Page 73 of 224

71
KnopBediening (drukken/draaien)
❒Inkomend gesprek beantwoorde
❒Antwoord tweede inkomend gesprek en zet het in gang zijnde gesprek in de wacht
❒Weergave van de 10 laatste oproepen op het instrumentenpaneel
(alleen met bladeren door oproepen actief en de telefoon klaar)
❒Inkomend gesprek weigeren
❒In gang zijnd gesprek afbreken
❒Laatste oproepdisplay op instrumentenpaneel verlaten (alleen met bladeren door oproepen actief)
❒Microfoon tijdens een telefoongesprek uitschakelen/inschakelen
z ❒Inschakelen/uitschakelen USB, Bluetooth® bron Pauze
❒Inschakelen/uitschakelen radio Mute functie
+/– Kort indrukken: zet volume hoog/laag in afzonderlijke stappen
Lang indrukken:zet volume hoog/laag ononderbroken totdat de knop wordt losgelaten
❒Spraakherkenning activeren
} ❒Spraakbericht onderbreken om nieuwe spraakopdracht te kunnen geven
❒Spraakherkenning onderbreken
Rechter wieltje naar boven of beneden draaien:
❒Kort indrukken: (Radiomodus): selectie van volgende/vorige radiostation
NO ❒Lang indrukken (Radiomodus): scannen van hogere/lagere frequenties tot de knop wordt losgelaten
❒Kort indrukken (USB, Bluetooth® modus): selectie van vorige/volgende nummer
❒Ingedrukt houden (USB, Bluetooth®-modus): snel vooruit-/terugspoelen tot de toets wordt losgelaten.
❒Kort indrukken (telefoonmodus): selectie van volgende/vorige oproep of SMS (alleen met bladeren door oproepen actief)
£
£
Overzichtstabel bedieningselementen frontpaneel
Page 74 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
72
Het systeem
in-/uitschakelen
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld
door het indrukken van de g
toets/knop (ON/OFF).
Draai de toets/knop respectievelijk
rechtsom/linksom om het radiovolume
te verhogen/verlagen.
Radiomodus
Nadat het gewenste radiostation is
gekozen, wordt de volgende informatie
op het display weergegeven:
Bovenaan: de lijst van opgeslagen
(voorkeuzes) radiostations wordt
weergegeven; het station dat
momenteel beluisterd wordt, is
gemarkeerd.
In het midden: weergave van de
naam van het huidige radiostation en
de toetsen om het vorige of het
volgende radiostation te selecteren.
Onderaan: weergave van de volgende
toetsen:
❒ “Browse”: lijst van beschikbare
radiostations;
❒ “AM/FM”, “AM/DAB”, “FM/DAB”:
selectie van de gewenste golfband
(herconfigureerbare toets al naargelang de geselecteerde golfband:
AM, FM of DAB);
❒ “Afstem.”: handmatige afstemming
op het radiostation (niet beschikbaar
voor DAB-radio’s);
❒ “Info”: aanvullende informatie over
de beluisterde bron;
❒ “Audio”: toegang tot het scherm
“Audio-instellingen”.
Audiomenu
Via het menu “Audio” kunnen de
volgende regelingen worden gemaakt:
❒ “Equalizer” (voor bepaalde
versies/markten);
❒ “Balance” (audiobalans links/rechts);
❒ “Volume / Snelheid” (automatische
snelheidsafhankelijke
volumeregeling);
❒ “Loudness” (voor bepaalde
versies/markten);
❒ “Auto-On Radio”;
❒ “Vertrag. uitsch. radio”
Druk op de toets
/ Gereed om het
menu “Audio” af te sluiten.
Media-modus
Audiobron selecteren
Druk op de toets "Bron" om de
gewenste audiobron onder de
beschikbare bronnen te selecteren:
AUX (waar aanwezig), USB of
Bluetooth®.
OPMERKING Applicaties die gebruikt
worden op draagbare apparaten
kunnen mogelijk niet compatibel zijn
met het Uconnect™-systeem.
