Page 121 of 248

11 9
Activeer, zodra dit lampje op het
instrumentenpaneel is gedoofd,
de startmotor door de sleutel in de
stand 3
te houden tot de motor is
aangeslagen; geef daarbij geen gas.
Laat de sleutel los zodra de motor
draait.
Onder winterse omstandigheden blijft het
lampje langer branden. Als de motor warm is,
gaat het lampje niet branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet
dan het contact uit. Wacht even alvorens
opnieuw te starten. Als de motor ook na een
aantal pogingen niet aanslaat, probeer dan
niet langer de motor te starten: de startmotor
en de motor zouden beschadigd kunnen
raken. Raadpleeg het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien. Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop. Om de
goede werking en de levensduur van de
mechanische onderdelen van de motor en de
versnellingsbak van uw auto te garanderen
moet u
bij zeer koud weer (temperaturen lager
dan -23
°C) de motor gedurende 4 minuten
stationair laten draaien alvorens weg te rijden.
Afzetten van de motor
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai de sleutel maximaal linksom in de stand 1
(Stop) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan het
stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand alvorens
de motor af te zetten.Dit vergemakkelijkt het
ontgrendelen van het stuurslot.
F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat. Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als
de motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen.
Als u
de auto verlaat, neem dan de sleutel
mee en vergrendel de auto.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1 - Stop )
k unt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies, zoals het
audio- en communicatiesysteem, de ruitenwissers,
het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .
Sleutel vergeten
Als de sleutel niet uit het contactslot wordt
gehaald, klinkt een geluidssignaal bij het
openen van het bestuurdersportier.
06
Rijden
Page 122 of 248

120
Parkeerrem
Aantrekken
Vrijzetten
F Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de
hefboom geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje en het
lampje STOP branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het display, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Laat kinderen nooit alleen in de auto wanneer
het contact is aangezet: ze zouden de
parkeerrem kunnen vrijzetten. Draai bij het parkeren van de auto op een
helling de wielen vast tegen het trottoir, trek de
parkeerrem aan en schakel een versnelling in.
Handgeschakelde
6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling
F Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk
naar rechts om de 5e of de 6e versnelling in te
schakelen.
Doet u
dit niet, dan kan de versnellingsbak
zwaar beschadigd raken (per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links
en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de
motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
F
T
rek de parkeerremhendel volledig aan om uw
auto tegen wegrollen te beschermen.
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak (ETG)
Bij de elektronische gestuurde versnellingsbak
met vijf of zes versnellingen kunt u kiezen tussen
automatische bediening en handmatig schakelen.
De versnellingsbak heeft dus twee
gebruiksmogelijkheden:
-
een automatische stand om automatisch
te schakelen, zonder tussenkomst van de
bestuurder,
-
een handmatige stand om zelf te schakelen,
met behulp van de selectiehendel of de flippers
achter het stuurwiel.
In de automatische stand kunt u
op ieder moment
zelf schakelen met de flippers achter het stuur wiel,
bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre.
06
Rijden
Page 123 of 248

121
Standen van de
selectiehendel
R.Achteruitversnelling (Reverse).
F T
rap het rempedaal in en beweeg de
selectiehendel naar voren om deze stand
te selecteren.
N. Neutraalstand.
F
T
rap het rempedaal in en selecteer deze
stand om de motor te kunnen starten.
A. Automatisch.
F
D
uw de selectiehendel naar achteren om
deze stand te selecteren. M +/-.
Handmatig, sequentieel schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar
achteren en ver volgens naar links om
deze stand te selecteren.
F
D
uw de selectiehendel even naar
voren om op te schakelen.
F
T
rek de selectiehendel even naar
achteren om terug te schakelen.
Schakelflippers aan de
stuurkolom
+. Flipper rechts achter het stuurwiel: opschakelen.
F T rek de flipper " +" een keer naar u
toe om op te
schakelen.
-. Flipper links achter het stuurwiel: terugschakelen.
F
T
rek de flipper " -" een keer naar u
toe om terug
te schakelen. Met de flippers is het niet mogelijk de
neutraalstand en de achteruitversnelling in
te schakelen, uit de achteruitversnelling te
schakelen en de rijstand te wijzigen.
Weergave op het
instrumentenpaneel
N.
Neutraalstand.
R. Achteruitversnelling.
1
2 3 4 5/6. Ingeschakelde versnelling bij
handmatig schakelen.
AUTO. Wordt weergegeven bij de selectie
van de automatische stand.
Het pictogram verdwijnt weer
als de handmatige stand wordt
geselecteerd.
06
Rijden
Page 124 of 248

