Page 129 of 566

2-53
Veiligheidssysteem van uw auto
2
ON/OFF-schakelaar
voorpassagiersairbag
(indien van toepassing)
Met deze schakelaar kan de
voorpassagiersairbag worden
uitgeschakeld zodat op de
voorpassagiersstoel een persoon
kan worden vervoerd met een
vanwege zijn leeftijd, lengte of
gezondheidstoestand verhoogd
risico op letsel bij het activeren vande airbag.
OAE036073L
(Vervolg)
Er mogen geen voorwerpen
(zoals een beschermhoes, een
houder voor een mobiele
telefoon, een bekerhouder, een
luchtverfrisser of stickers) op
of in de buurt van de
airbagmodules op het
stuurwiel, op het dashboard, op
de voorruit of op het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje worden
geplaatst. Dergelijke
voorwerpen kunnen letsel
veroorzaken als de airbags bij
een aanrijding geactiveerd
worden.
Bevestig geen voorwerpen aan
de voorruit of aan de
binnenspiegel.
Om de kans op ernstig letsel
door een zich opblazende airbag
voor te beperken, moeten de
volgende voorzorgsmaatregelen
getroffen worden:
Alle inzittenden moeten altijd
hun veiligheidsgordel dragen:
de gordel houdt de inzittende
zo goed mogelijk op zijn plaats.
Zet uw stoel zo ver mogelijk
naar achteren, waarbij u de
auto nog wel onder controle
moet kunnen blijven houden.
Leun nooit tegen het portier of
de middenconsole.
Laat de voorpassagier zijn
voeten of benen nooit op het
dashboard zetten.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 130 of 566

2-54
Veiligheidssysteem van uw auto
Uitschakelen van de
voorpassagiersairbag:
Steek de sleutel of een vergelijkbaar
stevig voorwerp in de ON/OFF-
schakelaar voor de
voorpassagiersairbag en zet deze in
de stand OFF. Het controlelampje
voorpassagiersairbag OFF ( ) zal
gaan branden en blijven branden
totdat de voorpassagiersairbag weer
wordt ingeschakeld.Weer inschakelen van de
voorpassagiersairbag:
Steek de sleutel of een vergelijkbaar
stevig voorwerp in de ON/OFF-
schakelaar voor de
voorpassagiersairbag en zet deze in
de stand ON. Het controlelampje
voorpassagiersairbag ON ( ) zal 60
seconden gaan branden.
Informatie
Het controlelampje
voorpassagiersairbag ON/OFF brandt
gedurende ongeveer 4 seconden nadat
de startknop in stand ON is gezet.
i
OAE036070LOAE036069L Vervoer geen volwassen
passagier op de
voorpassagiersstoel als het
controlelampje
voorpassagiersairbag OFF
brandt. Tijdens een aanrijding
zal de airbag niet worden
opgeblazen als het
desbetreffende controlelampje
brandt. Schakel de
voorpassagiersairbag in of laat
de passagier plaatsnemen op
een achterstoel.
WAARSCHUWING
Page 131 of 566

2-55
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Zijairbags
Beide voorstoelen van uw auto zijn
uitgerust met een zijairbag. Het doel
van de airbag is om de bestuurder en
de voorpassagier een aanvullende
bescherming te bieden naast de
bescherming die wordt geboden
door de veiligheidsgordel.De zijairbags zijn ontworpen om
tijdens bepaalde aanrijdingen van
opzij geactiveerd te worden,
afhankelijk van de ernst, de hoek, de
snelheid en de plaats waarop de
auto wordt geraakt.
De zijairbags zijn niet ontworpen om
bij alle aanrijdingen van opzij
opgeblazen te worden.
OAE036037
OAE036038
Bij een storing in de ON/OFF-
schakelaar voorpassagiersairbag
kunnen de volgende
omstandigheden zich voordoen:
Het waarschuwingslampje
AIRBAG ( )op het dashboardgaat branden.
Het controlelampje
voorpassagiersairbag OFF
( ) gaat niet branden en het
controlelampje
voorpassagiersairbag ON ( )
gaat gedurende ongeveer 60seconden branden en
vervolgens uit. De
voorpassagiersairbag wordt
bij een frontale aanrijding
opgeblazen ondanks dat de
ON/OFF-schakelaar voor de
voorpassagiersairbag in standOFF staat.
Laat in dat geval de ON/OFF-
schakelaar voor de
voorpassagiersairbag en het
airbagsysteem zo spoedig
mogelijk controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Page 132 of 566

