Page 129 of 248

127
F Beweeg de selectiehendel naar het symbool - om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling kan
alleen als de snelheid van de auto en het toerental
van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk
overgegaan op de automatische bediening.
Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich tussen
twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel
i n de stand P of N zetten om de neutraalstand te
selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om de
auto tegen wegrollen te beschermen.
Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, verschijnt bij het openen van het
bestuurdersportier of ongeveer 45
seconden
na het afzetten van het contact een
waarschuwingsmelding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P ; de
melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u
op een
ondergelopen weg rijdt of een beek doorkruist.
Storing
D verdwijnt en op het
instrumentenpaneel worden de
achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen weergegeven.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert
de geselecteerde versnelling enkele seconden
en ver volgens wordt de werkelijk ingeschakelde
versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in de
handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw werken niet in de
handbediende stand. Als bij aangezet contact dit lampje
gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de
transmissie.
De transmissie werkt dan met een noodprogramma
en de 3
e versnelling blijft ingeschakeld. U kunt dan
een hevige schok voelen bij het selecteren van de
stand R vanuit de stand P of N. Dit is niet schadelijk
voor de transmissie. Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Neem zo snel mogelijk contact op met het
DS AUTOMOBILES-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
De transmissie kan beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, indien de accu geen stroom levert,
de selectiehendel vanuit de stand P
geforceerd naar een andere stand
schakelt.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (file enz.), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand N
zetten en de parkeerrem aantrekken.
Automatische transmissie
( E AT 6)
Bij deze automatische transmissie met
6 versnellingen kunt u kiezen voor volledig
automatisch of handmatig schakelen.
De transmissie heeft dus twee
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen : het schakelen wordt
elektronisch aangestuurd,
-
h
andmatig schakelen : in deze stand kan de
bestuurder zelf schakelen.
06
Rijden
Page 130 of 248

128
Standen van de
selectiehendel
P.Parkeerstand.
-
S tilstaande auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
R. Achteruitversnelling.
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N. Neutraalstand.
-
S
tilstaande auto, met aangetrokken
parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
D. Automatische werking. M +/-.
Zelf schakelen tussen de zes
versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar
achteren om op te schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar
voren om terug te schakelen.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, wordt het desbetreffende
pictogram op het instrumentenpaneel weergegeven.
P. Parkeerstand.
R. Achteruitversnelling.
N. Neutraalstand.
D. Rijden (automatische werking).
1
2 3 4 5 6.Ingeschakelde versnelling bij
handmatig schakelen.
-. Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen.
Voet op rempedaal
F Als dit pictogram op het
instrumentenpaneel verschijnt, trap
dan het rempedaal in (bijv.: starten
van de motor).
Wegrijden
F Trek de parkeerrem aan.
F S electeer de stand P of N.
F
S
tart de motor.
Als niet aan deze voor waarden is voldaan, klinkt
een geluidssignaal in combinatie met de weergave
van een waarschuwingsmelding.
F
T
rap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
S
electeer de stand R , D of M .
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N
wordt geselecteerd, laat het motortoerental
dan zakken tot stationair toerental, zet de
selectiehendel in de stand D en trap het
gaspedaal weer in.
06
Rijden
Page 131 of 248

129
Laat bij temperaturen onder -23 °C de motor
ged urende vier minuten stationair draaien.
Dit is belangrijk voor de goede werking en de
levensduur van de motor en transmissie.
Als de motor stationair draait, het rempedaal
is losgelaten en de stand R , D of M is
geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in
beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor nooit kinderen alleen
achter in de auto.
Trek de parkeerrem aan en selecteer de stand
P indien er onderhoudswerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd bij draaiende
motor.
Automatisch schakelen
F Selecteer de stand D om de zes versnellingen
automatisch te laten schakelen. De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u
zelf hoeft te schakelen. De
transmissie kiest voortdurend de meest geschikte
versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van
de weg en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand
van de selectiehendel te wijzigen, dient u
het
gaspedaal volledig in te trappen (kickdown). De
transmissie schakelt automatisch terug of handhaaft
de ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie automatisch
terug om sterker op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling als
u
het gaspedaal plotseling loslaat.
Zet de selectiehendel nooit in de stand N als
de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R
als de auto niet volledig stilstaat.
Achteruitversnelling
Als bij aangezet contact de achteruitversnelling R
wordt ingeschakeld, wordt automatisch de
parkeerhulp achter geactiveerd.
Kruipfunctie (rijden zonder
gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, file rijden enz.).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet en de
stand D, M of R is geselecteerd, zet de auto zich
langzaam in beweging zodra u
het rempedaal
loslaat (zelfs zonder dat u
het gaspedaal bedient).
Uit veiligheidsoverwegingen wordt deze functie
alleen geactiveerd als u
het rempedaal intrapt
tijdens het inschakelen van een versnelling vooruit
of de achteruitversnelling.
Deze functie wordt uitgeschakeld zodra het
bestuurdersportier wordt geopend.
Sluit om de functie weer in te schakelen het portier
en trap het rempedaal of gaspedaal in.
Handmatige instellingen
F Selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen in de zes versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar het symbool -
om één versnelling terug te schakelen.
Het aanduwen van de auto om de motor te
starten is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de parkeerhulp
.
06
Rijden
Page 132 of 248

