Page 33 of 224

31
STUURWIEL 2) 3)
De hendel A-fig. 18 voor verstelling van
het stuurwiel bevindt zich op de
stuurkolom onder de
richtingaanwijzerhendel.
❒ Plaats de hendel omlaag om de
stuurkolom te ontgrendelen.
❒ Plaats de stuurkolom in de
geschiktste stand.
❒ Breng de hendel omhoog om de
stuurkolom in deze stand te
vergrendelen.
ACHTERUITKIJK-
SPIEGELS 6)
BINNENSPIEGEL
Deze spiegel is voorzien van een
beveiligingsmechanisme dat ervoor
zorgt dat de spiegel losschiet bij een
heftige botsing met de passagier. Met
hendeltje A fig. 19 kan de spiegel in
twee standen gezet worden: normaal
of anti-verblindingsstand.
HOOFDSTEUNEN
ACHTER (verwijdering)
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de
hoofdsteunen te verwijderen:
❒ Til hendel A of B fig. 17 op (allebei
voor een achterbank), ontgrendel
de rugleuning en klap deze naar
voren;
❒ trek de hoofdsteunen tot hun
maximumhoogte uit;
❒ druk op de knoppen A en B fig.16
aan de zijkanten van de twee
steunen, en verwijder de
hoofdsteunen door ze omhoog te
trekken.
17DVDF0S145c
18DVDF0S173c
19DVDF0S106c
Page 34 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
32
ELEKTROCHROMATISCH
E ACHTERUITKIJK
BINNENSPIEGEL
(voor bepaalde versies/markten)
Sommige versies zijn voorzien van een
elektrochromatische spiegel met
automatische anti-verblindingsfunctie.
Op het onderste deel van de spiegel zit
een AAN/UIT knop om de
elektrochromatische functie in/uit te
schakelen. Wanneer de functie actief
is, brandt er een led op de spiegel. Bij
inschakeling van de achteruit, wordt de
spiegel automatisch ingesteld op de
dagstand.Spiegels inklappen
Indien nodig (bijvoorbeeld bij nauwe
doorgangen) kunnen de buitenspiegels
ingeklapt worden door ze van stand 1
fig. 21 (open) in stand 2 (gesloten) te
zetten.
BUITENSPIEGELS
Met handmatige verstelling
De buitenspiegel kan van buitenaf
versteld worden door een licht druk uit
te oefenen op de vier kanten van het
glas.
Met elektrische verstelling
Ga als volgt te werk:
❒ selecteer de spiegel met
keuzeschakelaar B Fig. 20;
❒ gebruik de schakelaar A om de
spiegel in de vier richtingen te
verstellen.
20DVDF0S0107c
21DVDF0S0108c
Page 35 of 224

33
HANDBEDIENDE
KLIMAATREGELING
3) 2)
Druk op knop A-fig. 22 om de
klimaatregeling in en uit te schakelen.
OPMERKING Een optimale
koeling/verwarming van het interieur
kan mogelijk niet verzekerd zijn bij
werking van het Start&Stop-systeem.
Om voorrang te geven aan de werking
van de klimaatregeling, moet het
Start&Stop-systeem uitgeschakeld
worden.
LUCHTRECIRCULATIE
(draaiknop B-fig. 22)
TRecirculatie binnenlucht
ULuchttoevoer van buiten
Gebruik de luchtrecirculatie voor
optimale prestaties van de
airconditioning.
Plaats de recirculatie
op Uom de ruiten te ontwasemen.
BELANGRIJK In warm en vochtig weer
kan als koude lucht op de voorruit
wordt geblazen aan de buitenzijde
condensatie ontstaan, waardoor het
zicht wordt beperkt. A draaiknop ventilatorsnelheid en drukknop inschakeling/uitschakeling airconditioning
B draaiknop recirculatie / luchttoevoer van buitenaf
C draaiknop luchtverdeling
μ uchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om
de borst en het gelaat tijdens het warme seizoen te verkoelen.
∑ verdeling tussen de roosters in de beenruimte (warmste lucht) en de roosters op het
dashboard (koelste lucht).
∂naar de roosters in de beenruimte. Wegens de natuurlijke neiging van warmte om zich
naar boven toe te verspreiden, warmt dit type verdeling het interieur zo snel mogelijk op,
waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel wordt verkregen.
∏verdeling tussen de roosters in de beenruimte en de roosters van de voorruit en de
voorste zijruiten. Dit type verdeling biedt een doeltreffende verwarming van het interieur
en voorkomt dat de ruiten beslaan.
- luchtstroom naar de luchtroosters van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te
ontwasemen of te ontdooien.
D knop verwarmde achterruit
E draaiknop temperatuurregeling
22DVDF0S146c
Page 36 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
34
AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
3) 2)
AUTOMATISCHE
WERKING
Druk op de knop AUTO I-fig. 23.
Kies de gewenste temperatuur door op
de knoppen B voor
temperatuurregeling te drukken.
Het systeem behoudt automatisch de
ingestelde temperatuur.
