Page 113 of 248

111
ISOFIX-bevestigingen
De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust
met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen:Elke zitplaats is voorzien van drie
bevestigingsringen:
Ver wijder de hoofdsteun en berg deze op
alvorens een kinderzitje met rugleuning op een
passagierszitplaats te bevestigen. Vergeet niet
de hoofdsteun weer te bevestigen nadat het
kinderzitje weer is verwijderd.
(a)
Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle
auto's met de veiligheidsgordel kan worden
bevestigd.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10
kg.
Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op
de passagiersstoel vóór worden bevestigd.
(c) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van
uw land alvorens uw kind in dit kinderzitje
te zetten.
(d) Als u
een kinderzitje met de rug of
het gezicht in de rijrichting op een
achterzitplaats bevestigt, moet u
de
voorstoel naar voren schuiven en de
rugleuning er van rechtop zetten zodat er
voldoende ruimte is voor het kinderzitje en
de benen van het kind.
(e) Wanneer een kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst, moet de passagiersairbag
worden gedeactiveerd. Het kind kan
anders bij het afgaan van de airbag
(levensgevaarlijk) gewond raken. Als een
kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting"
op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst,
moet de airbag vóór aan passagierszijde
ingeschakeld blijven.
(f ) Een kinderzitje met steun mag nooit op
de middelste zitplaats achter worden
bevestigd. U:
Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd kinderzitje
met een veiligheidsgordel, zowel "met de
rug in de rijrichting" als "met het gezicht in
de rijrichting".
U(R): als U, waarbij de passagiersstoel in de
hoogste stand en de middelste stand
van de verstelling in lengterichting moet
worden gezet.
-
t
wee bevestigingsringen A
, die zich tussen
de rugleuning en de zitting van de zitplaats
bevinden, aangegeven met een etiket,
-
é
én bevestigingsring B achter de stoel, TOP
TETHER genoemd, voor de bevestiging van de
bovenste riem.
Aan de TOP TETHER kan de bovenste riem van het
kinderzitje (indien aanwezig) worden bevestigd. Dit
systeem beperkt het naar voren kantelen van het
kinderzitje bij een frontale aanrijding.
05
Veiligheid
Page 114 of 248

11 2
Met de ISOFIX-bevestigingen kan een kinderzitje
veilig, degelijk en snel in uw auto worden
gemonteerd.
De ISOFIX-kinderzitjes zijn voorzien van twee
sloten die aan de twee bevestigingsringen A kunnen
worden verankerd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van
een Top Tether (bovenste riem) die kan worden
vastgemaakt aan bevestigingsring B .
Kinderzitje vastmaken aan de Top Tether:
-
v
er wijder de hoofdsteun van de zitplaats
waarop u
het kinderzitje wilt plaatsen en berg de
hoofdsteun op (plaats de hoofdsteun terug zodra
het kinderzitje is verwijderd),
-
v
oer de riem van het kinderzitje over de
rugleuning van de zitplaats, tussen de
openingen voor de pennen van de hoofdsteun
d o o r,
-
b
evestig de haak van de bovenste riem aan het
bevestigingsring B,
-
z
et de bovenste riem (Top Tether) vast.
Als u
een ISOFIX-kinderzitje op de buitenste
zitplaats rechts achter monteert, beweeg de
veiligheidsgordel van de middelste zitplaats dan
eerst naar het midden van de auto, zodat de gordel
na het monteren van het zitje nog probleemloos kan
worden gebruikt.
Raadpleeg het overzicht voor meer informatie over
de bevestiging van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto.Aanbevolen ISOFIX-
kinderzitjes
Raadpleeg voor het aanbrengen en
verwijderen van het kinderzitje de montage-
instructies van de fabrikant. "
RÖMER Duo Plus ISOFIX "
(lengtecategorie: B1)
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit zitje wordt uitsluitend met "het gezicht in de rijrichting" geplaatst.
Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de
bovenste riem, aan de ring B , de TOP TETHER.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op
zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-
bevestigingspunten. In dat geval moet het zitje
met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de voorstoel zo
af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.
05
Veiligheid
Page 115 of 248