122
Wegrijden
F Selecteer de stand N.
F T rap het rempedaal stevig in.
F
S
tart de motor.
Als de motor niet aanslaat:
F
S
electeer de automatische stand (stand A ),
de handmatige stand (stand M ) of de
achteruitversnelling (stand R ).
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los. Afhankelijk van het type elektronisch
gestuurde versnellingsbak begint de auto
onmiddellijk te rijden.
F
G
eef gas.
Trap niet gelijktijdig het rempedaal en het
koppelingspedaal in.
Remmen en accelereren mag uitsluitend met
de rechter voet worden gedaan.
Als het gas- en het rempedaal gelijktijdig
worden ingetrapt, kan de versnellingsbak
beschadigd worden.
Het aanduwen om de motor te starten is bij
een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak niet toegestaan.
Kruipfunctie (afhankelijk van de
uitvoering)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, file rijden enz.).
Nadat u de selectiehendel in de stand A , M of R
hebt gezet, begint de auto zodra u
het rempedaal
loslaat langzaam te rijden , waarbij de motor
stationair draait.
Automatisch schakelen
F Selecteer de stand A .
Het instrumentenpaneel geeft de
aanduiding AUTO en de ingeschakelde
versnelling weer.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-actieve
stand, zonder dat u
zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de volgende
parameters:
-
e
en zo laag mogelijk brandstofverbruik,
-
u
w rijstijl,
-
d
e staat van de weg,
-
d
e belading van de auto.
Trap voor een maximale acceleratie, bijvoorbeeld
om een andere auto in te halen, het gaspedaal diep
in, tot voorbij het zware punt.
De aanduiding N
wordt weergegeven op
het instrumentenpaneel.
-
Als
N knippert op het
instrumentenpaneel, zet dan
de selectiehendel in de stand
A en ver volgens in de stand
N .
-
A
ls dit lampje gaat branden
in combinatie met een
geluidssignaal en een
melding, trap dan het
rempedaal steviger in.
AUTO en 1, 1
of R worden weergegeven
op het instrumentenpaneel. Laat bij draaiende motor geen kinderen alleen
in de auto achter.
De kruipfunctie kan tijdelijk niet beschikbaar
zijn als de koppeling te warm is geworden of
als de helling te steil is.
06
Rijden
Page 125 of 248

123
U kunt op elk moment een andere rijstand
selecteren door de selectiehendel te
verplaatsen van de stand A naar de stand M
of andersom.
Selecteer de neutraalstand (stand N ) nooit
tijdens het rijden.
Tijdelijk handmatig schakelen
U kunt altijd zelf ingrijpen door gebruik te maken van
de flippers + en -: als het toerental dit toestaat, wordt
de door u
geselecteerde versnelling ingeschakeld.
Met deze functie kunt u
anticiperen op bepaalde
rijsituaties, zoals het inhalen van een auto of een
bocht in de weg.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op de
automatische stand.
Handbediening
F Selecteer de stand M .
Achteruitversnelling
Schakel de achteruitversnelling uitsluitend in als de
auto volledig stilstaat en de voet op het rempedaal
wordt gehouden.
F
S
electeer de stand R .
Stilzetten van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u:
- d e stand N selecteren om de versnellingsbak in
de neutraalstand te zetten, of
-
d
e versnellingsbak in de ingeschakelde
versnelling laten staan. In dat geval kan de auto
niet worden verplaatst.
U dient bij het parkeren echter altijd de
parkeerrem aan te trekken om te voorkomen
dat de auto weg kan rollen.
De ingeschakelde versnellingen
worden achtereenvolgend op het
instrumentenpaneel weergegeven. Het schakelen naar een andere versnelling is alleen
mogelijk als het motortoerental dit toestaat.
Tijdens het schakelen hoeft u
het gaspedaal niet los
te laten.
Bij het remmen of het verminderen van de snelheid
schakelt de versnellingsbak automatisch terug,
zodat de juiste versnelling is geselecteerd op het
moment dat u
het gaspedaal weer intrapt.
Wanneer u
het gaspedaal diep intrapt, wordt er
geen hogere versnelling ingeschakeld zonder
dat u
de selectiehendel of de schakelflippers
bedient (behalve als het toerental dicht bij het
maximumtoerental ligt).
U kunt op elk moment een andere rijstand
selecteren door de selectiehendel te
verplaatsen van de stand M naar de stand A
of andersom.
Selecteer de neutraalstand (stand N ) nooit
tijdens het rijden. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling
klinkt een geluidssignaal.
Wanneer u bij een lage snelheid de
achteruitversnelling selecteert, knippert de
aanduiding N en wordt de versnellingsbak
automatisch in de neutraalstand gezet.
Zet om de achteruitversnelling in te schakelen de
selectiehendel terug in de stand N en vervolgens in
de stand R .
Wanneer de auto langere tijd stilstaat
met draaiende motor, moet u altijd de
selectiehendel in de neutraalstand (stand N )
zetten.
06
Rijden
Page 126 of 248

