35
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Bepaalde functies zijn alleen beschikbaar
als de auto stilstaat. De weergave wordt
onderbroken als de auto weer begint te rijden.
Algemene werking
Voor sc hr if ten Werkingsprincipes
Druk op de toets "
MENU" voor toegang tot de
verschillende menu's en druk vervolgens op de
aanraaktoetsen op het touchscreen.
Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's
(hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven.
En, afhankelijk van de uitvoering:
-
g
rafische weergave van de parkeerhulp,
- b
ediening van de internetdiensten en het
navigatiesysteem, en weergave van de
bijbehorende informatie.
Het scherm moet voelbaar worden aangeraakt, met
name bij bewegingen (door lijsten bladeren, over de
kaart scrollen, enz.).
Lichtjes aanraken is niet voldoende.
Als u
het scherm met meerdere vingers aanraakt,
worden de commando's niet uitgevoerd.
Deze technologie werkt bij elke temperatuur en
werkt ook wanneer u
handschoenen draagt.
Houd geen puntige voorwerpen tegen het
touchscreen.
Raak het touchscreen niet aan met vochtige
vingers.
Gebruik een schone en zachte doek om het
touchscreen te reinigen. Gebruik de toets "
Opties" om de secundaire pagina
te openen.
Als gedurende enkele seconden geen
handelingen op de secundaire pagina worden
uitgevoerd, wordt automatisch de hoofdpagina
weer weergegeven. Gebruik deze toets om toegang te
krijgen tot extra informatie en de
instellingen van bepaalde functies.
Gebruik deze toets om uw keuze te
bevestigen.
Gebruik deze toets om terug te gaan
naar de hoofdpagina of de pagina te
verlaten.
Menu's
Druk op deze toets en kies het
gewenste menu.
Navigatie .
De aanwezigheid van een
navigatiesysteem is afhankelijk van het
verkoopland en/of het uitrustingsniveau.
Radio Media .
Instellingen .
Hiermee kunnen de weergave en het
systeem worden geconfigureerd.
Connect-services .
Deze services zijn beschikbaar
afhankelijk van het verkoopland en/of
het uitrustingsniveau.
Telefoon .
01
Instrumentenpaneel
41
Met monochroom display C
F Selecteer het menu "Configuratie display".
F Sel ecteer de functie Instellen datum en tijd
met de toets " 5" of " 6".
F
D
ruk op " OK" om te bevestigen.
F
S
tel de parameters één voor één in met de
toetsen " 7" en " 8" en bevestig ver volgens met
de toets " OK".
F
Sel
ecteer vervolgens de optie " OK" op het
display en bevestig.
Met touchscreen
F Selecteer " Instellingen".
F
D
ruk op de secundaire pagina op " Tijd/datum".F
Sel
ecteer "
Tijd instellen " of "Datum instellen ".Als u tijdens het instellen van de tijd de optie
" Satellietsynchronisatie " selecteert, worden
de minuten automatisch ingesteld op de via de
satelliet ontvangen tijd.
F
W
ijzig de instellingen met behulp van het
numerieke toetsenbord en bevestig uw keuze.
F D ruk op "Bevestigen" om de instellingen op te
slaan en het menu te verlaten.
01
Instrumentenpaneel
136
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset te worden
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
Het resetten van het systeem moet gebeuren bij
aangezet contact en stilstaande auto via het
configuratiemenu van de auto.
Monochroom display A
F Druk op de toets MENU om het hoofdmenu
weer te geven.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
Config. auto te selecteren en bevestig
ver volgens uw keuze door op de toets OK te
drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu Reset
bandensp te selecteren en bevestig vervolgens
uw keuze door op de toets OK te drukken.
Er wordt een melding weergegeven ter bevestiging
van het verzoek.
F
B
evestig uw keuze door op de toets OK te
drukken.
Monochroom display C
F Druk op de toets " 5" of " 6" om het menu
" Configuratie auto instellen " te selecteren en
bevestig ver volgens uw keuze door op de toets
OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
" Bandenspanning " en vervolgens het menu
" Resetten " te selecteren en bevestig vervolgens
uw keuzes door op de toets OK te drukken. Het
resetten wordt bevestigd door een melding.
Touchscreen
F Druk op de toets MENU .
F Sel ecteer " Rijden".
F
S
electeer op de secundaire pagina Resetten
bandenspanningscontrole .
Het resetverzoek wordt bevestigd door een melding.
F
Sel
ecteer " Ja" of " Nee" en bevestig vervolgens
uw keuze.
Het resetten wordt bevestigd door een melding.
De nieuwe opgeslagen bandenspanningsgegevens
worden door het systeem als referentiewaarden
beschouwd.
Het bandenspanningscontrolesysteem is
alleen betrouwbaar als de vier banden tijdens
het resetten de juiste spanning hebben.