130
D verdwijnt en op het
instrumentenpaneel worden de
achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen weergegeven.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert
de geselecteerde versnelling enkele seconden
en ver volgens wordt de werkelijk ingeschakelde
versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in de
handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, wordt
automatisch de eerste versnelling ingeschakeld.
Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich tussen
twee standen in).
Stilzetten van de auto Storing
Als bij aangezet contact dit lampje
gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de
transmissie. De transmissie kan beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, indien de accu geen stroom levert,
de selectiehendel vanuit de stand P
geforceerd naar een andere stand
schakelt.
Voordat u
de motor afzet, kunt u
de selectiehendel
in de stand P of N zetten om de neutraalstand te
selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om te
voorkomen dat de auto kan wegrollen. Als de selectiehendel niet in de stand
P
staat, wordt bij het openen van het
bestuurdersportier of ongeveer 45
seconden
na het afzetten van het contact een
waarschuwingsmelding weergegeven op het
display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P
; de
melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek doorkruist.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (file enz.), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand N
zetten en de parkeerrem aantrekken.
Schakelindicator
Dit systeem adviseert de bestuurder op te
schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren
één of meer versnellingen op te schakelen.
U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder
de tussenliggende versnellingen in te hoeven
schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling kan
alleen als de snelheid van de auto en het toerental
van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk
overgegaan op de automatische bediening.
De transmissie werkt dan met een noodprogramma
en de 3
e versnelling blijft ingeschakeld. U kunt dan
een hevige schok voelen bij het selecteren van de
stand R vanuit de stand P of N. Dit is niet schadelijk
voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Neem zo snel mogelijk contact op met het
netwerk van het merk of met een gekwalificeerde
werkplaats.
06
Rijden
Page 133 of 248

131
Bij een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische
transmissie werkt dit systeem alleen in de
handbediende stand.
Bij de BlueHDi-dieseluitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak kan het systeem
u
onder bepaalde rijomstandigheden verzoeken om
de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten,
om het tijdelijk afzetten van de motor mogelijk te
maken (STOP-stand van het Stop & Start-systeem).
In dat geval wordt de letter N weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Voorbeeld:
-
U r
ijdt in de derde versnelling.
-
U t
rapt het gaspedaal in.
-
H
et systeem adviseert u een hogere versnelling
in te schakelen. Het systeem past het schakeladvies aan de
rijomstandigheden (helling, belading van de
auto,…) en de rijstijl van de bestuurder (veel
vermogen nodig, accelereren, remmen,…)
aan.
Het systeem zal u
nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen.
-
t
erug te schakelen.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven.
Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen
ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van
de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van
de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de
veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd zelf
verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen van
een schakeladvies van het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op een
helling kort (ongeveer 2 seconden) op zijn plaats. In
die tijd kunt u
uw voet van het rempedaal naar het
gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief als:
-
d
e auto volledig stilstaat met het rempedaal
ingetrapt,
-
a
an bepaalde hellingcondities is voldaan,
-
he
t bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden uitgeschakeld.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
u
de Hill Start Assist gebruikt.
Als u
de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek dan de parkeerrem met
de hand aan. Controleer of het lampje van
de parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent brandt.
06
Rijden
Page 134 of 248

