Page 185 of 224

183
Rem
vloeistof
Additief voor
diesel
Vloeistof voor
ruitensproeiers/
achterruitsproeier
Toepassingen
TUTELA TRANSMISSION
GEARFORCE
Contractual Technical
Reference Nr. F002.F10
TUTELA CS SPEED
Contractual Technical
Reference Nr. F005.F98
TUTELA ALL STAR
Contractual Technical
Reference Nr. F702.G07
TUTELA STAR 700
Contractual Technical
Reference Nr. F701.C07
TUTELA STAR 325
Contractual Technical
Reference Nr. F301.D03
TUTELA TOP 4
Contractuele Technische
Referentie Nr. F001.A93 of
TUTELA TOP 4/S
Contractuele Technische
Referentie Nr. F005.F15
TUTELA DIESEL ART
Contractual Technical
Reference No. F601.L06
PETRONAS DURANCE SC 35
Contractual Technical
Reference No. F001.D16Mechanische versnellingsbak
en differentiële
Hydraulisch smeermiddel
bedieningssyteem
Dualogic versnellingsbak
Homokinetische koppelingen
aan wielzijde
Homokinetische koppelingen
aan differentieelzijde (behalve
1.4 16V 100 HP versies)
Homokinetische koppelingen
aan differentieelzijde (behalve
1.4 16V 100 HP versies)
Hydraulisch remsysteem en
hydraulische
koppelingsbediening
Te mengen met diesel
25 cc per 10 liter
Verdund of onverdund
gebruiken voor ruitenwissers/
ruitensproeiers
GebruikKenmerkenSpecificatiesOriginele vloeistoffen en
smeermiddelen
Oliën en
vetten voor de
overbrenging van
de bewegingSAE 75W API GL4
synthetisch smeermiddel.
Specifieke vloeistof voor
elektrohydraulische actuatoren
“ATF DEXRON III” type olie
Vet met molybdeendisulfide, voor
gebruik op hoge temperaturen.
NL.G.I. 1-2 consistentie
FIAT 1-kwalificatie
Vet met een lage wrijvingscoëfficiënt
voor homokinetische koppelingen.
N.L.G.I. 0-1 co nsistentie
Synthetisch vet op basis van polyureum
voor hoge temperaturen.
NL.G.I. Consistentie 2
Synthetische vloeistof voor rem- en
koppelingssystemen. Overtreft de
specificaties FMVSS nr. 116 DOT 4,
ISO 4925 SAE J1704.
Additief voor dieselolie met antivries
en beschermende werking voor
dieselmotoren
Mengsel van alcohol, water en
tensioactieve stoffen CUNA NC 956-II9.55550-MZ6
9.55550-SA1
9.55580-GRAS II
9.55580-GRAS II
9.55580-GRAS II
9.55597
of
MS.90039
–
9.55522
of
MS.90043
Page 186 of 224

TECHNISCHE GEGEVENS
184
BRANDSTOFVERBRUIK - CO2 EMISSIES
De gegevens over het brandstofverbruik die vermeld zijn in de tabel zijn bepaald op basis van de typegoedkeuringstests in
overeenstemming met specifieke Europese Richtlijnen.