OPMERKING De klimaatregeling kan
indien nodig de Start&Stop-functie
uitschakelen om een voldoende
comfortabel klimaat in het interieur te
garanderen.
LUCHTRECIRCULATIE
(drukknop H-fig. 23)
Gebruik de luchtrecirculatie voor
optimale prestaties van de
airconditioning.
❒ Led op knop aan = recirculatie aan
❒ Led op knop uit = recirculatie uit.
Schakel de functie uit om de ruiten te
ontwasemen.
23
EF
ABC
D
HG
I
DVDF0S147c
A compressor klimaatregeling;
B Instelling temperatuur
C Instelling ventilatorsnelheid
D luchtverdeling voorruit
E luchtverdeling interieur
F achterruitverwarming
G uit
H luchtrecirculatie
I automatische werking
BELANGRIJK In warm en vochtig weer kan als koude lucht op de voorruit wordt geblazen
aan de buitenzijde condensatie ontstaan, waardoor het zicht wordt beperkt.
Page 37 of 224

24
1
2
DVDF0S008c
35
Met de keuzeschakelaar in de AUTO-
stand, worden de dimlichten in de
koplampen en de contourlichten
bestuurd door de schemersensor.
GROOTLICHT
❒ Druk met de ring in de stand
2de hendel naar voren naar
het dashboard toe. Het
waarschuwingslampje
1op het
instrumentenpaneel zal gaan branden.
❒ Voor voertuigen met de
AUTO-functie: met de ring in de
AUTO-positie enhet dimlicht aan, de
hendel naar voren duwen richting
het dashboard.
❒ Als de hendel naar het stuurwiel
wordt getrokken gaan ze uit.
Grootlichtsignaal
❒ Trek voor het grootlichtsignaal de
hendel naar het stuurwiel (instabiele
stand).
PARKEERLICHTEN
Deze lampen kunnen ingeschakeld
worden met de startschakelaar in de
STOP-positie of met de sleutel
verwijderd, door de linker hendelring
eerst naar de positie te bewegen
(of de AUTO-positie als het voertuig geen
schemersensor heeft) en dan naar positie
2. Het waarshuwingslampje 3gaat
branden op het instrumentenpaneel.
Herhaal dezelfde handeling om ze uit te
schakelen.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand:
❒ omhoog a: schakelt de rechter
richtingaanwijzer in;
❒ omlaag b: schakelt de linker
richtingaanwijzer in.
RIJBAANWISSELFUNCTIE
❒ Druk, om het verwisselen van
rijbaan aan te geven, de hendel
korter dan een halve seconde
omhoog of omlaag (onstabiele
stand) om de richtingaanwijzer aan
betreffende zijde 3 keer te doen
knipperen en vervolgens
automatisch te stoppen.
FOLLOW ME HOME
Met deze functie kan de ruimte vóór de
auto een bepaalde periode worden
verlicht.
Inschakelen
Het “Follow Me Home” systeem wordt
ingeschakeld door de hendel fig. 25
naar het stuurwiel te trekken, tot de
eindaanslag. Deze functie kan binnen 2
minuten nadat de motor is afgezet
ingeschakeld worden. Met deze functie
kunnen de verlichting en het dimlicht
worden ingeschakeld.
BUITENVERLICHTING
DAGVERLICHTING 7)
❒ Voor voertuigen met de
AUTO-functie: met de sleutel in de
MAR-positie en de ring in de
O-positie gedraaid, gaan de
dagrijlichten automatisch aan.
❒ Voor voertuigen met de
AUTO-functie: de dagrijlichten
worden automatisch ingeschakeld
door de schemersensor wanneer de
ring in de AUTO-positie staat.
DIMLICHT KOPLAMPEN/
STADSLICHT
❒ Draai, met de contactsleutel in
MAR, de draaischakelaar naar 2.
Het controlelampje
3op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Wanneer het dimlicht brandt,
schakelt de dagrijverlichting uit.
Page 38 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
36
De inschakeltijd van de koplampen kan
worden ingesteld door de hendel één of
meerdere keren naar het stuurwiel te
trekken (onstabiele positie). In dit geval
kan er gekozen worden uit 0, 30, 60, 90
tot maximaal 210 seconden. Elke keer
als de hendel wordt bediend, gaat het
waarschuwingslampje
3op het
instrumentenpaneel branden. Op het
display verschijnt een bericht en de voor
de functie ingestelde tijdsduur.
Het lampje
3gaat branden wanneer
de hendel voor het eerst wordt bediend
en blijft branden totdat de functie
automatisch wordt uitgeschakeld.
Uitschakelen
De functie kan worden uitgeschakeld
door de koplampen of het stadslicht in
te schakelen, of door de linkerhendel
langer dan 2 seconden naar het
stuurwiel te trekken (onstabiele positie),
of door de startinrichting op MAR te
zetten.