124
Resetten (elektronisch
gestuurde 5-versnellingsbak)
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de accu
moet de versnellingsbak worden gereset.
F
Z
et het contact aan. In uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen
dat de versnellingsbak automatisch gereset
moet worden: in dat geval kan de auto niet
meer rijden of schakelt de versnellingsbak niet
meer.
Storing
Als bij aangezet contact dit lampje
gaat branden en de aanduiding AUTO
gaat knipperen in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, duidt dit op een
storing in de versnellingsbak.
Laat uw auto controleren door
het dealernetwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
De aanduidingen AUTO
en - -
worden weergegeven op het
instrumentenpaneel.
F
S
electeer de stand N .
F
T
rap het rempedaal volledig in.
F
W
acht ongeveer 30
seconden tot op het
instrumentenpaneel de aanduiding N of de
ingeschakelde versnelling wordt weergegeven.
F
B
eweeg de selectiehendel naar de stand A en
ver volgens naar de stand N .
F
S
tart, ter wijl u
het rempedaal nog steeds
ingetrapt houdt, de motor.
De versnellingsbak werkt dan weer normaal. De aanduidingen AUTO
en - -
worden weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Volg de hierboven beschreven procedure.
Automatische transmissie
Bij de automatische transmissie met vier
versnellingen kunt u kiezen uit automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's Sport en
Sneeuw, en handmatig schakelen. De transmissie heeft dus twee
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen:
het schakelen wordt
elektronisch aangestuurd door de transmissie,
waarbij u kunt kiezen voor het programma
Sport voor een meer dynamische rijstijl of het
programma Sneeuw om het rijden op een
ondergrond met weinig grip te vergemakkelijken,
-
h
andmatig schakelen
: in deze stand kan de
bestuurder zelf schakelen.
Bediening van de transmissie
1 Knop selectiehendel.
2 To e t s " S" (Spor t) .
3 To e t s " T" (Sneeuw) .
Controleer voordat u
werkzaamheden onder
de motorkap uitvoert of de selectiehendel
in de neutraalstand (stand N ) staat en of de
parkeerrem is aangetrokken.
06
Rijden
Page 127 of 248

125
Standen van de
selectiehendel
P.Uit.
-
S tilstaande auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
R. Reverse (Achteruitversnelling).
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N. Neutral (Neutraalstand).
-
S
tilstaande auto, met aangetrokken
parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
D. Automatische werking.
M +/-. Zelf schakelen tussen de vier
versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar
voren om op te schakelen.
of
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, wordt het desbetreffende
pictogram op het instrumentenpaneel weergegeven.
P. Parkeerstand.
R. Achteruitversnelling.
N. Neutraalstand.
D. Rijden (automatisch schakelen).
S. Programma Sport.
T . Programma
Sneeuw.
1
2 3 4. Ingeschakelde versnelling bij handmatig
schakelen.
-. Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen.
Voet op rempedaal
F Als dit lampje gaat branden op het
instrumentenpaneel, trap dan het
rempedaal in (bijv.: starten van de
motor).
Wegrijden
F Trek de parkeerrem aan.
F S electeer de stand P of N.
F
S
tart de motor.
Als niet aan deze voor waarden is voldaan,
klinkt een geluidssignaal in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
F
T
rap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
S
electeer de stand R , D of M ,
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N
wordt geselecteerd, laat het motortoerental
dan zakken tot stationair toerental, zet de
selectiehendel in de stand D en trap het
gaspedaal weer in.
Laat bij temperaturen onder -23
°C de motor
gedurende vier minuten stationair draaien.
Dit is belangrijk voor de goede werking en de
levensduur van de motor en transmissie.
06
Rijden
Page 128 of 248

126
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en selecteer de
stand P indien er onderhoudswerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd bij draaiende
motor.
Het aanduwen om de motor te starten is bij
een auto met een automatische transmissie
niet toegestaan.
Automatisch schakelen
Voor een maximale acceleratie zonder de stand
van de selectiehendel te wijzigen, dient u het
gaspedaal volledig in te trappen (kickdown). De
transmissie schakelt automatisch terug of handhaaft
de ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie automatisch
terug om sterker op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling als
u
het gaspedaal plotseling loslaat. Zet de selectiehendel nooit in de stand N als
de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R
als de auto niet volledig stilstaat.
Programma's Sport en
Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
Programma Sport "S"
F Druk op de toets S als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch een
dynamische rijstijl mogelijk. Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding S
.
Programma Sneeuw " T"
F Druk op de toets " T" als de motor is gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt er voor dat
u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond met
weinig grip.
T wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Terugkeren naar
het automatische
standaardprogramma
F Om terug te keren naar de auto-adaptieve stand kunt u het geselecteerde programma op elk
gewenst moment uitschakelen door opnieuw op
de desbetreffende toets te drukken.
Handmatige instellingen
Als de motor stationair draait, het rempedaal
is losgelaten en de stand R , D of M is
geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in
beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt.
F
S
electeer de stand D om automatisch te laten
schakelen tussen de vier versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u
zelf hoeft te schakelen. De
transmissie kiest voortdurend de meest geschikte
versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van
de weg en de belading van de auto. F
S
electeer de stand M om sequentieel te
schakelen tussen de vier versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
06
Rijden