11 3
Overzichtstabel van zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien
van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t /m G ).
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Tot 10
kg
(groep 0)
Tot ongeveer 6
maandenTot 10
kg (groep 0)
Tot 13
kg (groep 0+)
Tot ongeveer 1
jaarVan 9
tot 18 kg (groep 1)
Van 1
tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje ReiswiegRug in de rijrichting Rug in de
rijrichting Gezicht in de rijrichting
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
Universele en semi-universele ISOFIX-
kinderzitjes geschikt voor bevestiging op de buitenste zitplaatsen achter X
XIL- SU* XIL- SU* IUF
IL- SU
IL- SU: zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een semi-universeel ISOFIX-kinderzitje:
-
"
met de rug in de rijrichting",
bevestigd met behulp van een Top
Tether of een steun,
-
"
met het gezicht in de rijrichting",
bevestigd met behulp van een steun,
-
e
en reiswieg bevestigd met behulp
van een bovenste riem (top tether) of
een steun.
Raadpleeg de paragraaf "ISOFIX-bevestigingen"
voor meer informatie over de bevestiging van de
bovenste riem. X:
zitplaats niet geschikt voor de bevestiging van
een kinderzitje of een ISOFIX-reiswieg uit de
aangegeven gewichtsklasse.
Ver wijder de hoofdsteun en berg deze op
alvorens een kinderzitje met rugleuning op een
passagierszitplaats te bevestigen. Vergeet niet
de hoofdsteun weer te bevestigen nadat het
kinderzitje weer is verwijderd.
*
A
ls u een kinderzitje met de rug of het gezicht
in de rijrichting op een achterzitplaats bevestigt,
moet u
de voorstoel naar voren schuiven en
de rugleuning er van rechtop zetten zodat er
voldoende ruimte is voor het kinderzitje en de
benen van het kind.
I UF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd ISOFIX-
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting
en een bovenste riem "TOP TETHER".
05
Veiligheid
Page 116 of 248

11 4
Instructies
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt
de veiligheid van het kind in gevaar in geval van
een botsing.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp
van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit;
dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen
brengen.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of het tuigje
van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden
vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet
worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje met
de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel
correct tegen het kinderzitje is gespannen en
dat de gordel het kinderzitje stevig op zijn plaats
houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze
versteld kan worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
h
et kinderzitje "met de rug in de rijrichting",
-
d
e voeten van het kind in het kinderzitje "met
het gezicht in de rijrichting".
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet de
rugleuning ervan, indien nodig, rechter op.
Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting" is het
noodzakelijk dat de afstand tussen de rugleuning
van het kinderzitje en de rugleuning van de stoel
van de auto zo klein mogelijk is. Verwijder de hoofdsteun alvorens een
kinderzitje met een rugleuning te plaatsen op
een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt
bij krachtig afremmen. Plaats de hoofdsteun terug
zodra het kinderzitje is verwijderd.
Veiligheidsgordels vóór
De regelgeving met betrekking tot het ver voer van
kinderen op de passagiersstoel vóór is per land
verschillend. Raadpleeg de in uw land geldende
regelgeving.
Schakel de airbag vóór aan passagierszijde uit
zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op
de voorpassagiersstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel
moet over de schouder van het kind liggen zonder
de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Er wordt aanbevolen een stoelverhoger met
rugleuning te gebruiken voorzien van een
gordelgeleider ter hoogte van de schouder. Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- g
een kinderen zonder toezicht achter in een
auto,
-
n
ooit een kind of een dier in een auto achter
wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in
de zon staat,
-
d
e sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de
portieren en de portierruiten achter per ongeluk
geopend worden.
Zorg er voor dat de portierruiten achter niet verder
dan voor 1/3
deel geopend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen
tegen de zon te beschermen.
05
Veiligheid
Page 117 of 248
Page 118 of 248