CO
2 S-EMISSIE EN VERBRUIK VOLGENS DE HUIDIGE EUROPESE RICHTLIJN
0.9 TwinAir 60 HP Start&Stop* 4.6 3.4 3.8 88
0.9 TwinAir 65 HP Start&Stop 5.2 3.5 4.1 96
0.9 TwinAir 80 HP Start&Stop* 4.5 3.4 3.8 88
0.9 TwinAir 80 HP Dualogic 4.4 3.4 3.8 88
0.9 TwinAir 85 HP Start&Stop 4.6 3.4 3.8 90
0.9 TwinAir 85 HP Dualogic 4.3 3.5 3.8 88
0.9 TwinAir 105 HP Start&Stop 5.5 3.5 4.2 99
1.2 8V 69 HP 6.2 4.2 4.9 115
1.2 8V 69 HP Start&Stop 5.5 4.3 4.7 110
1.2 8V 69 HP Dualogic 6.0 4.1 4.8 111
1.2 8V 69 HP Dualogic Start&Stop 5.4 4.0 4.5 105
1.2 8V 69 HP LPG 6.3 (**) / 8.1 (***) 4.3 (**) / 5.5 (***) 5.0 (**) / 6.5 (***) 117 (**) / 104 (***)
1.2 8V 69 HP EVO2 S&S 4.8 4.0 4.3 99
1.4 16V 100 HP* 7.7 5.1 6.1 140
1.4 16V 100 HP Dualogic* 7.1 5.0 5.8 135
1.4 16V 100 HP Dualogic Start&Stop* 6.7 5.0 5.6 130
1.3 16V Multijet 95 HP Start&Stop EURO 5 4.6 3.0 3.6 95
1.3 16V 78 HP / 95 HP EURO 6 4.1 3.0 3.4 89
VersiesStad
liter/100 kmBuitenwegen
liter/100 kmGecombineerd
liter/100 kmCO2 -emissies
g/km
*Voor bepaalde versies/markten (**) Benzine (***) LPG
De verbruikscijfers in de tabel hebben betrekking op de AUTO-ECO-werkingslogica van de 1.2 8V Dualogic en de AUTO-werkingslogica van
de 1.4 16V Dualogic. De CO
2-emissiegegevens hebben betrekking op het gecombineerde gebruik.
Page 187 of 224

185
RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET VOERTUIG AAN
HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR
Al jaren zet FCA zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen
en de realisatie van producten die steeds “eco-compatibeler” zijn. Om de klanten de best mogelijke service te garanderen in
overeenstemming met de milieuwetgeving en conform de Europese richtlijn 2000/53/EG inzake de behandeling van
voertuigen aan het einde van hun levensduur, biedt FCA haar klanten de mogelijkheid hun auto aan het einde van zijn
levensduur zonder extra kosten in te leveren. De Europese richtlijn bepaalt namelijk dat het voertuig kan worden ingeleverd
zonder kosten voor de laatste houder of eigenaar als het voertuig geen of een negatieve marktwaarde heeft.
Voor de kosteloze inlevering van het voertuig aan het einde van zijn levensduur kunt u als u een andere auto gaat
aanschaffen, zich tot een van onze dealers of tot een door FCA goedgekeurd inzamelings- en verwerkingsbedrijf wenden.
Deze bedrijven zijn zorgvuldig geselecteerd en bieden kwaliteitsservice voor de inzameling, verwerking en recycling van
afgedankte auto’s met respect voor het milieu.
Voor meer informatie over deze inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u zich wenden tot een FCA Servicepunt, het
telefoonnummer in het garantieboekje bellen of naar de websites van de verschillende merken van FCA gaan.
Page 188 of 224
Deze pagina is opzettelijk leeg gelaten
Page 189 of 224

PERSOONLIJKE VEILIGHEID
187
BELANGRIJKE INFORMATIE EN
AANBEVELINGEN
3) INSTELLINGEN
Het verstellen van stoelen, hoofdsteunen, stuurwiel of
achteruitkijkspiegels mag uitsluitend plaatsvinden bij
stilstaande auto en afgezette motor.
4) STOELEN
•Als er een zijairbag is geïnstalleerd, is het gevaarlijk
stoelhoezen te gebruiken die niet geleverd zijn door Lineaccessori
MOPAR
®.
•Controleer na het loslaten van de hendel altijd of de
stoel goed geblokkeerd is door te proberen hem naar voren en
naar achteren te schuiven.
Als de stoel niet geblokkeerd is, kan hij plotseling verschuiven met
mogelijk controleverlies over de auto tot gevolg.
5) HOOFDSTEUNEN
• De verstelling mag alleen bij stilstaande auto en uitgeschakelde
motor gebeuren. De hoofdsteunen moeten zodanig versteld
worden dat ze de achterkant van het hoofd en niet de nek
ondersteunen. Alleen in die stand oefenen ze hun beschermende
werking uit.
• Voor een optimale bescherming van de hoofdsteun, moet de
rugleuning zo zijn ingesteld dat men rechtop zit en het hoofd zich
zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.
6) ACHTERUITKIJKSPIEGELS
Omdat de buitenspiegels gebogen zijn, kunnen zij uw perceptie
van de afstand enigszins wijzigen. Tijdens het rijden moeten deze
spiegels altijd in geopende stand staan.