2-56
Veiligheidssysteem van uw auto
Om de kans op ernstig letsel
door een zich opblazende
zijairbag te beperken, moeten de
volgende voorzorgsmaatregelen
getroffen worden:
Alle inzittenden moeten altijd
hun veiligheidsgordel dragen:
de gordel houdt de inzittende
zo goed mogelijk op zijn plaats.
Laat passagiers niet met het
hoofd of andere delen van het
lichaam tegen het portier
leunen, hun armen uit het raam
steken of voorwerpen tussen
de portieren en de zitplaatsensteken.
Houd het stuurwiel vast op 9 en
3 uur, zodat de kans op letselaan uw armen en handen tot
een minimum beperkt wordt.
Gebruik geen stoelhoezen.
Deze kunnen de werking van
het systeem in negatieve zin
beïnvloeden.(Vervolg)
WAARSCHUWING (Vervolg)
Plaats geen voorwerpen
tussen het zijairbaglabel en
de zitting. Deze kunnen letsel
veroorzaken als de airbags bij
een aanrijding geactiveerd
worden.
Voorkom dat de portieren hard
worden geraakt als de
startknop in stand ON staat:
dit kan tot gevolg hebben dat
de zijairbags worden
geactiveerd.
Als de stoel of de
stoelbekleding beschadigd is,laat dan het systeem
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
(Vervolg)
Hang geen andere voorwerpen dan kleding aan de jashaak.
Anders kan bij een ongeval de
auto beschadigd raken of kan
persoonlijk letsel ontstaan, in
het bijzonder als de airbag
geactiveerd wordt.
Plaats geen voorwerpen op de
airbag of tussen de airbag en
uzelf. Bevestig ook geen
voorwerpen rond de gedeelten
waar de geactiveerde airbags
uit komen, zoals het portier, de
zijruit en de voor- en achterstijl.
Plaats geen voorwerpen
tussen het portier en de
zitplaats. Dergelijke
voorwerpen kunnen
gevaarlijke projectielen
worden wanneer de zijairbag
wordt opgeblazen.
Monteer geen accessoires op
of in de buurt van de
zijairbags.(Vervolg)
Page 133 of 566

2-57
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Curtain airbags
De curtain airbags bevinden zich
langs de rand van het dak boven de
voor- en achterportieren.Ze zijn ontworpen om bij bepaalde
aanrijdingen van opzij het hoofd van
de inzittenden op de zitplaatsen voor
en op de buitenste zitplaatsen achter
te beschermen.
De curtain airbags zijn ontworpen
om tijdens bepaalde aanrijdingen
van opzij geactiveerd te worden,
afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, de hoek, de snelheid en
de plaats van impact.
De curtain airbags zijn niet
ontworpen om bij alle aanrijdingen
van opzij opgeblazen te worden.
OAE036041
OAE036042
Om de kans op ernstig letsel
door een zich opblazende
curtain airbag te beperken,
moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen getroffen
worden:
Alle inzittenden moeten altijd
hun veiligheidsgordel dragen:
de gordel houdt de inzittende
zo goed mogelijk op zijnplaats.
Plaats kinderzitjes op de juiste
manier en zo ver mogelijk van
het portier vandaan.
Plaats geen voorwerpen op de
airbag. Bevestig ook geen
voorwerpen rond de gedeelten
waar de geactiveerde airbags
uit komen, zoals het portier, de
zijruit, de voor- en achterstijlen de dakzijrail.
Hang geen harde of breekbare
voorwerpen aan de jashaak.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 134 of 566

2-58
Veiligheidssysteem van uw auto
Hoe werkt het airbagsysteem?
De onderdelen van het aanvullend
veiligheidssysteem zijn: (1) Bestuurdersairbagmodule/Knie-airbagmodule bestuurder
(2) Voorpassagiersairbagmodule(3) Zijairbagmodules/zijairbagsensoren
(4) Curtain airbagmodules
(5) Blokkeerautomaten met gordelspanners
(6) Waarschuwingslampje AIRBAG(7) Airbagmodule (SRSCM)
(8) Airbagsensoren voor
(9) Druksensoren opzij (10) Controlelampje
voorpassagiersairbag ON/OFF
(alleen voorpassagiersstoel)
(11) ON/OFF-schakelaar voorpassagiersairbag
De SRSCM controleert constant alle
componenten van het systeem als
de startknop in stand ON staat, om
te bepalen of een aanrijding zwaargenoeg is om de airbags of de
gordelspanners te activeren.
(Vervolg)
Hang geen andere
voorwerpen dan kleding aan
de jashaak. Anders kan bij een
ongeval de auto beschadigd
raken of kan persoonlijk letsel
ontstaan, in het bijzonder als
de airbag geactiveerd wordt.
Laat passagiers niet met het
hoofd of andere delen van het
lichaam tegen het portier
leunen, hun armen uit het
raam steken of voorwerpen
tussen de portieren en dezitplaatsen steken.
Open of repareer de curtain
airbags niet.
OAEE036061L
Page 135 of 566