11 6
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
om standigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw
handen op het stuur wiel, zodat u
snel kunt reageren
op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de bestuurder
handelingen die veel aandacht vergen altijd bij
stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd
meer afstand tot uw voorligger.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Dit kan
leiden tot een vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude omstandigheden
(temperaturen lager dan -23
°C) de motor
gedurende 4
minuten stationair draaien
alvorens weg te rijden. Deze handelswijze
komt de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van de auto,
motor en versnellingsbak ten goede.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem –
Kans op oververhitting en beschadiging van
het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt erg
warm en blijft ook na het afzetten van de motor
nog enige tijd warm. Zet uw auto daarom niet
stil (om te parkeren of met draaiende motor)
op een plaats met brandbaar materiaal (gras,
afgevallen blad enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende
motor achter. Als u
uw auto met draaiende
motor moet verlaten, trek dan de parkeerrem
aan en zet de versnellingsbak in de
neutraalstand of in de stand N of P, afhankelijk
van het type versnellingsbak.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel
mogelijk te vermijden, want het water kan de motor,
versnellingsbak en het elektrische systeem van uw
auto ernstig beschadigen. Bent u
genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water nergens
meer is dan 15 cm en houd daarbij rekening met
de golven die kunnen worden veroorzaakt door
andere gebruikers;
-
s
chakel de functie Stop & Start uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te
laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt
gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie dat
toelaat, meerdere keren licht af om de remschijven
en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto, neem
dan contact op met het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
06
Rijden
Page 119 of 248

11 7
Bij het trekken van een
aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en vergt
daarom extra aandacht van de bestuurder.
Gewichtsverdeling
F Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig, plaats zware voor werpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarbij
voor elke 1000
m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Houd u
aan de maximale
aanhangergewichten.
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de windgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op een helling
veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet
afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het motortoerental te
beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling
is afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur in de
gaten.
F
A
ls dit lampje gaat branden in
combinatie met het lampje STOP ,
stop dan zo snel mogelijk en zet de
motor af.
Nieuwe auto
Gebruik de auto gedurende de eerste 1000 km
niet om een aanhanger of caravan te trekken.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de
remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen over verhit raken. In
dat geval is het raadzaam om op de motor af te
remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de
juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen van uw
auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen .
Om bij het gebruik van een originele
DS
AUTOMOBILES-trekhaak het onnodig activeren
van het geluidssignaal van de parkeerhulp achter
voorkomen, wordt de parkeerhulp achter hierbij
automatisch uitgeschakeld.
Als de buitentemperatuur hoog is, is het
raadzaam om na het stilzetten van de auto
de motor 1
tot 2 minuten stationair te laten
draaien zodat deze beter kan afkoelen.
06
Rijden
Page 120 of 248

11 8
Starten – afzetten van de
motor
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutels is een chip aangebracht die over een
geheime code beschikt. Om te kunnen starten,
moet bij het aanzetten van het contact deze code
worden herkend door de startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert het
motormanagementsysteem enkele seconden nadat
het contact is afgezet en voorkomt zo het starten
door onbevoegden.Bij een storing in het systeem wordt
u
gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg zo
snel mogelijk het dealernetwerk.
Bewaar de sticker die u
bij de aflevering van
uw auto samen met de sleutels is overhandigd
zorgvuldig op een plaats buiten de auto.
Contactslot
Contact AAN
In deze stand werkt de elektrische uitrusting van de
auto en kan externe apparatuur worden opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt, schakelt het
systeem over op de eco-mode: de elektrische
voeding wordt automatisch uitgeschakeld zodat de
accu voldoende opgeladen blijft.
Hang geen zware voor werpen aan de sleutel
of de afstandsbediening: dit kan namelijk
storingen aan het contactslot veroorzaken.
Starten van de motor
Het contactslot heeft 3 standen:
- S tand 1: Stop
-
S
tand 2: Contact
-
S
tand 3: Starten F
T
rek de parkeerrem aan.
F
Z
et bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak, selecteer dan de
stand N en houd vervolgens het rempedaal
stevig ingetrapt.
F A ls uw auto is uitgerust met een automatische
transmissie, selecteer dan de stand P en houd
vervolgens het rempedaal stevig ingetrapt.
F
S
teek de sleutel in het contactslot; het systeem
herkent de code.
F
O
ntgrendel het stuurslot door tegelijkertijd
aan het stuur wiel en aan de contactsleutel te
draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht nodig bij
het draaien aan het stuurwiel (bijvoorbeeld als
de wielen niet rechtuit staan).
F
A
uto's met een benzinemotor: activeer de
startmotor door de sleutel in de stand 3
te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de
motor draait.
F
A
uto's met een dieselmotor: draai de sleutel in
de stand 2
(
aanzetten van het contact) om de
motor te laten voorgloeien.
06
Rijden