U wordt verzocht de volgende waarschuwingen aandachtig door te lezen.
Wij adviseren om in een noodsituatie het gratis telefoonnummer te bellen dat in het garantieboekje is vermeld.
Ga naar de website www.fiat500.com om het dichtstbijzijnde Fiat Servicenetwerk te vinden.
(GAAT DOOR)
1) DE SLEUTELS
Druk knop B fig. 9 alleen in wanneer de sleutel ver genoeg van
het lichaam, vooral de ogen, en van voorwerpen die snel
beschadigen (bijvoorbeeld kleding) is verwijderd.
Laat de sleutel nooit onbewaakt achter om te voorkomen dat
iemand (in het bijzonder kinderen) per ongeluk op de knop drukt.
2) STARTINRICHTING
• Verwijder de sleutel nooit terwijl de auto rijdt. Het stuurwiel zal
automatisch vergrendeld worden zodra eraan gedraaid wordt.
Dit geldt ook voor auto’s die gesleept worden.
• After-market werkzaamheden waarbij wijzigingen van de
stuurinrichting of de stuurkolom betrokken zijn
(bijv. bij montage van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor het voertuig niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
•Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet dit gecontroleerd worden
bij het Fiat Servicenetwerk voordat er verder gereden wordt.
•Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt
verlaten, om te voorkomen dat iemand per ongeluk de
bedieningselementen gebruikt.
Vergeet niet de handrem aan te trekken.
Als het voertuig hellingopwaarts geparkeerd wordt, schakel dan
de eerste versnelling in, als het voertuig hellingafwaarts staat,
schakel dan de achteruitversnelling in. Laat kinderen nooit zonder
toezicht in de auto achter.
Page 190 of 224

BELANGRIJKE INFORMATIE EN AANBEVELINGEN
188(GAAT DOOR)
PERSOONLIJKE VEILIGHEID
(DOORGEGAAN)
7) DAGRIJLICHTEN (DRL)
•De dagrijlichten zijn een alternatief voor het dimlicht in landen
waar dit tijdens het rijden overdag verplicht is, en is tevens
toegestaan in landen waar dit niet verplicht is.
•De dagverlichting mag het dimlicht niet vervangen tijdens het
rijden in het donker en in tunnels.
•Het gebruik van de dagrijlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land waar u rijdt. Neem de
wettelijke voorschriften in acht.
8) AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOER
Als na een botsing een brandstoflucht wordt geroken of
brandstoflekkage wordt geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om brand te voorkomen.
9) INTERIEURUITRUSTING
•De aansteker wordt zeer heet. Hanteer hem voorzichtig en sta
het gebruik niet aan kinderen toe om het risico van brand of
brandwonden te voorkomen. Controleer na gebruik altijd of de
aansteker is uitgeschakeld.
•Het stopcontact is geschikt voor accessoires met een
maximum vermogen van 180 W (maximum stroomverbruik 15 A).
•Rijd nooit met open dashboardkastje: het kan de passagier in
geval van een botsing verwonden.
•Aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde is een
etiket aangebracht dat eraan herinnert dat de airbags verplicht
uitgeschakeld moeten worden als een naar achteren gericht
kinderzitje op de voorstoel wordt gemonteerd.
Neem altijd de aanwijzingen op het etiket in acht.
10) SCHUIFDAK – ELEKTRISCH VOUWDAK
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt
verlaten om te voorkomen dat onverwachtse inschakeling vandeze voorzieningen gevaar oplevert voor de achtergebleven
passagiers: oneigenlijk gebruik kan gevaarlijk zijn. Controleer voor
en tijdens het bedienen altijd of de passagiers niet kunnen
worden verwond door de bewegende ruiten of door voorwerpen
die door de ruit worden meegesleept of geraakt.
11) CABRIODAK
•Houd tijdens het openen en sluiten van het dak of wanneer het
dak stopt in een bepaalde stand voordat de cyclus is voltooid, de
handen uit de buurt van het dakmechanisme om schade en letsel
te voorkomen.
•Houd kinderen uit de buurt van de bewegingszone van het
cabriodak tijdens het openen en sluiten.
