Page 153 of 248

151
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van
de auto.Uitsluitend de voorwielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden voorzien
van een sneeuwketting.
Houd u
altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane
snelheid.
Montagetips
F Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de
weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats indien nodig
wielblokken tegen de wielen om te voorkomen
dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen volgens de
aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn. Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan
de banden en het wegdek te voorkomen.
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, controleer dan of de ketting en de
bevestigingen de velg niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor
het type velg van uw auto:
Banden PERFORMANCE-
uitvoeringen
Gebruik onder winterse
omstandigheden
De af fabriek geleverde banden in de maat
205/40 R18 zijn niet geschikt voor gebruik bij streng
winter weer. We raden u
aan om bij zeer koud weer
de juiste winterbanden te gebruiken.
Als u
de wielen van uw auto wilt voorzien van
sneeuwkettingen of sneeuwsokken, neem
dan contact op met het dealernetwerk voor
informatie over de typen die voor uw auto
worden aanbevolen.
Auto Maat van de af fabriek
gemonteerde banden Type ketting
DS 3 185/65
R15 schakel 9
mm
195/55
R16
2 0 5 /4 5
R17 gebruik van sneeuwkettingen
niet mogelijk
DS 3 PERFORMANCE 205/40
R18 THULE K-SUMMIT K22
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het
dealernetwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
07
Praktische informatie
Page 154 of 248

152
Trekhaak
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het ver voer
van personen en bagage, maar is tevens geschikt
voor het trekken van een aanhanger.Wij raden u
aan gebruik te maken van
een speciaal door de fabrikant geteste en
goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading
en deze door het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats te laten monteren.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door
een bedrijf dat niet tot het dealernetwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd. Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en vergt
daarom extra aandacht van de bestuurder.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer
rijadviezen voor het trekken van een
aanhanger.
Houd u aan de maximaal toegestane
aanhangergewichten die staan vermeld op het
kentekenbewijs en het constructeursplaatje
van uw auto en in de rubriek Technische
gegevens van dit boekje.
Om te voldoen aan de maximaal
toelaatbare kogeldruk moet ook rekening
worden gehouden met het gebruik van
accessoires (fietsendragers, op de
trekhaak gemonteerde koffers, enz.).
De maximaal toelaatbare kogeldruk
is niet afhankelijk van het type (met of
zonder gereedschap afneembare of vaste)
trekhaakkogel.
Houd u
aan de regelgeving in het land waar
u
zich bevindt.
Trekhaak PERFORMANCE-
uitvoeringen
Uw auto is niet geschikt voor de montage
van een trekhaak. Door de uitvoering van het
sportuitlaatsysteem is de montage er van niet
mogelijk.
Spaarfase
De spaar fase regelt het gebruik van bepaalde
elektrische functies van de auto om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,…) tijdelijk
worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch ingeschakeld
zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
07
Praktische informatie
Page 155 of 248

153
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur
van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals radio, ruitenwissers,
dimlichten, plafonniers, enz. nog in totaal maximaal
30
minuten gebruiken.
Deze tijdsduur kan sterk worden beperkt als de
accuspanning laag is.
Activeren van deze modus
Als deze tijd is verstreken, geeft een melding op
het display aan dat de eco-mode is geactiveerd en
worden de actieve functies in de ruststand gezet.
Deactiveren van deze modus
De functies worden automatisch weer ingeschakeld
als de motor gestart wordt.
F
S
tart om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze enige tijd
draaien. Als u
op het moment dat de eco-mode wordt
geactiveerd aan het telefoneren bent, wordt de
verbinding na 10
minuten verbroken. Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van de
tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd zal echter
altijd tussen de 5 en 30 minuten bedragen.
Wisserblad voor of achter
vervangen
De ruitenwisserbladen kunnen zonder gereedschap
worden vervangen.
Voordat u een
r uitenwisserblad demonteert
F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één
minuut na het afzetten van het contact om de
ruitenwissers naar het midden van de voorruit te
verplaatsen.
Dit is de aanbevolen stand om beschadiging van de
ruitenwissers en de motorkap te voorkomen
Demonteren
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F M aak het ruitenwisserblad los en verwijder het.
Monteren
F Controleer bij de ruitenwissers vóór de lengte van het wisserblad, omdat het kortste blad aan
de passagierszijde van de auto gemonteerd
moet worden.
F
B
reng het nieuwe ruitenwisserblad aan en klik
het vast.
F
L
eg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Na het monteren van een
wisserblad vóór
F Zet het contact aan.
F B edien nogmaals de ruitenwisserschakelaar om
de ruitenwissers in de ruststand te zetten.
Motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om letsel als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van de
ventilator.
07
Praktische informatie
Page 156 of 248

154
Openen
F Open het linker voorportier.
F Trek de hendel A onder in de portiersponning
naar u
toe.
F
D
uw de veiligheidshaak B naar links en til de
motorkap op. F
N
eem de motorkapsteun C
uit de houder
en houd deze vast bij het met schuimrubber
beklede gedeelte.
F B evestig de motorkapsteun in de uitsparing om
de motorkap geopend te houden.
Wees voorzichtig bij het losmaken van de
veiligheidshaak en de motorkapsteun als de
motor warm is.
Zorg er voor dat u
bij geopende motorkap niet
tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of deze
goed vergrendeld is. In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan water
(regen, wassen,…) te beperken.
Motoren
Benzine
Diesel
Deze motoren dienen als voorbeeld.
De plaats van de oliepeilstok en de olievuldop is
afhankelijk van de motoruitvoering.
1
Ruitensproeiervloeistofreservoir.
2 Koelvloeistofreservoir.
07
Praktische informatie
Page 157 of 248

