Page 57 of 248

55
Druk tijdens het automatisch sluiten van het
dak in zone A (positie 2
tot positie 1) op de
schakelaar om het dak te stoppen.
Windscherm
Er is een windscherm beschikbaar om het
comfort van de inzittenden onder bepaalde
rijomstandigheden (hoge snelheid) te verbeteren.
Hierdoor worden de luchtturbulenties in het interieur
zoveel mogelijk beperkt.
Bij het openen van het dak kan het windscherm
uitklappen als deze niet vast is bevestigd. Bij het sluiten van het dak wordt het windscherm
automatisch weer ingeklapt.
F
D
it windscherm kan bij een geopend dak
handmatig worden ingeklapt en in het midden
worden bevestigd: druk verticaal op de
dwarsbalk dichtbij de hendel op het windscherm
en klem deze hendel in de inkeping.
F
H
andmatig ontgrendelen en uitklappen van het
windscherm: druk verticaal op de dwarsbalk
dichtbij de hendel om deze uit de inkeping te
halen en trek de hendel iets naar u toe.
Openen en sluiten van het
dak tijdens het rijden
De schakelaar voor het openen en sluiten van
het dak werkt tot een rijsnelheid van ongeveer
120
km/h.
Bij hogere snelheden verschijnt een melding
op het display dat het dak niet kan worden
bediend (snelheid te hoog).
Als het openen of sluiten van het dak is gestart
bij een snelheid lager dan ongeveer 120
km/h en
deze snelheid wordt overschreden, dan gebeurt
afhankelijk van de beweging het volgende:
-
a
ls het dak beweegt in zone A stopt de
beweging,
-
a
ls het dak opengaat in zone B wordt de
beweging voltooid,
-
a
ls het dak sluit in zone B stopt deze beweging
en wordt automatisch het dak volledig geopend
tot stand 3,
-
a
ls het dak opengaat of sluit in zone B na het
bedienen van de "antipaniekfunctie", wordt de
beweging voltooid.
Zodra de rijsnelheid lager is dan ongeveer
120
km/h zal het dak weer bediend kunnen
worden.
02
Toegang tot de auto
Page 58 of 248

56
Algemene werking
Als het dak stopt in zone B, wordt er via een
melding op het scherm gevraagd om onmiddellijk de
dakbeweging te voltooien.
F
D
ruk lang op de schakelaar:
-
n
aar het openen om stand 3
te bereiken,
-
n
aar het sluiten om stand 2
te bereiken.
Controleer alvorens te gaan rijden of het dak
niet in zone B staat.
Resetten
Als de automatische werking van het dak niet goed
meer werkt, moet deze worden gereset.
F
H
oud bij draaiende motor de schakelaar
ingedrukt in de sluitrichting van het dak. F
N
a ongeveer 5 seconden wordt het dak volledig
gesloten tot stand 0 .
Het dak is dan gereset.
Laat de schakelaar niet los tijdens de
resetprocedure.
Storing
Raadpleeg bij een elektrische storing het
dealernetwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruiksvoorschriften
Plaats nooit voor werpen op het geopende of
gesloten dak.
Open om beschadiging te voorkomen het dak
niet bij sneeuw of ijzel.
Gebruik nooit scherp gereedschap om
sneeuw of ijs van het dak te ver wijderen.
Gebruik nooit een ijskrabber of een spuitbus
met ruitontdooier om ijs van de achterruit te
verwijderen.
Schakel de achterruitverwarming niet in als
het dak volledig is geopend (om over verhitting
te vo o r ko m e n).
Om blijvende vouwlijnen in het dak te
voorkomen, is het raadzaam het dak niet
langdurig geopend te houden.
Het wordt afgeraden de airconditioning van de
auto te gebruiken als het dak is geopend.
Ga nooit op de daktraverse zitten en plaats er
geen voor werpen op als het dak is geopend.
02
Toegang tot de auto
Page 59 of 248

57
Wanneer u de auto voor een langere periode
b uiten parkeert, is het raadzaam het dak te
beschermen met een hoes.
Het is raadzaam het dak te sluiten als u
de
auto parkeert.
Ook als het dak is gesloten, is het beter om
geen waardevolle spullen in de auto achter
te laten.
Haal de sleutel uit het contact als u
de
auto verlaat, om te voorkomen dat het dak
ongewenst in beweging wordt gezet.
Als uw auto is voorzien van functies met
spraakcommando's, werken deze mogelijk
minder goed als het dak is geopend.
Bescherming van de elektromotoren voor
het openen en sluiten van het dak: als het
dak in korte tijd veelvuldig wordt geopend
en gesloten, kunnen de elektromotoren
over verhit raken waardoor het dak stilvalt.
Laat de elektromotoren afkoelen door het dak
gedurende 10
minuten niet te bedienen.Bagageruimte
Openen
Sluiten
- gaat bij draaiende motor dit
lampje enkele seconden branden in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden (snelheid
hoger dan 10
km/h) dit lampje
enkele seconden branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het
multifunctionele display.
Noodbediening
Ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen,
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
F
O
ntgrendel de auto met de afstandsbediening,
druk op de schakelaar voor het openen en open
de achterklep.
F
T
rek de achterklep omlaag aan de handgreep
aan de binnenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten: Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in de centrale vergrendeling de achterklep
mechanisch ontgrendeld worden.
02
Toegang tot de auto
Page 60 of 248