Nummer kiezen (Browse)
Bij ingeschakelde Media-modus, de
knoppen
”/ »kort indrukken om
het vorige/volgende nummer af te
spelen of de knoppen
”/ »
ingedrukt houden om het nummer snel
vooruit/achteruit te spoelen.
OPMERKING Het toetsenbord is niet
beschikbaar voor talen met speciale
tekens (bijv. Grieks) die niet door het
systeem worden ondersteund, is het
toetsenbord niet beschikbaar. In deze
gevallen is bovenstaande functie
beperkt.
Page 75 of 224

73
Bluetooth® bron
Een Bluetooth® Audioapparaat
koppelen
Ga als volgt te werk om een
Bluetooth® audioapparaat te
koppelen:
❒ activeer de Bluetooth® functie op
het apparaat;
❒ druk op de toets MEDIA op het
voorpaneel;
❒ als de “Media”-bron actief is, druk
dan op de knop “Bron”;
❒ selecteer de Bluetooth®
Mediabron;
❒ druk op de knop
“Toestel toev.”;
❒ zoek Uconnect™ op het
Bluetooth® audioapparaat (tijdens
de koppelingsfase verschijnt op het
scherm de voortgang van het
proces);
❒ wanneer gevraagd door het audio-
apparaat, voer de PIN-code in die
getoond werd op het
systeemdisplay of bevestig op het
apparaat de getoonde PIN;❒ als de koppelingsprocedure met
succes is voltooid, wordt een
scherm getoond. Als “Ja” op de
vraag wordt geselecteerd, wordt het
Bluetooth®audioapparaat als
favoriet gekoppeld
(het apparaat heeft voorrang op alle
andere apparaten die later worden
gekoppeld). Als “Nee” wordt
geselecteerd, wordt de prioriteit op
basis van de volgorde van
verbinding bepaald. Het laatst
verbonden apparaat heeft de
hoogste prioriteit;
❒ een audioapparaat kan ook
gekoppeld worden door te drukken
op de toets PHONE op het
frontpaneel en door “Instellingen” te
selecteren of, vanuit het menu
“Instellingen”, “Telefoon /Bluetooth”
te selecteren.
BELANGRIJK Raadpleeg het
instructieboekje van de mobiele
telefoon als de Bluetooth® verbinding
tussen mobiele telefoon en systeem
wordt verbroken.
OPMERKING De radio kan het nummer
dat wordt gespeeld veranderen door
het wijzigen van het naam-apparaat in
de Bluetoothinstellingen van de
telefoon (waar voorzien(, als het
apparaat is aangesloten via USB na de
bluetoothverbinding.
Telefoonmodus
Activering telefoonmodus
Druk op de toets PHONE op het
voorpaneel om de Telefoonmodus in
te schakelen.
Met de knoppen op het display kan
men:
❒ het telefoonnummer kiezen (met
behulp van het grafische
toetsenbord op het display);
❒ de contacten in het telefoonboek
weergeven en bellen;
❒ de contacten uit de registers van
recente gesprekken weergeven en
bellen;
❒ een maximum van 10
telefoons/audioapparaten koppelen
om de toegang en de verbinding
eenvoudiger en sneller te maken;
❒ gesprekken van het systeem naar
de mobiele telefoon en andersom
overzetten en het geluid van de
microfoon uitschakelen bij
privégesprekken.
Het geluid van de mobiele telefoon
wordt over het audiosysteem van de
auto uitgezonden: het systeem
schakelt automatisch het geluid van de
autoradio uit wanneer de
Telefoonfunctie wordt gebruikt.