12) PORTIEREN
Controleer, voordat er een portier geopend wordt, of dit op een
veilige manier kan gebeuren. Open de portieren uitsluitend bij
stilstaand voertuig.
13) BAGAGERUIMTE
•Overschrijd nooit de maximaal toegestane belading van de
bagageruimte, zie hoofdstuk “Technische gegevens”. Zorg er
tevens voor dat voorwerpen die in de bagageruimte zijn
geplaatst, goed vastgezet zijn om te voorkomen dat deze na
plotseling remmen naar voren komen, waardoor passagiers
gewond zouden kunnen raken.
•Rijd niet met een open achterklep: de uitlaatgassen kunnen in
het interieur komen.
•Als in een gebied wordt gereden waar weinig tankstations
aanwezig zijn en men benzine in een tankje wil meenemen, moet
dit overeenkomstig de geldende voorschriften en in een
goedgekeurd tankje gebeuren dat op passende wijze is
vastgezet. In geval van een botsing is het risico op brand toch
altijd groter.
Page 191 of 224

189(GAAT DOOR)
PERSOONLIJKE VEILIGHEID
(DOORGEGAAN)
•Let op bij het openen van de achterklep als er een imperiaal
gemonteerd is.
•Zorg ervoor dat de rugleuningen aan beide zijden goed zijn
vergrendeld om te voorkomen dat deze bij bruusk remmen
naar voren kunnen klappen en zo eventueel de passagiers
kunnen verwonden.
14) IMPERIAAL/SKIDRAGER
•De wettelijke voorschriften betreffende de maximale
afmetingen moeten altijd in acht worden genomen.
•Overschrijd nooit het maximum toegestane draagvermogen,
zie hoofdstuk “Technische gegevens”.
•Verdeel de lading gelijkmatig en houd bij het rijden rekening
met een verhoogde zijwindgevoeligheid.
Controleer na enkele kilometers rijden of de bouten van de
bevestigingspunten nog goed zijn vastgedraaid.
•Verzeker u ervan, voordat u gaat rijden, dat de dwarsstangen
goed gemonteerd zijn.
15) ABS-SYSTEEM – ESC-SYSTEEM
•Het ABS benut zoveel mogelijk de beschikbare grip maar kan
hem niet verhogen. Rijd dus altijd voorzichtig op gladde
weggedeelten en neem geen onnodige risico’s.
•Wanneer het ABS wordt ingeschakeld, is een trilling van het
rempedaal voelbaar. Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo
zorgt het systeem voor de kortste remweg op basis van de
conditie van het wegdek.
•Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de grip van de banden op
het wegdek beperkt. Minder dus snelheid om deze aan de
beschikbare grip aan te passen.
• Een inrijperiode van circa 500 km is vereist om het beste uit
het remsysteem te halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen. • De ABS, ESC en ASR-systemen kunnen niet de door het
wegdek geboden grip boven de limieten van de natuurkundige
wetten laten toenemen.
• De ABS, ESC, ASR en HBA-systemen kunnen geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig grip of aquaplaning.
• De capaciteiten van de ABS, ESC, ASR and HBA-systemen
mogen nooit op onverantwoorde en gevaarlijke wijze worden
uitgetest, waardoor de persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
•Bij de inwerkingtreding van de Mechanical Brake Assist kan
geluid hoorbaar zijn.
Dit is een normaal verschijnsel. Houd in elk geval het rempedaal
goed ingetrapt.
•Wanneer alleen het controlelampje
xop het
instrumentenpaneel gaat branden (en op de multifunctionele
display verschijnt tevens een melding voor bepaalde
versies/markten), zet dan de motor onmiddellijk af en neem
contact op met het dichtstbijzijnde dealer van het Fiat
Servicenetwerk. Vloeistoflekken uit het hydraulische systeem
brengen de werking van zowel het normale remsysteem als het
ABS in gevaar.
•Neem nooit onnodige en onverantwoorde risico’s, ook al is de
auto voorzien van de systemen ESC en ASR.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de conditie van het
wegdek, het zicht en het verkeer. De bestuurder is altijd
verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid.
•Ook als het noodreservewiel (daar waar aanwezig) wordt
gebruikt, blijven de ABS-, ASR- en ESC-systemen werken.
