Page 121 of 224

119
MOTOR STARTEN
Afb. 85 26) 13)
Benzineversies
(behalve 0.9 TwinAir 105 pk)
❒ trek de handrem aan;
❒ kies de vrijstand;
❒ trap het koppelingspedaal volledig
in zonder het gaspedaal aan te
raken;
❒ draai de contactsleutel naar de
stand AVV en laat deze los zodra de
motor start.
Versies met 0.9 TwinAir 105 pk
❒ trek de handrem aan;
❒ plaats de versnellingspook in z’n vrij
of trap het koppelingspedaal
volledig in als een andere versnelling
dan de vrijstand is gekozen;
❒ draai de contactsleutel naar de
stand AVV en laat deze los zodra de
motor start.
Dieselversies
❒ trek de handrem aan;
❒ kies de vrijstand;
❒ draai de contactsleutel naar de
stand MAR en wacht tot de
waarschuwingslampjes of de
symbolen
men uit zijn;
❒ trap het koppelingspedaal volledig
in;
❒ draai de contactsleutel naar de
stand AVV en laat deze los zodra de
motor start.
LPG-versies
De motor wordt altijd gestart op
benzine, ongeacht de eerder
geselecteerde gekozen modus.
Er moet dan ook altijd voldoende
benzine in de tank zitten.
STARTEN EN RIJDEN
Versies met Dualogic
versnellingsbak
Het systeem staat het starten van de
motor toe zowel met een
ingeschakelde versnelling als in de
vrijstand (N). Het rempedaal moet
echter altijd ingetrapt zijn als een
andere versnelling dan de vrijstand is
ingeschakeld. Het wordt daarom
aangeraden de keuzehendel in de
vrijstand (N) te zetten voordat de motor
wordt gestart.
85DVDF0S057c
Page 122 of 224

STARTEN EN RIJDEN
120
HANDREM
27)
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen (afbeelding 86).
Om de handrem in te schakelen de
hefboom omhoog trekken tot de auto
niet meer kan bewegen.
Om de auto van de handrem te halen
de hefboom iets omhoog trekken, de
ontgrendelingsknop A (afb. 86)
indrukken en ingedrukt houden terwijl u
de hefboom laat zakken.
86DVDF0S162c
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
28) 14)
Om de versnellingen in te schakelen
het koppelingspedaal volledig intrappen
en de hendel in de gewenste stand
zetten (het schema is aangegeven op
de pookknop, afb. 87).
Bij auto’s met een versnellingsbak met
zes versnellingen kan de 6e versnelling
worden gekozen door de pook naar
rechts te duwen om te voorkomen dat
per ongeluk de 4e versnelling wordt
ingeschakeld. Hetzelfde geldt bij het
terugschakelen van de 6e naar de 5e
versnelling.
87DVDF0S0156c
DE AUTO
PARKEREN
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
❒ schakel een versnelling in (1e
versnelling als op een helling
omhoog wordt geparkeerd en
achteruit bij een helling omlaag) en
zet de wielen iets gedraaid;
❒ zet de motor af en trek de
handrem aan;
❒ verwijder altijd de sleutel uit de
starterschakelaar.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Wacht op versies uitgerust met
automatisch versnellingsbak tot de P
wordt weergegeven, voordat u het
rempedaal loslaat.
BELANGRIJK verlaat de auto NOOIT
met de versnellingsbak in de vrijstand
(of, bij versies met automatische
versnellingsbak, zonder eerst de
keuzehendel op P te hebben
geplaatst).
Page 123 of 224

