spanning van minder dan 1,8 bar / 26
psi weergeeft 15 minuten nadat de
compressor ingeschakeld werd,
schakel dan de compressor uit,
ontkoppel de vulleiding 4 van het
ventiel van de band en verwijder het
flesje 1 van de compressor afb. 105.
Verplaats het voertuig over 10 m om
het afdichtmiddel te verspreiden; laat
het voertuig veilig stoppen, trek de
handrem aan en herstel de spanning
aan de hand van de zwarte vulleiding 9
afb. 110 totdat de vereiste spanning
bereikt is. Als ook 15 minuten na het
starten de spanning minder dan 1,8
bar / 26 psi is, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
110DVDF0S0235
Page 135 of 224

133
Na ongeveer 8 km / 5 mijl gereden te
hebben, het voertuig op een veilige en
geschikte plaats zetten, met de
handrem ingeschakeld. Neem de
compressor en herstel de spanning
aan de hand van de zwarte vulleiding
9 afb. 110.
Als de weergegeven spanning hoger is
dan 1,8 bar / 26 psi, herstel dan de
spanning en rij voorzichtig zo snel
mogelijk naar een dealer van het Fiat
Servicenetwerk.
Indien de spanning echter lager is dan
1,8 bar / 26 psi, rij dan niet verder,
maar neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
❒ stop het voertuig op een veilige
manier, zoals hierboven
beschreven, en schakel de
handrem in;
❒ neem de zwarte vulleiding 9 afb.
103 en schroef deze stevig op het
ventiel van de band. Volg de
instructies op afb. 108 en afb. 110.
Druk op de knop 10 afb. 107 om
lucht af te laten om enige overdruk
aan te passen.
VERVANGING FLESJE
Ga als volgt te werk:
❒ gebruik alleen originele
Fix&Go-filterelementen die kunnen
worden aangeschaft bij het Fiat
Servicenetwerk.
❒ druk op de ontgrendelknop
8 afb. 109 en breng hem omhoog
om het element 1 te verwijderen.
Page 136 of 224

NOODGEVALLEN
134
EEN LAMP
VERVANGEN
34) 19)
ALGEMENE
INSTRUCTIES
❒ Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒ Vervang defecte lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒ controleer na vervanging van een
lamp altijd de richting van de
lichtbundel van de koplampen;
❒ telkens als een lamp niet werkt,
moet u controleren of de
betreffende zekering nog in orde is
voordat u de zekering vervangt: zie
de paragraaf “Zekeringen
vervangen” in dit hoofdstuk voor de
locatie van de zekeringen.
BELANGRIJK Telkens als het weer
heet of koud is of na een hevige
regenbui, kan het oppervlak van de
koplampen of de achterlichten beslaan
en/of kunnen er condensatiedruppels
aan de binnenkant worden gevormd.
Dit is geen defect maar een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door
de temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en
dat geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten.
Deze aanslag verdwijnt geleidelijk aan
(van het midden tot de randen) zodra
de lichten worden ingeschakeld.