58
Bagageruimte
Openen
F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel, druk op de knop en til het
kofferdeksel omhoog.
Sluiten
F Laat het kofferdeksel zakken door op het midden van het sierdeel te drukken.
We raden het sterk af het kofferdeksel omlaag
te brengen door op één van de zijkanten te
drukken.
Als het kofferdeksel niet goed is gesloten: -
gaat bij draaiende motor dit
lampje enkele seconden branden in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden (snelheid
hoger dan 10
km/h) dit lampje
enkele seconden branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het
multifunctionele display. Als het kofferdeksel niet volledig is gesloten,
kan het dak niet in zone B
worden geopend.
Controleer of het kofferdeksel correct is
gesloten.
Openingsvoorwaarden voor
de bagageruimte met het dak
in zone B
Om te zorgen dat de bagageruimte en het dak
in zone B elkaar niet belemmeren, hangt het
openen van de bagageruimte af van de stand
van het dak.
02
Toegang tot de auto
Page 61 of 248

59
Als het dak wordt geopend in zone B zorgt een
openingscommando voor de bagageruimte
er voor dat het dak wordt gesloten. De
bagageruimte wordt pas geopend wanneer
het dak stand 2
heeft bereikt. U kunt dan het
kofferdeksel omhoog bewegen.
Als het dak wordt gesloten in zone B heeft een
openingscommando voor de bagageruimte
geen invloed op het dak, maar het kofferdeksel
wordt pas geopend wanneer het dak stand 2
heeft bereikt. U kunt dan het kofferdeksel
omhoog bewegen.
Als het dak wordt geopend of gesloten in
zone B na een "antipaniekfunctie" wordt een
openingscommando voor de bagageruimte
onderdrukt. De werking wordt pas weer
hersteld wanneer het dak stand 2
of stand
3
he
eft bereikt.
Als het dak in stand 3
staat, zorgt een druk
op de openingsknop van de bagageruimte
er voor dat het dak wordt gesloten in stand 2 .
Wanneer het dak deze stand heeft bereikt,
wordt het kofferdeksel geopend. U kunt dan
het kofferdeksel omhoog bewegen.Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in de centrale vergrendeling het kofferdeksel
mechanisch ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij de twee sloten in de bagageruimte te komen. F
S
teek een kleine schroevendraaier in opening A
van elk slot aan de zijkant om het kofferdeksel te
ontgrendelen.
Controleer alvorens de bagageruimte te
openen of het dak niet in zone B staat.
02
Toegang tot de auto
Page 62 of 248
Page 63 of 248
61
Vo or stoelen
De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn
verstelbaar voor een optimale zitpositie.Voer het verstellen van de bestuurdersstoel
uit veiligheidsoverwegingen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Handmatig verstellen
In lengterichting verstellen
F Trek de beugel omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren.
De hoogte verstellen
F Trek de hendel zo vaak als nodig is omhoog om de zitting omhoog te bewegen of duw deze
omlaag om de zitting omlaag te bewegen totdat
de gewenste stand bereikt is.
03
Ergonomie en comfort
Page 64 of 248

62
F Duw de hendel naar achteren.Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de stoel
niet wordt verhinderd door personen of
voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voor werpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Aanvullende
verstelmogelijkheden
De hoogte van de hoofdsteun
afstellen
Voor de veiligheid is het frame van de
hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat
de hoofdsteun zakt in het geval van een
aanrijding.
De juiste stand van de hoofdsteun is als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Ga nooit rijden zonder hoofdsteunen; deze
moeten zijn aangebracht en correct zijn
afgesteld.
Bediening stoelverwarming
Bij draaiende motor is de stoelver warming voor
beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar.
F
M
et de rolknop naast de voorstoel kan de
stoelverwarming ingeschakeld worden en kan
een verwarmingsstand worden geselecteerd:
0 Uit.
1 Laag.
2 Gemiddeld.
3 Hoog.
De hoek van de rugleuning
verstellen.
F Omhoog zetten: trek de hoofdsteun omhoog.
F D
ruk om de hoofdsteun te ver wijderen op de pal
A en trek de hoofdsteun omhoog.
F
D
e hoofdsteun terugzetten: steek de pennen
recht in de openingen van de rugleuning.
F
O
mlaag zetten: duw de hoofdsteun omlaag
ter wijl u
de nok A ingedrukt houdt.
03
Ergonomie en comfort