121
BELANGRIJK De achteruitversnelling
kan alleen worden gekozen als de auto
helemaal stilstaat. Wacht bij draaiende
motor minstens 2 seconden met het
koppelingspedaal helemaal ingetrapt
alvorens de achteruit in te schakelen
om beschadiging aan de tandwielen te
voorkomen.
Om de achteruitversnelling R te kiezen
vanuit de vrijstand, trekt u de ring
A-(afb. 87) onder de knop omhoog en
beweegt u de pook naar rechts en
naar achteren.
BELANGRIJK: Het koppelingspedaal
mag uitsluitend voor het schakelen
gebruikt worden. Laat tijdens het
rijden de voet nooit, zelfs niet licht, op
het koppelingspedaal rusten.
Bij bepaalde versies/markten kan de
regelelektronica van het
koppelingspedaal een foutieve rijstijl
als een defect interpreteren.DUALOGIC
VERSNELLINGSBAK
GEBRUIKEN 14)
(voor bepaalde versies/markten)
BEDIENINGSWIJZE
De versnellingsbak/transmissie kan op
twee manieren worden bediend:
❒ HANDMATIG de bestuurder
bepaalt wanneer er wordt
geschakeld;
❒ AUTOMATISCH het systeem
bepaalt wanneer er wordt
geschakeld.
HANDMATIGE
BEDIENING
❒ Trap het rempedaal in en start de
motor.
❒ Duw de versnellingspook A (afb. 88)
naar (+) om de eerste versnelling in
te schakelen (vanuit N of R kan de
pook in de middelste stand worden
geplaatst) of naar R om de achteruit
in te schakelen.
❒ Laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in.
❒ Duw tijdens het rijden de
versnellingspook A naar (+) om op
te schakelen of naar (–) om terug te
schakelen.
AUTOMATISCHE
BEDIENING
❒ Trap het rempedaal in en start de
motor.
❒ Duw de versnellingspook naar A/M
om de automatische modus in te
schakelen of naar R-om de
achteruitversnelling te kiezen.
❒ Laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in.
88DVDF0S0192c
Page 124 of 224

STARTEN EN RIJDEN
122
ECO-stand
De ECO-stand, die de werking van de
versnellingsbak optimaliseert, kan
alleen worden ingeschakeld in de
automatische modus.
U schakelt deze stand in door op de
knop E (afb. 88) te drukken naast de
versnellingspook (1.2 8V-versies), of op
de knop ECO (afb. 89) op het
dashboard (0.9 TwinAir 85 pk-versies).
Als de ECO-stand actief is, ziet u op
het display de gekozen versnelling en
de woorden AUTO en ECO.
Het systeem selecteert nu de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
voertuigsnelheid, het motortoerental en
de intensiteit waarmee het gaspedaal
wordt ingetrapt, met als doel het
brandstofverbruik te beperken.
89DVDF0S0193c
❒ Als u de peddels op het stuur wilt
gebruiken, moet de
versnellingspook A-(afb. 88) in de
middelste stand staan, tussen
+ en –.
Opschakelen: duw de rechterpeddel
+ naar het stuur.
Terugschakelen:
duw de linkerpeddel – naar het stuur.
OPMERKING Op- of terugschakelen
mag alleen worden gedaan als het
motortoerental dit toestaat.
OPMERKING Bedien, voor een juist
gebruik van het systeem, het pedaal
uitsluitend met de rechtervoet.
91DVDF0S0195c
SPORT-stand
(1.4 16V-versies – voor bepaalde
versies/markten)
Bij deze versies kan de bestuurder ook
de SPORT-stand kiezen.
Er wordt dan een sportieve rijstijl
mogelijk door een andere afstelling van
de versnellingsbak, de regeleenheid
van de motor en de stuurinrichting.
Deze stand kan worden geactiveerd
door het indrukken van de knop
SPORT (afb. 90) op het dashboard.
SCHAKELPEDDELS
(voor bepaalde versies/markten)
afb. 91
De verschillende versnellingen kunnen
opeenvolgend worden gekozen via de
schakelpeddels op het stuur.
90DVDF0S0194c
Page 125 of 224