Storing
Controleer voorafgaand aan werkzaamheden
aan het systeem altijd eerst de spanning
van de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
F
D
ruk op de toets MENU om het hoofdmenu
weer te geven.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
" Persoonlijke instellingen – configuratie " te
selecteren en bevestig vervolgens uw keuze
door op de toets OK te drukken. Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens blijft
branden in combinatie met het lampje Ser vice, wijst
dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole niet
goed.
Laat het systeem controleren door het
dealernetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Snelheidsbegrenzer
Dit systeem voorkomt dat de auto de
door de bestuurder ingestelde snelheid
overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft
het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient
minimaal 30
km/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de schakelaar.
06
Rijden
142
Met touchscreen
F Druk op de toets "MENU".
F S electeer het menu " Rijden".
F
S
electeer op de secundaire pagina
" Configuratie auto ".
F
S
electeer het tabblad " Rijhulpsysteem".
F
V
ink het vakje " Autom.noodremsysteem " aan
of uit om het systeem in of uit te schakelen.
F
Be
vestig.
Werkingslimieten
Het systeem detecteert slechts stilstaande
voertuigen of voertuigen die in dezelfde richting
rijden.Het detecteert geen kleine voertuigen (fietsen,
motorfietsen), voetgangers of dieren en
ook geen stilstaande voor werpen die niet
reflecteren.
Dit systeem wordt niet geactiveerd en grijpt niet in
als de bestuurder:
-
h
et gaspedaal diep intrapt
-
o
f een ruk aan het stuur geeft
(uitwijkmanoeuvre). Onder zeer slechte weersomstandigheden
(zware regenval, sneeuw, mist, hagel
enz.) neemt de remweg toe waardoor het
systeem minder efficiënt een aanrijding kan
voorkomen.
De bestuurder moet dus altijd bijzonder
oplettend blijven.
Laat geen sneeuw op de motorkap liggen en
geen voor werpen aan de voorzijde van het
dak en boven de motorkap uitsteken: hierdoor
kan het gezichtsveld van de sensor worden
geblokkeerd waardoor de detectie niet goed
werkt.
Storingen
Storing van de sensor
De werking van de lasersensor kan worden
gehinderd door vuil op de voorruit of door het
beslaan van de voorruit. In dat geval wordt een
melding weergegeven om u
te waarschuwen.
Ontwasem de voorruit en reinig regelmatig het
gedeelte van de voorruit voor de sensor.
Plak of bevestig geen voor werpen op de
voorruit vóór de sensor.
Storing van het systeem
Bij een storing van het systeem wordt u door
e en geluidssignaal en de weergave van de
melding " Storing automatisch remsysteem "
gewaarschuwd.
Laat het systeem controleren door het
dealernetwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de voorruit bij de sensor beschadigd
is, schakel het systeem dan uit en neem
contact op met het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de voorruit te
laten vervangen.
Ver wijder de sensor niet, stel de sensor niet af
en test de sensor niet.
Werkzaamheden aan het systeem mogen
alleen door het dealernetwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
Bij het trekken van een aanhanger of als uw
auto wordt gesleept, moet het systeem worden
uitgeschakeld.
06
Rijden
186
Overzicht zekeringen
ZekeringAmpèreFuncties
F1 20
AVoeding elektronische eenheid motor, bedieningsrelais motorventilateur, multifunctioneel hoofdrelais motormanagement,
brandstofpomp (diesel).
F2 15
AClaxon.
F3 10
ARuitensproeiers voor en achter.
F4 20
ADagrijverlichting.
F5 15
ABrandstofvoorverwarming (diesel), brandstofadditiefpomp (diesel), luchtmassameter (diesel), EGR-elektroklep (diesel),
voorverwarming blow-by-gassen en elektroklep (benzine).
F6 10
AElektronische eenheid ABS/ESP, secundaire remlichtschakelaar.
F7 10
AElektrische stuurbekrachtiging, automatische transmissie.
F8 25
ABediening startmotor.
F9 10
ASchakel- en beveiligingsmodule (diesel).
08
Storingen verhelpen
2
De eerste stappen
Gebruik de toetsen onder het touchscreen om de
menucarrousel te openen en druk vervolgens op de
op het touchscreen weergegeven toetsen.
Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's
(hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven.Als het bijzonder warm is, kan het systeem
gedurende minimaal 5
minuten overgaan in de
stand-by-stand (volledig uitschakelen van het
scherm en het geluid).
*
A
fhankelijk van de apparatuur.
Sneltoetsen: met behulp van de toetsen in de
bovenste balk van het touchscreen is het mogelijk
direct de geluidsbron of de lijst met zenders (of titels
afhankelijk van de geluidsbron) te kiezen. -
FM-/DAB*-/AM*-radiozenders.
- USB-stick.
- S martphone via MirrorLinkTM of CarPlay®.
-
T
elefoon verbonden via Bluetooth®* en
multimedia-uitzending Bluetooth®* (streaming).
- M
ediaspeler aangesloten via de AUX-aansluiting
(jack-aansluiting, kabel niet meegeleverd).
Druk op Menu om de menucarrousel
weer te geven.