Houd steeds rekening met het feit dat het noodreservewiel kleiner
is dan een normaal wiel waardoor de grip minder is.
•Voor een goede werking van de ESP- en ASR-systemen is het
van groot belang de banden van alle wielen van hetzelfde type,
merk en maat zijn en dat ze in perfecte conditie zijn.
Page 192 of 224

BELANGRIJKE INFORMATIE EN AANBEVELINGEN
190(GAAT DOOR)
PERSOONLIJKE VEILIGHEID
(DOORGEGAAN)
•Het HH-systeem is geen parkeerrem; verlaat daarom nooit
het voertuig zonder eerst de handrem te hebben aangetrokken,
de motor te hebben afgezet en de eerste versnelling te hebben
ingeschakeld, met het voertuig in veilige omstandigheden
geparkeerd.
•Er kunnen situaties op kleine hellingen minder dan 8%)
voorkomen waarin, bij beladen auto of een aangekoppelde
aanhanger (indien aanwezig), het Hill Holder-systeem niet in
werking treedt en de auto zich iets naar achteren verplaatst,
waardoor het risico op een botsing met een ander voertuig of
voorwerp toeneemt. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
•The HBA system cannot increase tyre grip on the road over
the limits imposeHet HBA-systeem kan de grip van de banden
op het wegdek niet boven de limieten van de natuurkundige
wetten laten toenemen; rijd altijd voorzichtig, overeenkomstig
de toestand van het wegdek.
•Het HBA-systeem is een ondersteuning voor de bestuurder
die altijd zijn volle aandacht bij het rijden moet houden.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt altijd bij de bestuurder.
16) MOTORKAP
•Controleer, voordat de motorkap wordt opgetild, of de
armen van de ruitenwissers tegen de ruit liggen.
•De motorkap kan plotseling omlaag vallen als de steunstang
niet correct geplaatst is. Verricht deze handelingen uitsluitend
bij stilstaande auto.
•Wees voorzichtig bij het uitvoeren van werkzaamheden in de
motorruimte wanneer de motor heet is om brandwonden te
voorkomen. Plaats de handen niet in de buurt van de ventilator,
omdat deze ook ingeschakeld kan worden als de sleutel niet in
het contactslot zit. Wacht tot de motor is afgekoeld. •Pas op dat er geen sjaals, stropdassen of andere losse delen van
kledingstukken - ook per ongeluk - in aanraking komen met
bewegende delen. Dit kan tot gevolg hebben dat het kledingstuk
het onderdeel in wordt getrokken, met ernstig letsel voor de drager
als resultaat.
•Om veiligheidsredenen moet de achterklep tijdens het rijden altijd
goed gesloten zijn. Controleer dus altijd of de motorkap goed
gesloten en vergrendeld is. Mocht u tijdens het rijden merken dat
de motorkap niet goed vergrendeld is, stop dan onmiddellijk en
sluit de motorkap op de correcte manier.
•Gebruik beide handen om de motorkap op te tillen.
Controleer voordat de motorkap wordt opgetild, of de armen van
de ruitenwissers tegen de ruit liggen, het voertuig stilstaat en de
handrem is aangetrokken.
17) BEDIENINGSELEMENTEN
•After-market werkzaamheden waarbij wijzigingen van de
stuurinrichting of de stuurkolom betrokken zijn (bijv. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste verboden. Dergelijke
werkzaamheden kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen waardoor het voertuig
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
•Stop, voordat er onderhoudswerkzaamheden verricht worden, altijd
de motor en verwijder de contactsleutel uit het slot om de stuurkolom
te vergrendelen (in het bijzonder wanneer de wielen van de auto los
van de grond staan). Als dit niet mogelijk is (bijv. als de contactsleutel
in de stand MAR moet staan of als de motor moet draaien), de
hoofdzekering van de elektrische stuurbekrachtiging verwijderen.
18) PARKEERSENSOREN
De verantwoordelijkheid voor de parkeermanoeuvres ligt echter
altijd bij de bestuurder. Controleer tijdens deze manoeuvres altijd of
er geen mensen (vooral kinderen) of dieren in het betreffende
gebied aanwezig zijn.