123
SPEED LIMITER
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze voorziening wordt de
snelheid van het voertuig beperkt tot
waarden die door de bestuurder
ingesteld kunnen worden.
De maximumsnelheid kan zowel bij
rijdend als bij stilstaand voertuig
worden ingesteld. De minimumsnelheid
die ingesteld kan worden is 30 km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt
de snelheid van het voertuig van de
druk op het gaspedaal af, tot de
geprogrammeerde snelheidslimiet
wordt bereikt (zie paragraaf
"Snelheidslimiet programmeren").
HET SYSTEEM
INSCHAKELEN
Om het systeem in te schakelen, ring C
(fig. 92) naar de positie.
92DVDF0S0210c
Wanneer het apparaat is ingeschakeld,
wordt dit aangeduid door het
symbool dat wordt getoond op het
display samen met de laatst ingestelde
snelheid (fig. 93, 94).
93DVDF0S0224c
94DVDF0S0214c
SNELHEIDSLIMIET
PROGRAMMEREN
Schakel de speed limiter in door ring C
naar de positie te draaien.
De snelheidslimiet kan
geprogrammeerd worden zonder het
systeem in te hoeven schakelen.
Om een snelheidswaarde hoger dan
weergegeven op te slaan.
Draai ring B fig. 92 naar boven
(SET + positie). Bij het loslaten van ring
B, neemt de snelheid met 1 km/h toe.
Door het in de SET + positie te
houden, neemt de snelheid
voortdurend toe in stappen van 5
km/u.
Om een snelheidswaarde lager dan
weergegeven op te slaan.
Draai ring B omlaag (SET- positie).
Bij het loslaten van ring B, neemt de
snelheid met 1 km/h af. Door het in de
SET - positie te houden, neemt de
snelheid voortdurend af in stappen van
5 km/u.
Page 126 of 224

STARTEN EN RIJDEN
124
INSCHAKELING/UITSCHA
KELING SYSTEEM
Het systeem inschakelen:
❒ druk op de
A knop (CANC/RES) fig. 92 en houd
deze ingedrukt, of
❒ als de voertuigsnelheid tussen de 30
tot 130 km/h ligt, draai dan ring B
omhoog of omlaag.
De functie wordt geactiveerd met de
huidige snelheid ingesteld als de
snelheidslimiet. Wanneer het apparaat
is ingeschakeld, wordt dit aangeduid
door het symbool dat wordt
getoond op het display samen met de
laatst ingestelde snelheid.
Het systeem uitschakelen:
druk op de CANC/RES A knop fig. 92.
Uitschakeling van het apparaat wordt
aangeduid door de instelling die
vervangen wordt door het woord
CANC.
Het systeem uitschakelen:
❒ druk op de
A knop (CANC/RES) fig. 92 en houd
deze ingedrukt, of
❒ als de voertuigsnelheid tussen de 30
tot 130 km/h ligt, draai dan ring B
omhoog of omlaag.
DE GEPROGRAMMEERDE
SNELHEID
OVERSCHRIJDEN
Als het gaspedaal volledig wordt
ingetrapt, kan de geprogrammeerde
snelheid overschreden worden, ook als
het systeem is ingeschakeld
(bijv. om in te halen).
Het systeem is uitgeschakeld tot de
snelheid onder de ingestelde limiet
zakt, daarna wordt het weer
automatisch ingeschakeld.
KNIPPEREN VAN DE
GEPROGRAMMEERDE
SNELHEID
In de volgende gevallen gaat de
geprogrammeerde snelheid knipperen:
❒ wanneer het gaspedaal volledig is
ingetrapt en het voertuig de
geprogrammeerde snelheid heeft
overschreden;
❒ inschakeling van het systeem na het
instellen van een limiet lager dan de
werkelijke snelheid van het voertuig;
(met geluidswaarschuwing);
❒ wanneer het apparaat de
voertuigsnelheid niet kan beperken
door de helling van de weg
(met geluidswaarschuwing);
❒ in het geval van een abrupte
acceleratie.
HET SYSTEEM
UITSCHAKELEN
Om het systeem uit te schakelen, ring
C fig. 92 naar de 0 positie draaien.
Automatisch uitschakelen van
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring. Neem in dat geval
contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
AUTOMATISCH
RESETTEN VAN DE
INGESTELDE SNELHEID
Met de Speed Limiter ingeschakeld en
door op de knop A CANC/RES fig. 92
te drukken bij een hogere snelheid dan
de ingestelde waarde, zal het
motorkoppel worden beperkt zoals
vereist om die waarde te bereiken,
indien deze waarde niet bereikt is
binnen 20 seconden na het indrukken
van de knop.
Page 127 of 224

