Page 185 of 248
183
Overzicht zekeringen
Zekering nr.Stroomsterkte Functies
FH36 5
AServicecentrale trekhaak.
FH37 -Niet gebruikt.
FH38 20
AHifi-versterker.
FH39 20
AStoelverwarming.
FH40 40
AServicecentrale trekhaak.
Zekering nr. Stroomsterkte Functies
F1 15
ARuitenwisser achter.
F2 -Niet gebruikt.
F3 5
AElektronische eenheid airbags en pyrotechnische gordelspanners.
F4 10
AAirconditioning, koppelingscontact, elektrochromatische spiegel, roetfilterpomp (diesel), diagnoseaansluiting, luchtmassameter.
F5 30
ARuitbedieningspaneel, schakelaar ruitbediening passagierszijde, ruitbedieningsmotor voorpassagierszijde.
F6 30
ARuitbedieningsmotor bestuurderszijde.
F7 5
APlafonnier, verlichting dashboardkastje.
08
Storingen verhelpen
Page 186 of 248

184
Er zijn twee zekeringen voor het cabriodak.F
M
aak het bekledingspaneel aan de bovenzijde
van de bagageruimte los door het paneel
omlaag te trekken, te beginnen aan de
linkerzijde.
F
V
erwijder het bekledingspaneel door het omlaag
te kantelen.
Zekering nr.
Stroomsterkte Functies
F8 20
A Multifunctioneel display, audiosysteem, audio-/navigatiesysteem,
elektronische eenheid inbraakalarm, sirene inbraakalarm.
F9 30
A 12
V-aansluiting, voeding houder portable navigatiesysteem.
F10 15
A Stuurkolomschakelaars.
F11 15
A Contactslot, diagnoseaansluiting, elektronische eenheid automatische
transmissie.
F12 15
A Regen-/lichtsensor, servicecentrale trekhaak.
F13 5
A Hoofdremlichtschakelaar, servicecentrale motor.
F14 15
A Elektronische eenheid parkeerhulp, elektronische eenheid airbags,
instrumentenpaneel, automatische airconditioning, USB-aansluiting,
hifi-versterker.
F15 30
A Vergrendeling.
F16 -Niet gebruikt.
F17 40
A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.
SH -Shunt tijdens opslag.
Zekeringen onder de
hoedenplank
F Vervang de zekeringen.
08
Storingen verhelpen
Page 187 of 248
185
Voer deze handelingen in de omgekeerde volgorde
uit om het bekledingspaneel weer aan te brengen,
begin daarbij achter in de bagageruimte.Zekering AmpèreFuncties
- 20
ACabriodak
- 20
ACabriodak
Als het dak zich in de zone B bevindt als
(een van de) zekeringen defect raakt, kan
het kofferdeksel niet worden geopend.
Om het kofferdeksel te kunnen openen en
de zekering(en) te vervangen moet u
het
dak eerst handmatig sluiten vanuit de
bagageruimte (bereikbaar door de achterbank
neer te klappen).Zekeringen in de motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu (links).
Laat eventuele werkzaamheden aan de
zekeringen in de zekeringkast op de accu
uitsluitend uitvoeren door het dealernetwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F V ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting
van de zekeringkast.
08
Storingen verhelpen
Page 188 of 248
186
Overzicht zekeringen
ZekeringAmpèreFuncties
F1 20
AVoeding elektronische eenheid motor, bedieningsrelais motorventilateur, multifunctioneel hoofdrelais motormanagement,
brandstofpomp (diesel).
F2 15
AClaxon.
F3 10
ARuitensproeiers voor en achter.
F4 20
ADagrijverlichting.
F5 15
ABrandstofvoorverwarming (diesel), brandstofadditiefpomp (diesel), luchtmassameter (diesel), EGR-elektroklep (diesel),
voorverwarming blow-by-gassen en elektroklep (benzine).
F6 10
AElektronische eenheid ABS/ESP, secundaire remlichtschakelaar.
F7 10
AElektrische stuurbekrachtiging, automatische transmissie.
F8 25
ABediening startmotor.
F9 10
ASchakel- en beveiligingsmodule (diesel).
08
Storingen verhelpen
Page 189 of 248
187
ZekeringAmpèreFuncties
F10 30
ABrandstofvoorverwarming (diesel), voorverwarming blow-by-gassen (diesel), brandstofpomp (benzine), verstuivers en bobines
(benzine).
F11 40
AAanjager airconditioning.
F12 30
ALage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F13 40
AVoeding BSI (+ na contact).
F14 30
AVoeding Valvetronic (benzine).
F15 10
AGrootlicht rechts.
F16 10
AGrootlicht links.
F17 15
ADimlicht links.
F18 15
ADimlicht rechts.
F19 15
ALambdasondes en elektrokleppen (benzine), elektrokleppen (diesel), EGR-elektroklep (diesel).
F20 10
APompen, gestuurde thermostaat (benzine), elektroklep nokkenasverstelling (THP), sensor water in brandstof (diesel).
F21 5
AVoeding bedieningseenheid motorventilateur, ABS/ESP, turbopomp (THP).
08
Storingen verhelpen
Page 190 of 248