AUTO FUNCTIE
(Schemersensor)
(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een infrarood-LEDsensor die samen
met de regensensor werkt. Hij bevindt
zich op de voorruit (fig. 25) en kan
variaties in het buitenlicht detecteren op
basis van de lichtgevoeligheid die
ingesteld is in het Menu van het display
of het Uconnect™ 5" of 7" HD systeem
(waar voorzien).
Hoe hoger de gevoeligheid, des te
minder buitenlicht er nodig is om de
buitenverlichting automatisch in te
schakelen.
25DVDF0S0215c
Inschakeling van de functie
Zet de linker hendelring fig. 26 in de
AUTO-stand.
BELANGRIJK: De functie kan alleen
worden ingeschakeld met de
startinrichting in stand MAR.
Uitschakeling van de functie
Om de functie uit te schakelen, de
linker hendelring A naar stand 2
draaien.
26DVDF0S0216c
Page 39 of 224

37
RUITEN REINIGEN
41) 4)
RUITENWISSERS VOOR
fig. 27
De hendel kan in vijf verschillende
standen worden gezet
(vier snelheidsniveaus)
A – ruitenwissers uitgeschakeld
B – wissen met interval
C – langzaam continu wissen
D – snel continu wissen
E – tijdelijke snelle werking
(tuimelpositie).
RUITENWISSERS MET
AUTOMATISCH WISSEN
De hendel kan in vier verschillende
standen worden gezet (fig. 28):
A - ruitenwisser gestopt (0)
B - automatisch wissen (AUTO)
C - langzaam continu wissen (LO)
D - snel continu wissen (HI)
E - tijdelijk snel wissen
(instabiele stand).
Als direct van stand B naar stand E
wordt gegaan, keert de hendel terug
naar stand A als die wordt losgelaten.
28DVDF0S0229
“Intelligente” wasfunctie
Trek de hendel naar het stuur
(onstabiele stand) om de ruitensproeier
in te schakelen. Houd de hendel
aangetrokken om met één beweging
de ruitenwissers/-sproeiers in te
schakelen; de ruitenwissers worden
automatisch ingeschakeld als de
hendel langer dan een halve seconde
naar het stuurwiel wordt getrokken.
De ruitenwissers blijven nog enkele
slagen werken nadat de hendel is
losgelaten; na enige seconden volgt
nog een laatste reinigingsslag.
ACHTERRUITWISSER
41) 4)
❒ Draai ring A fig. 29 van de O stand
naar de (achterruit wissymbool)
positie, de achterruitwisser werkt als
volgt:
❒ wissen met interval wanneer de
ruitenwissers niet in werking zijn;
❒ synchroon wissen (met de halve
wisfrequentie) als de ruitenwissers
voor werken;
❒ continu wissen met ingeschakelde
achteruitversnelling en bediening.
27
E
A
B
C
D
DVDF0S009c
Page 40 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
38
Bij ingeschakelde ruitenwisser voor en
ingeschakelde achteruitversnelling, is
de werking van de achterruitwisser op
dezelfde wijze continu.
“Intelligente” wis-/wasfunctie
❒ Trek de hendel naar het dashboard
en houd hem in deze stand om de
achterruitsproeier in te schakelen.
REGENSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
4)
De sensor wordt geactiveerd wanneer
startinrichting op MAR is gedraaid en
wordt gedeactiveerd in de STOP
stand.
29DVDF0S0217c
Dit is een systeem achter de
binnenspiegel fig. 30 in contact met de
voorruit. Deze kan de aanwezigheid
van regen meten en dientengevolge
het automatisch ruitenwissen beheren
afhankelijk van de hoeveelheid water
op de voorruit.
BELANGRIJK Houd de ruit rond de
sensor schoon.
AUTOMATISCH WISSEN
(voor bepaalde versies/markten)
Inschakelen
De gebruiker kan automatisch wissen
kiezen door het bewegen van het
rechter stuur fig. 28 naar de AUTO (B)
positie. De bestuurder wordt
geïnformeerd over de inschakeling van
de automatische wisregeling door een
enkele slag van de ruitenwissers.
30DVDF0S0215c
Gevoeligheidsaanpassing
De regensensorgevoeligheid kan
worden aangepast via het displaymenu
of op het UconnectTM 5" of 7”
systeem.
Blokkering
Als de starterschakelaar naar de
STOP-positie wordt bewogen en de
rechterstuurwielhendel in de AUTO (B)
positie laat, wanneer het voertuig de
volgende keer wordt gestart
(startschakelaar in de MAR-positie),
kan geen wiscyclus schade aan het
systeem voorkomen als de voorruit
handmatig wordt gewassen of als er ijs
op zit. Om de automatische wismodus
in te schakelen:
❒ De rechter stuurwielhendel in een
andere positie zetten dan AUTO en
dan terug naar de AUTO-positie;
❒ door harder dan 5 km/h te rijden,
wanneer de sensor regen
detecteert.
Uitschakelen
De gebruiker kan automatisch wissen
uitschakelen door het rechter stuurwiel
naar een andere positie dan de AUTO-
positie te bewegen.