132
Storing
Bij een storing in het systeem gaan
deze lampjes branden. Neem contact
op met het dealernetwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk
af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht,
opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch
gestart (START-stand) als u
weer weg wilt rijden.
Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke
stoffen en een aangename rust in het interieur
tijdens het wachten.
Overgang naar de STOP-
stand
Het lampje ECO op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de STOP-stand gezet:
-
a
ls u, bij een handgeschakelde
versnellingsbak , bij een snelheid lager dan
20
km/h (afhankelijk van de uitvoering) de
versnellingshendel in de neutraalstand zet en
vervolgens het koppelingspedaal loslaat.
-
a
ls u, bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak met 5
of 6
versnellingen
(afhankelijk van de uitvoering uitvoering) bij een
snelheid lager dan 8
km/h het rempedaal intrapt
of de stand N selecteert.
-
a
ls u, bij een automatische transmissie , bij
stilstaande auto het rempedaal intrapt of de
selectiehendel in de stand N zet.
Een teller registreert hoe lang de
STOP-stand tijdens een traject is
geactiveerd. De teller wordt iedere
keer gereset als het contact wordt
aangezet met de sleutel.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u
het
rempedaal loslaat.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: als de eerste versnelling is
ingeschakeld of als de versnellingsbak in de
neutraalstand staat.
Bij een auto met een automatische transmissie: als
de stand D of M is geselecteerd.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak: als de automatische stand (stand A )
of de handbediende stand (stand M ) is ingeschakeld.Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het
rempedaal loslaat.
06
Rijden
Page 135 of 248

133
Voor uw gebruiksgemak tijdens
parkeermanoeuvres zal het systeem
enkele seconden na het schakelen uit de
achteruitversnelling niet werken.
Het Stop & Start-systeem heeft geen invloed
op andere componenten, zoals de remmen en
de stuurbekrachtiging; deze blijven normaal
functioneren.
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- het bestuurdersportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt,
-
d
e auto sinds de laatste start met de sleutel niet
sneller dan 10
km/h heeft gereden,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dit niet toelaat,
-
d
e ruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.) zijn
die dat niet toelaten. Het lampje ECO knippert een paar
seconden en gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Overgang naar de START-
stand
Het lampje ECO gaat uit en de motor
wordt automatisch gestart:
-
b
ij een handgeschakelde versnellingsbak ,
als u
het koppelingspedaal intrapt,
-
b
ij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak/automatische transmissie :
•
m
et de stand A/D of M geselecteerd,
wanneer u
het rempedaal loslaat,
•
m
et de selectiehendel in de stand N en het
rempedaal niet ingetrapt, wanneer u
de
selectiehendel in de stand A/D of M zet,
•
o
f als u
de achteruitversnelling inschakelt.
Als u bij een auto met een handgeschakelde
v ersnellingsbak in de STOP-stand een versnelling
inschakelt, maar daarbij het koppelingspedaal
niet helemaal intrapt, gaat er een lampje branden
of verschijnt er een melding met het verzoek het
koppelingspedaal helemaal in te trappen, omdat
anders de motor niet gestart kan worden.
Bijzonderheden: De START-stand
wordt automatisch geactiveerd
Uit veiligheids- of comfortover wegingen wordt de
START-stand automatisch geactiveerd als:
-
he
t bestuurdersportier wordt geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder los wordt
gemaakt,
-
d
e rijsnelheid van de auto hoger is dan 11 km/h
bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling airconditioning…)
waarbij de motor nodig is voor de regeling van
een systeem of van de auto.
Het lampje ECO knippert een paar
seconden en gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Handmatig uit-/inschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het
thermische comfort in het interieur op peil te
houden, kan het nuttig zijn het Stop & Start-systeem
uit te schakelen.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
06
Rijden
Page 136 of 248

134
Als de motor in de STOP-stand staat, wordt hij
onmiddellijk weer gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u
het contact opnieuw aanzet.
Druk op deze toets om het systeem uit te schakelen.
Het uitschakelen wordt bevestigd door het branden
van het lampje van de toets en de weergave van
een melding.
Druk nogmaals op deze toets om de functie weer in
te schakelen.
Het lampje van de toets gaat uit en er wordt een
melding weergegeven. Motorkap openen
Schakel het Stop & Start-systeem altijd uit
als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te voorkomen. Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit wanneer
u
over een overstroomde weg moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen , met name over het rijden op
overstroomde wegen.
Storing
Bij een storing in het systeem knippert het lampje
van de toets ECO OFF enige tijd en gaat het
vervolgens permanent branden.
Laat uw auto controleren door het dealernetwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing optreedt,
kan de motor afslaan. Alle lampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden. Zet in dat geval
het contact af en start de motor met behulp van de
sleutel. Auto's met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12 V-accu.
Laat eventuele werkzaamheden aan
deze accu uitsluitend uitvoeren door het
dealernetwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12
V-accu
.Bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset .
Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt
gedetecteerd dat de spanning van een of meer
banden te laag is.
06
Rijden