Page 76 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
74
OPMERKING Ga, om de lijst met
mobiele telefoons en ondersteunde
functies te raadplegen, naar de website
www.driveuconnect.eu
Mobiele telefoon koppelen
Ga als volgt te werk voor het koppelen
van de mobiele telefoon:
❒ Schakel de Bluetooth® functie in
op de mobiele telefoon;
❒ druk op de toets PHONE op het
voorpaneel;
❒ als er nog geen telefoon aan het
systeem gekoppeld is, toont het
display een speciaal scherm;
❒ selecteer “Ja” om de
koppelingsprocedure te starten en
zoek vervolgens het Uconnect™
apparaat op de mobiele telefoon (als
“Nee” wordt geselecteerd, wordt
het hoofdscherm van de Telefoon
getoond);
❒ wanneer u gevraagd wordt door de
mobiele Telefoon, gebruik het
toetsenbord om de PIN-code in te
voeren die getoond wordt op het
systeemdisplay of bevestig de
weergegeven PIN op de mobiele
telefoon;❒ vanuit het scherm “Telefoon” kan de
mobiele telefoon altijd gekoppeld
worden door op de knop “Instelling”
te drukken: druk op de knop
“Toestel toev.” en ga verder zoals
hierboven beschreven;
❒ tijdens de koppelingsfase verschijnt
een scherm dat de voortgang van
het proces toont.
❒ als de koppelingsprocedure met
succes is voltooid, wordt een
scherm getoond: als “Ja” op de
vraag wordt geselecteerd, wordt de
mobiele telefoon als favoriet
gekoppeld (de mobiele telefoon
heeft voorrang op alle andere
mobiele telefoons die later worden
gekoppeld). Als geen andere
apparaten worden gekoppeld, zal
het systeem het eerst gekoppelde
apparaat als favoriet beschouwen.
OPMERKING Na het updaten van de
telefoonsoftware wordt het voor een
correcte werking aanbevolen de
telefoon te verwijderen uit de lijst
apparaten gelinkt aan de radio en ook
de koppeling van het vorige systeem uit
de lijst met Bluetooth®-apparaten op
de telefoon te verwijderen en een
nieuwe koppeling te maken.Bellen
De hieronder beschreven procedures
zijn alleen toegankelijk indien ze door
de gebruikte mobiele telefoon worden
ondersteund.
Raadpleeg de handleiding van de
mobiele telefoon om alle beschikbare
functies te kennen.
Een nummer kan op de volgende
manieren gebeld worden:
❒ het icoon selecteren
(telefoonboek);
❒ selectie van “Recente oproep”;
❒ het icoon selecteren ;
❒ drukken op de “Opnieuw bellen”
knop.
Berichtenlezer
Het systeem kan de SMS-berichten die
de mobiele telefoon ontvangt
voorlezen.
Om deze functie te gebruiken, moet de
mobiele telefoon de uitwisseling van
SMS via Bluetooth® ondersteunen.
Als deze functie niet door de telefoon
wordt ondersteund, wordt de grafische
knop uitgeschakeld
(grijs gemaakt).
Page 77 of 224

75
Bij ontvangst van een tekstbericht,
toont het display een scherm waarop
de opties “Luisteren”, “Bellen” of
“Negeer” gekozen kunnen worden.
Druk op de toets voor toegang tot
de lijst van SMS-berichten die door de
mobiele telefoon zijn ontvangen
(de lijst toont een maximum van 60
ontvangen berichten).
OPMERKING Op sommige mobiele
telefoons moet de
tekstberichtennotificatie-optie worden
geactiveerd, om tekstbericht
spraaklezing beschikbaar te maken.
Deze optie is normaalgesproken
beschikbaar op de telefoon, in het
Bluetooth® connecties-menu voor
een apparaad gekoppeld als
Uconnect™. Na het inschakelen van
deze functie op de mobiele telefoon,
moet deze uit- en weer ingeschakeld
worden met het Uconnect™ systeem
om de functie te laten werken.
SMS-berichtopties
Er zijn standaard tekstberichten in het
systeemgeheugen opgeslagen die als
antwoord op een ontvangen bericht of
als nieuw bericht verzonden kunnen
worden:
❒ Ja.
❒ Nr.❒ OK.