2-59
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Waarschuwingslampje
AIRBAG
Het waarschuwingslampje AIRBAG op het dashboard geeft het in de
afbeelding weergegeven symbool
voor de airbag weer. Het systeem
controleert het elektrische systeem
van de airbag op storingen. Het
systeem controleert het elektrische
systeem van de airbag op storingen.
Het branden van dit lampje duidt op
een mogelijk probleem met hetairbagsysteem.Tijdens een gemiddelde of zware
frontale aanrijding detecteren desensoren dat de auto snel
decelereert. Als deze deceleratie
groot genoeg is, zal de regelmodule
de airbags vóór activeren op hetjuiste tijdstip en met de benodigde
kracht. De airbags vóór bieden de
bestuurder en voorpassagier extra
bescherming bij frontale aanrijdingen
waarbij de veiligheidsgordels alleen
niet voldoende zijn. Indien nodig
bieden de zijairbags extra
bescherming bij een zijdelingse
aanrijding door het bovenlichaam
extra te ondersteunen.
De airbags worden uitsluitend
geactiveerd (indien nodig
opgeblazen) als de startknop instand ON staat.
De airbags worden bij bepaalde aanrijdingen van voren of opzij
geactiveerd om de inzittenden te
beschermen tegen ernstig letsel.
Bij een storing in het aanvullend
veiligheidssysteem wordt de
airbag bij een ongeval mogelijk
niet correct opgeblazen.
Hierdoor neemt de kans op
ernstig letsel toe.
Als een van de volgende
omstandigheden zich voordoet,
is er sprake van een storing in
het aanvullendveiligheidssysteem:
Het lampje gaat niet ongeveer
zes seconden branden als de
startknop in stand ON wordt
gezet.
Het lampje gaat na ongeveer
zes seconden niet uit, maar
blijft branden.
Het lampje gaat branden tijdens het rijden.
Het lampje knippert als het contact in stand ON staat.
We adviseren u het aanvullendveiligheidssysteem zo snel
mogelijk door een officiële
HYUNDAI-dealer te laten
controleren als een van deze
omstandigheden zich voordoet.
WAARSCHUWING
Page 136 of 566

2-60
Veiligheidssysteem van uw auto
Er is geen bepaalde snelheid waarbijde airbags worden geactiveerd. Of de
airbags worden geactiveerd, hangt
voornamelijk af van de kracht en de
richting van de aanrijding. Deze twee
factoren bepalen of de sensoren een
elektronisch activeringssignaal
uitzenden.
Of de airbags al dan niet worden opgeblazen, is afhankelijk van een
aantal factoren, zoals de rijsnelheid,
de hoek van de aanrijding, de massa
en de stijfheid van de bij de aanrijding
betrokken auto's of objecten. Ook
andere factoren kunnen een rolspelen.
De airbags vóór worden direct volledig opgeblazen, waarna ze
meteen weer leeglopen. Het is vrijwel
onmogelijk om tijdens een ongeval
waar te nemen dat de airbags worden
opgeblazen. Het is aannemelijker datu de leeggelopen airbags na de
aanrijding uit het stuurwiel of hetdashboard ziet hangen. Om bescherming te bieden
moeten de airbags snel worden
opgeblazen. De snelheid waarmee
een airbag wordt opgeblazen moet
zo hoog zijn om de airbag tussen
de inzittende en de onderdelen van
de auto op te kunnen blazen
voordat de inzittende in contact
komt met die onderdelen. De
snelheid waarmee de airbags
worden opgeblazen, beperkt de
kans op ernstig letsel en vormt
daarom een belangrijk deel van het
ontwerp van de airbags.
Het snel opblazen van een airbag
kan echter ook letsel zoals
schaafwonden in het gezicht,
blauwe plekken en botbreuken
veroorzaken, omdat de snelheid
waarmee de airbags worden
opgeblazen tot gevolg heeft dat de
airbags met veel kracht uitzetten. Er zijn zelfs omstandigheden
waaronder het contact met de
airbag tot ernstig letsel kan leiden,
vooral wanneer de inzittende zeerdicht bij de airbag zit.
U kunt voorzorgsmaatregelennemen om de kans op letsel door
een zich opblazende airbag te
beperken. Het grootste risico loopt u
als u te dicht bij de airbag zit. Een
airbag heeft vrije ruimte nodig om op
te blazen. De bestuurder dientdaarom de afstand tussen het
midden van het stuurwiel en de
borstkas zo groot mogelijk te
houden, waarbij hij de auto nog wel
onder controle moet kunnen blijvenhouden.