125
ELEKTRONISCHE
CRUISE CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen.
Het systeem kan gebruikt worden bij
een snelheid van meer dan 30 km/h op
lange, droge en rechte wegen met
weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruisecontrol wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
met druk verkeer. Gebruik hem niet in
de stad.
HET SYSTEEM
INSCHAKELEN
38)
Om het systeem in te schakelen, ring C
fig. 95 naar de (cruise control symbool
hieronder) positie draaien.
Wanneer het apparaat is ingeschakeld,
wordt dit aangeduid door het
symbool op het display (fig. 96, 97).
95DVDF0S0210c
96DVDF0S0213c
Het systeem kan niet worden
ingeschakeld in de 1e of in de
achteruitversnellingen:
aangeraden wordt om hem in de 3e of
hogere versnelling te zetten.
BELANGRIJK Het is gevaarlijk het
systeem ingeschakeld te houden als
het niet gebruikt wordt. Er bestaat een
risico van per ongeluk inschakelen en
de controle over het voertuig te
verliezen vanwege onverwachte
overmatige snelheid.
97DVDF0S0223c
Page 128 of 224

STARTEN EN RIJDEN
126
DE GEWENSTE
SNELHEID
INSCHAKELEN
Ga als volgt te werk:
❒ Schakel het systeem in door ring
C fig. 95 omlaag te draaien.
❒ draai, wanneer het voertuig de
gewenste snelheid heeft bereikt, de
ring B fig. 95 omhoog (of omlaag) en
laat de knop los om het systeem in te
schakelen. Wanneer het gaspedaal
wordt losgelaten, zal het voertuig
automatisch de geselecteerde snelheid
aanhouden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid gewoon verhoogd
worden door het gaspedaal in te
trappen; als het gaspedaal vervolgens
wordt losgelaten, keert het voertuig
terug naar de eerder opgeslagen
snelheid.
Op afdalingen kan de snelheid bij
ingeschakelde cruise-control iets hoger
liggen dan de opgeslagen snelheid.
WAARSCHUWING Alvorens ring B
omhoog of omlaag te draaien, moet
het voertuig bij een constante snelheid
rijden op een vlakke ondergrond.
DE SNELHEID
OPVOEREN
Zodra de elektronische Cruise Control
is ingeschakeld, kan de snelheid
verhoogd worden door op ring B
omhoog te draaien.
SNELHEID VERLAGEN
Om de snelheid te laten afnemen met
het systeem geactiveerd, ring B
omlaag draaien.
DE SNELHEID WEER
OPROEPEN
Bij versies met Dualogic
versnellingsbak in modus D
(Drive - automatisch), de CANC/RES
A-knop indrukken en loslaten (fig. 95).
Bij versies met handgeschakelde of
Dualogic versnellingsbak in sequentiële
modus moet u, om de eerder
ingestelde snelheid op te roepen,
accelereren tot deze snelheid wordt
benaderd en de knop CANC/RES
indrukken en loslaten.
HET SYSTEEM
UITSCHAKELEN
Door het rempedaal een klein stukje in
te trappen of de knop CANC in te
drukken wordt de elektronische Cruise
Control uitgeschakeld zonder dat de
opgeslagen snelheid gewist wordt.
Het veranderen van de versnelling
zorgt dat de Cruise Control
uitschakelt.
HET SYSTEEM
UITSCHAKELEN
De elektronische Cruise Control wordt
uitgeschakeld door ring
C fig. 95 naar stand 0 te draaien of de
startschakelaar op STOP te zetten