❒ Ik kan nu niet praten.
❒ Bel me.
❒ Ik bel je straks.
❒ Ik ben onderweg.
❒ Bedankt.
❒ Ik kom te laat.
❒ Zit vast in verkeer.
❒ Begin maar vast.
❒ Waar ben je?
❒ Ben je er al?
❒ Ik heb uitleg nodig.
❒ Ik ben de weg kwijt.
❒ Tot straks.
❒ Ik kom 5 (of 10, 15, 20, 25, 30, 45,
60)* minuten later.
❒ Tot over 5 (of 10, 15, 20, 25, 30,
45, 60)* minuten.
* Gebruik alleen de kiesbare getallen,
anders neemt het systeem het
bericht niet aan.
OPMERKING Zie het betreffende
gedeelte voor informatie over het
versturen van een tekstbericht met
spraakopdrachten.APPS-modus
Inleiding
Druk op knop APPS op het frontpaneel
om de volgende werkinstellingen weer
te geven:
❒ Buitentemp
❒ Klok
❒ Kompas
❒ Trip
❒ Uconnect™ LIVE
Uconnect™
LIVE-Services
Druk op de APPS-toets om het menu
met alle applicatiefuncties van het
systeem te openen, zoals:
Trip computer, Instellingen, kompas
(voor bepaalde versies/markten),
Uconnect™ LIVE toepassingen.
Als er een pictogram Uconnect™-
icoon aanwezig is, dan is het systeem
voorbereid voor de aangesloten
services en kunnen de toepassingen
direct worden gebruikt vanaf de radio
voor een efficiënter en geavanceerd
gebruik van het voertuig.
De applicatiefuncties zijn beschikbaar
volgens de voertuigconfiguratie en de
markt.
Page 78 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
76
Om de Uconnect™ LIVE services te
kunnen gebruiken, is het volgende
noodzakelijk:
❒ Download de Uconnect™ LIVE
App uit “App Store” of “Google
play” op uw compatibele
smartphone, en zorg ervoor dat de
gegevensverbinding is
ingeschakeld.
❒ Registreer u op Uconnect™ LIVE
App, www.DriveUconnect.eu of op
de website www.fiat.it.
❒ Start deUconnect™ LIVE App op
de smartphone en voer uw
gegevens in.
Ga, voor meer informatie over de
beschikbare services voor uw markt,
naar de website
www.DriveUconnect.eu.
Eerste toegang tot het voertuig
Zodra u de Uconnect™LIVEApp hebt
gelanceerd en uw gegevens hebt
ingevoerd, moet u de Bluetooth®
koppeling tussen uw smartphone en
de autoradio uitvoeren, zoals
beschreven in het hoofdstuk “Mobiele
telefoon koppelen” om toegang te
krijgen tot de Uconnect™ LIVE
services in uw voertuig.
De lijst van ondersteunde mobiele
telefoons is beschikbaar op
www.driveuconnect.eu.Wanneer het registreren is voltooid, zijn
de aangesloten services beschikbaar
door te drukken op het pictogram
Uconnect™ op de radio.
Wanneer de activering is afgerond,
wordt de gebruiker hiervan op de
hoogte gebracht met een bericht. Als
een persoonlijk profiel nodig is voor de
services, kunnen uw accounts worden
aangesloten via de Uconnect™ LIVE
App, of in uw persoonlijke zone op
www.driveUconnect.eu.
Gebruiker niet aangesloten
Als de gebruiker de mobiele telefoon
niet registreert met het Bluetooth®-
systeem, dan toont het radiomenu bij
het drukken op de toets Uconnect™
uitgeschakelde pictogrammen, met
uitzondering van eco:Drive.
Meer informatie over de eco:Drive™
functie is beschikbaar in het speciale
hoofdstuk.