155
3Luchtfilter.
4 Remvloeistofreservoir.
5 Accu.
6 Zekeringkast.
7 Oliepeilstok.
8 Olievuldop.
9 Opvoerpomp (op brandstoffilter)*.
Het dieselcircuit staat onder zeer hoge druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit alleen
door het dealernetwerk of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren.
*
A
fhankelijk van de motor.
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en
respecteer de voor waarden zoals vermeld in het
onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien
nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
dealernetwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.De vloeistof moet voldoen aan de
aanbevelingen van de fabrikant en met die van
de motor van de auto. Let bij werkzaamheden onder de motorkap
goed op, want bepaalde delen van de motor
kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden)
en de koelventilator kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte
olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend
en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen
niet in het riool, in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar voor
bestemde containers bij het dealernetwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd via
de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel (bij auto's met een
elektrische olieniveaumeter), of met de
oliepeilstok. De controle van het motorolieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een horizontale
ondergrond staat en de motor ten minste
30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Wij
adviseren u om elke 5000 km het olieniveau te
controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven op de
desbetreffende afbeelding van de motorruimte.
F
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde
helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de schacht
en trek hem er weer uit om het oliepeil te
controleren: het oliepeil is correct als het tussen
de merktekens A en B ligt.
07
Praktische informatie
Page 158 of 248

156
A = MA X
B = MIN
Als u
ziet dat het peil boven het merkteken A of
onder het merkteken B ligt, star t dan de motor
niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAX
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het dealernetwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken MIN ,
vul dan altijd motorolie bij.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie is
aangegeven op de desbetreffende afbeelding van
de motorruimte. Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact na
30
minuten de juiste waarde aangeven.
Olie verversen
Voeg nooit additieven toe aan de motorolie om een
verminderde betrouwbaarheid van de motor en de
emissieregeling te voorkomen.
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich zo
dicht mogelijk bij het merkteken "MA X"
te bevinden. Controleer indien dit niet
het geval is of de remblokken van uw
auto zijn versleten.
Aftappen van het systeem
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant
voor het verversingsinterval voor uw auto.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Koelvloeistofniveau
Controleer geregeld het
koelvloeistofniveau.
Het is normaal dat tussen twee
onderhoudsbeurten door koelvloeistof
moet worden bijgevuld.
Voor een juiste aflezing van het koelvloeistofniveau
dient de auto op een horizontale ondergrond te
staan en moet de motor koud zijn.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk
bij het merkteken "MA X" te bevinden, maar mag
beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken
"MIN" bevindt, moet u
koelvloeistof bijvullen.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit
kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer vervolgens
nogmaals het oliepeil met de peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u
het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of de
m otorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met de
door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw
auto en motoruitvoering.
Wacht na uitschakelen van de motor minstens 1 uur
m et het uitvoeren van werkzaamheden aan het
koelsysteem, omdat het koelsysteem onder druk staat.
07
Praktische informatie
Page 159 of 248

157
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van de
ventilator.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Niveau ruitensproeiervloeistof
Vul het reser voir bij wanneer dit nodig is.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik van
kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het vriespunt)
moet voor de omstandigheden geschikte
ruitensproeiervloeistof met antivries worden
gebruikt om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen. Wanneer u in een noodgeval koelvloeistof moet
bijvullen, omwikkel dan de vuldop met een doek om
brandwonden te voorkomen en draai de dop twee
omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Ver wijder de dop als de druk eenmaal gedaald is en
vul koelvloeistof bij.
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met roetfilter)
Het minimumniveau van het reservoir
van het additief wordt aangegeven door
het permanent branden van dit lampje
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding met betrekking tot een te
laag additiefniveau van het roetfilter.
Bijvullen
Het reser voir moet snel worden bijgevuld door het
netwerk van het merk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Niveau AdBlue
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Om te voorkomen dat de auto niet meer kan starten
– conform de voorschriften – dient u
het reser voir bij
te vullen met AdBlue.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over AdBlue
®, het SCR-systeem en in
het bijzonder het bijvullen van AdBlue®
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
dealernetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
12 V- ac c u
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten en of
de aansluitingen schoon zijn.
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem
zijn voorzien van een speciale 12 V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het dealernetwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg voordat u
werkzaamheden uitvoert aan
de 12
V-accu de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans op
bevriezing, kalkafzetting enz.).
07
Praktische informatie
Page 160 of 248

158
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof…) en het
gebruik (veel stadsverkeer…) daartoe
aanleiding geven, moet het twee keer
zo vaak worden ver vangen.
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof…) en het
gebruik (veel stadsverkeer…) daartoe
aanleiding geven, moet het twee keer
zo vaak worden ver vangen.
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verzadigd is, wordt
u hierop geattendeerd door het tijdelijk
branden van dit lampje in combinatie
met de weergave van een melding.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid van
minimaal 60
km/h rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimale
brandstofadditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het controleren van de niveaus .
Bij een nieuwe auto kunt u
de eerste paar keer
dat het roetfilter geregenereerd wordt een
brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp uit
de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor het
milieu.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak
De elektronisch gestuurde
versnellingsbak is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de parkeerrem, zelfs tussen
twee onderhoudsbeurten door, worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
dealernetwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
07
Praktische informatie