188
12 V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor
het starten van de motor met behulp van startkabels
en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12 V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform de
regelgeving en mogen in geen geval met het
huishoudelijke afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen, om
elk risico van brand- of explosiegevaar uit te
sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Overzicht hoofdzekeringen
Zekering AmpèreFuncties
MF1 ** 60
AMotorventilateurgroep.
MF2 * 30
AABS-/ESP-pomp.
MF3 * 30
AABS-/ESP-elektrokleppen.
MF4 * 60
AVoeding BSI.
MF5 * 60
AVoeding BSI.
MF6 * 30
AExtra motorventilateurgroep (THP).
MF7 * 80
AZekeringkast interieur.
MF8 * 40
ACabriodak.
*
D
e hoofdzekeringen zorgen voor een extra
beveiliging van de elektrische installatie.
L
aat werkzaamheden aan deze zekeringen
alleen door het dealernetwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
08
Storingen verhelpen
Page 191 of 248

189
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Toegang:
F
o
pen de motorkap via de hendel in het interieur
en gebruik vervolgens de veiligheidshaak aan
de buitenzijde,
F
b
evestig de motorkapsteun,
F
b
eweeg de kunststof afdekkap van de (+) pool
omhoog.
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Op het linker voorscherm is een afzonderlijk
massapunt aangebracht.
Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe accu of
een accu van een andere auto) en startkabels of
een startbooster. Start de motor nooit door een acculader aan
te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of
h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (audiosysteem,
ruitenwissers, verlichting enz.) van beide
auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor
(ventilator, riem enz.) bevinden.
Maak de klem van de pluspool (+) niet los bij
draaiende motor. F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+) van
de ontladen accu A (bij het gebogen metalen
gedeelte) en ver volgens op de pluspool (+) van
de hulpaccu B of de startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op de
minpool (-) van de hulpaccu B of de startbooster
(of op een massapunt van de auto met de
hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van de
auto met de lege accu.
F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het
kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog. F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu en
laat deze gedurende enkele minuten draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto met de
lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact af
en wacht even alvorens een nieuwe poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait.
F
N
eem ver volgens de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust, het
kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van de
accu op een correct peil te krijgen.
08
Storingen verhelpen
Page 192 of 248

190
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om het laadniveau van de accu op een
voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om
de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met het dealernetwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u
zelf de accu van uw auto gaat opladen,
gebruik dan uitsluitend een lader die geschikt
is voor loodaccu's en die een nominale
spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen. De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
Probeer nooit om een bevroren accu te laden
– Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het dealernetwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).
Loskoppelen van de accu
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
F
Z
et het contact uit.
F
S
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de
lader B uit alvorens de kabels op de accu aan te
sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
F
Z
et na afloop van het laden eerst acculader B uit
voordat u
de kabels losneemt van accu A.Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12
V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting van het
Stop & Start-systeem ernstig beschadigd
raken.
Als u
de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12
V-accu los. Op deze
manier blijft het laadniveau van de accu voldoende
om de motor weer te starten.
Alvorens de accu los te koppelen moet u
de
volgende handelingen uitvoeren:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen (portieren,
achterklep, ruiten, dak (Cabrio-uitvoeringen)),
08
Storingen verhelpen