Instelling van Uconnect™ services
die kan worden beheerd via
de radio
Het gedeelte “Instellingen” kan worden
geraadpleegd via het pictogram in
het radiomenu bestemd voor de
Uconnect™ LIVE services. In deze
sectie kan de gebruiker de
systeemopties controleren en naar
eigen voorkeur wijzigen.Systemen updaten
Als een update voor het Uconnect™
LIVE systeem beschikbaar is terwijl de
Uconnect™ services worden
gebruikt, dan wordt de gebruiker
hiervan op de hoogte gebracht via een
bericht op het radioscherm.
De update omvat het downloaden van
de nieuwe softwareversie voor het
beheer van de Uconnect™ LIVE
services.
De update wordt uitgevoerd met
behulp van de gegevensverbinding van
de geregistreerde smartphone. De
gebruiker wordt op de hoogte
gebracht van de gegenereerde
verkeershoeveelheid.
De Uconnect™ LIVE app
De Uconnect™ LIVE App moet
worden geïnstalleerd op uw
smartphone om toegang te krijgen tot
de op het voertuig aangesloten
diensten. Deze applicatie kan worden
gebruikt om toegang te krijgen tot uw
profiel en om uw Uconnect™ LIVE
ervaring aan uw persoonlijke wensen
aan te passen.
De App kan worden gedownload via
de “App Store” of “Google Play”.
Page 79 of 224

77
Om veiligheidsredenen kan de App niet
worden geopend wanneer de telefoon
is geregistreerd met de autoradio.
Persoonlijke gegevens (e-mail en
wachtwoord) zijn vereist om toegang
te krijgen tot de Uconnect™ LIVE
radioservices, daarom is de inhoud van
uw persoonlijke account beveiligd en
kan deze alleen worden geopend door
de echte gebruiker.
Aangesloten services die kunnen
worden geraadpleegd op het
voertuig
De Uconnect™ LIVE services
beschikbaar in het radiomenu kunnen
verschillen afhankelijk van de markt.
De eco:Drive™ en my:Car applicaties
zijn ontwikkeld om de rijervaring van de
klant te verbeteren en daarom zijn ze
verkrijgbaar op alle markten waar
toegang tot de Uconnect™ LIVE
services mogelijk is.
Ga voor meer informatie naar de
website www.DriveUconnect.eu.
Als het navigatiesysteem in de
autoradio wordt geïnstalleerd, dan
wordt bij toegang tot de Uconnect™
LIVE services het gebruik van de
TomTom LIVE services geactiveerd.
Raadpleeg voor meer informatie over
de LIVE-functies het betreffende
hoofdstuk.eco:Drive™
Met de eco:Drive™ applicatie kan uw
rijgedrag in realtime worden
weergeven, zodat u uw rijstijl kunt
verbeteren voor wat betreft
brandstofverbruik en uitstoot.
Daarnaast kunnen de gegevens
worden opgeslagen op een USB-
flashdrive en kan een gegevensanalyse
worden gemaakt op uw pc dankzij de
eco:Drive™ desktopapplicatie,
beschikbaar op www.fiat.it of
www.DriveUconnect.eu.
Het rijgedrag wordt geëvalueerd door
middel van vier indexen die de
volgende parameters controleren:
❒ Acceleratie
❒ Deceleratie
❒ Schakelen
❒ Snelheid
eco:Drive™ display
Druk op de toets eco:Drive™ om van
deze functie gebruik te maken.
Er wordt een scherm weergegeven op
het display van de autoradio met de 4
hierboven beschreven indexen. Deze
indexen zijn grijs totdat het systeem
genoeg gegevens heeft om de rijstijl te
analyseren.Zodra voldoende gegevens
beschikbaar zijn, nemen de indexen op
basis van de beoordeling 5 kleuren
aan: donkergroen (zeer goed),
lichtgroen, geel, oranje en rood (zeer
slecht).
“Huidige trip index” verwijst naar de
volledige waarde die in realtime is
berekend op grond van het
gemiddelde van de beschreven
indexen.
Deze index geeft de eco-vriendelijkheid
van de rijstijl weer: van 0 (laag) tot 100
(hoog).