Volumeregeling (voor elke bron afzonderlijk,
ook voor verkeersinformatieberichten (TA) en
navigatieaanwijzingen).
Geluidsvolume verhogen.
Geluidsvolume verlagen.
Geluid onderbreken door tegelijkertijd op de
toetsen voor het verhogen en verlagen van het
geluidsvolume te drukken.
Geluid weer inschakelen door een van de twee
volumetoetsen in te drukken. Als het zeer warm is in het interieur, kan
het geluidsvolume worden beperkt om
het systeem te beschermen. Zodra de
temperatuur in het interieur is gedaald, wordt
de oorspronkelijke instelling weer gebruikt.
Het is een "resistief " scherm dat voelbaar
aangeraakt moet worden, met name bij
bewegingen (door een lijst bladeren, scrollen
over de kaart, enz.). Lichtjes aanraken is niet
voldoende. Als het scherm met meerdere
vingers wordt aangeraakt, worden de
commando's niet opgevolgd.
Het scherm kan ook worden bediend met
handschoenen. Deze technologie werkt bij
elke temperatuur.
Gebruik voor het schoonmaken van het
scherm een zacht, niet-schurend doekje
(bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder
schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe
voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte handen.
Selecteren van de geluidsbron (afhankelijk van de
uitvoering):
Touchscreen 7 inch
4
Te l e f o o n
Verbinding maken met een telefoon via
Bluetooth®.
Toegang tot de functie CarPlay® na het
aansluiten van de USB-kabel van uw
smartphone.
Instellingen
Instellen van het geluid (balans,
geluidssfeer,…) en de weergave (taal,
eenheden, datum, tijd,…).
Rijden
Toegang tot boordcomputer.
Activeren, deactiveren en configureren
van bepaalde functies van de auto.
Navigatie
Een bestemming kiezen
Naar een nieuwe bestemming
Druk op Navigatie om de hoofdpagina
weer te geven.
Druk op de secundaire pagina. Selecteer " Bestemming invoeren ".
Selecteer " Adres". Kies het "
Land" in de weergegeven lijst en
ver volgens op dezelfde manier de " Plaats" of de
postcode, de " Straat" en het " N°".
Bevestig telkens uw keuze.
Selecteer " Opslaan" om het adres als een contact-
item op te slaan.
U kunt maximaal 200 items opslaan.
Selecteer " Navigeren ".
Kies de navigatiecriteria: " Snelste"
of " Kor tste " of "Tijd/afstand " of
" Ecologisch ".
Kies de beperkingscriteria: " To l",
" Veerbot ", "Verkeer ", "Exact ",
" Dichtb. ".
Selecteer " Bevestigen".
of
Druk op " Bekijk route op de kaar t " om de
navigatie te starten.
Druk om de navigatie-informatie te wissen op
" Instellingen ".
Druk op " Navigatie stoppen ".
Druk om de navigatie te her vatten op
" Instellingen ".
Druk op " Navigatie hervatten ".
Touchscreen 7 inch
5
Druk op Navigatie om de hoofdpagina
weer te geven.
Druk op de secundaire pagina. Selecteer " Bestemming invoeren ".
Selecteer het adres in de weergegeven lijst. Selecteer " Navigeren ".
Selecteer de criteria en vervolgens
" Bevestigen" of druk op " Bekijk route
op de kaar t " om de navigatie te starten.
Naar een contact uit het
telefoonboek
Om de functie "Navigatie naar een contact uit
het telefoonboek" te kunnen gebruiken moet
het adres van het contact zijn ingevoerd in het
telefoonboek.
Druk op Navigatie om de hoofdpagina
weer te geven. Druk op de secundaire pagina.
Selecteer " Bestemming invoeren ".
Selecteer " Contacten ".
Selecteer het gewenste contact uit de weergegeven
lijst.
Selecteer " Navigeren ".
Selecteer de criteria en vervolgens
" Bevestigen" om de navigatie te
starten.
Naar GPS-coördinaten
Druk op Navigatie om de hoofdpagina
weer te geven.
Druk op de secundaire pagina.
Naar een recente bestemming
Selecteer " Bestemming invoeren ".
Selecteer " Adres".
Stel de " Lengtegraad " en ver volgens de
" Breedtegraad " in.
Selecteer " Navigeren ". Selecteer de criteria en vervolgens
"
Bevestigen" of druk op " Bekijk route
op de kaar t " om de navigatie te starten.
Naar een punt op de kaart
Druk op Navigatie om de hoofdpagina
weer te geven.
Druk op de secundaire pagina. Selecteer " Bestemming invoeren ".
Selecteer " Op de kaar t ".
Door in te zoomen op de kaart worden punten met
informatie zichtbaar.
Door enige tijd op een punt te drukken worden de
gegevens ervan weergegeven.
Naar een Point of Interest
(POI)
De Points of Interest (POI) zijn onder verdeeld in
verschillende categorieën.
Druk op Navigatie om de hoofdpagina
weer te geven.
Touchscreen 7 inch