Bij langdurige stilstand toont het
display het gemiddelde van de indexen
tot dat moment (”Gemiddelde index”)
dan worden de indexen weer gekleurd
in real time zodra het voertuig weer
gestart wordt.
Om de gemiddelde gegevens te
controleren van een vorige trip (een
“trip” is een cyclus die begint wanneer
de contactsleutel wordt aangezet
totdat hij weer wordt uitgezet),
selecteer de knop “Vorige Trip” (fig. 4).
De gegevens van de vorige trip kunnen
ook worden weergegeven door op de
toets “Details” (Gegevens) te drukken,
waarna de reisduur (tijd en afstand) en
de gemiddelde snelheid worden
weergegeven.
Page 80 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
78
Opnemen en overzetten van
reisgegevens
De reisgegevens worden opgeslagen
in het systeemgeheugen en
overgebracht door middel van een
geschikt geconfigureerde USB-
geheugenstick of via de Uconnect™
LIVE app. Op die manier kunt u de
geschiedenis van de verzamelde
gegevens, met een volledige analyse
van de routegegevens en van uw rijstijl,
weergeven.
Nadere informatie is beschikbaar op
www.driveuconnect.eu.
BELANGRIJK Verwijder de USB-
geheugenstick of verbreek de
verbinding van de smartphone met de
Uconnect™ LIVE-app niet voordat
het systeem de gegevens heeft
gedownload, want anders kunnen
deze verloren gaan.
Tijdens de gegevensoverdracht naar
de apparaten kunnen er berichten op
het display van de autoradio
verschijnen om de gebruiker op de
juiste wijze door deze handeling te
leiden; volg deze aanwijzingen op.
Deze berichten worden alleen
weergegeven als de contactsleutel
naar STOP is gedraaid en als een
uitschakelvertraging van het
Uconnect™-systeem is ingesteld. De gegevens worden bij het afzetten
van de motor automatisch naar de
apparaten verzonden. Overgedragen
gegevens worden op deze manier
verwijderd uit het systeem geheugen.
U kunt kiezen om de reisgegevens al
dan niet op te slaan, door op de toets
“Settings” (Instellingen) te drukken en
door de activering van de opslag en de
overdracht naar USB of Cloud in te
stellen.
OPMERKINGEN
Als de USB-geheugenstick vol is,
worden waarschuwingsberichten op
het radiodisplay weergegeven.
Wanneer er langere tijd geen
eco:Drive™ gegevens naar de USB-
geheugenstick worden verzonden, kan
het interne geheugen van het
Uconnect™ LIVE systeem verzadigd
raken. Volg de instructies in de
berichten op het radiodisplay.
my:Car
Met my:Car kunt u de “gezondheid”
van uw voertuig bewaken.
my:Car kan storingen in realtime
detecteren en de gebruiker informeren
wanneer het onderhoudsinterval
verlopen is. Druk op de knop “my:Car”
om van deze toepassing gebruik te
maken.Op het display verschijnt een scherm
met de “care:Index” sectie, waarin alle
gedetailleerde informatie over de status
van het voertuig wordt getoond. Druk
op de knop “Actieve waarschuwingen”
om de informatie (indien aanwezig)
over de storingen van het voertuig te
tonen die het branden van een
waarschuwingslampje tot gevolg
hadden.
De voertuigstatus kan worden
geraadpleegd op
www.driveuconnect.eu of via de
Uconnect™ LIVE app.
Instellingen
Druk op de toets op het
voorpaneel voor de weergave van het
menu “Instellingen”.
OPMERKING De weergegeven
menu-items hangen van de versie af.
Het menu bestaat indicatief uit de
volgende onderwerpen:
❒ Weergave;
❒ Meeteenheid;
❒ Spraakopdrachten;
❒ Klok & Datum;
❒ Veiligheid;
❒ Lichten (voor bepaalde
versies/markten);
❒ Portieren+Vergrend.;