1-5
Uw auto in één oogopslag
1
OOVVEERR ZZIICC HH TT DD AA SSHH BBOO AARRDD
OAEE016004
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding. 1. Instrumentenpaneel ........................................3-41
2. Claxon .............................................................3-21
3. Bestuurdersairbag ...........................................2-52
4.Startknop............................................................5-4
5. Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers .......3-86
6. Ruitenwisser/sproeier ......................................3-98
7. Audiosysteem/ ...................................................4-9
Navigatiesysteem ..............................................4-5
8. Alarmknipperlichten...........................................6-2
9. Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem 3-112
10. Voorpassagiersairbag....................................2-52
11.Knie-airbag bestuurder ..................................2-52
12. Dashboardkastje .........................................3-133
13.Schakelknop reductieoverbrenging ................5-11
14.Draadloos laadsysteem mobiele telefoon ....3-139
15. Aansteker ....................................................3-140
16. AUX-, USB- en iPod ®
-aansluiting ....................4-2
17. 12V-aansluiting ............................................3-137
18. Stoelverwarming/stoelventilatiesysteem .......2-19
19. Stuurwielverwarming .....................................3-21
20.Auto Hold-functie............................................5-26
21. Toets parkeerhulpsysteem AAN/ .................3-107 Toets parkeerhulpsysteem achter UIT ........3-105
22.Rijmodusregelsysteem ...................................5-39
23.EPB (elektronische parkeerrem) ....................5-20
24. Bekerhouder ................................................3-135
25. Stuurwielbediening audiosysteem/..................4-4 handsfree-bediening Bluetooth ®
Wireless
Technology ......................................................4-5
26. Snelheidsbegrenzer/ .....................................5-71 Cruise control/ ...............................................5-73
Advanced Smart Cruise Control ...................5-79
3-4
Handige voorzieningen in uw auto
Smart Key
De Smart Key van uw HYUNDAI
kunt u gebruiken om de portieren (en
de achterklep) te vergrendelen of
ontgrendelen en zelfs om de auto te
starten.
1. Portieren vergrendelen
2. Portieren ontgrendelen
3. Achterklep ontgrendelen
Vergrendelen
Vergrendelen :
1. Sluit alle portieren, de motorkapen de achterklep.
2. Druk op de toets op de portiergreep of druk op de
vergrendeltoets voor de portieren
(1) op de Smart Key.
3. De alarmknipperlichten knipperen. Daarnaast worden de
buitenspiegels ingeklapt als de
schakelaar voor de inklapbare
buitenspiegels in stand AUTO
staat (indien van toepassing). 4. Controleer of de portieren
vergrendeld zijn door de stand van
de vergrendelknoppen voor de
portieren in de auto te controleren.
Informatie
De toets op de portiergreep werkt
alleen als de Smart Key zich binnen
een afstand van 0,7 - 1 m van de
buitenportiergreep bevindt. Als u op de toets op de
buitenportiergreep drukt, zullen in de
onderstaande gevallen de portieren
niet worden vergrendeld en zal de
waarschuwingszoemer drie
seconden klinken :
• De Smart Key bevindt zich in de auto.
De startknop staat in stand ON.
Een portier, maar niet de achterklep, is open.
i
TTOO EEGG AANN GG TT OO TT UU WW AA UU TTOO
OBA043222INOAE046001
3-5
Handige voorzieningen in uw auto
Ontgrendelen
Ontgrendelen :
1. Zorg ervoor dat u de Smart Key biju hebt.
2. Druk op de toets op de portiergreep of druk op de
ontgrendeltoets voor de portieren
(2) op de Smart Key.
3. De portieren zullen worden ontgrendeld. De
alarmknipperlichten knipperen
tweemaal. Daarnaast zullen de
buitenspiegels worden uitgeklapt
als de schakelaar voor de
inklapbare buitenspiegels in stand
AUTO staat (indien vantoepassing). Informatie
De toets op de portiergreep werkt alleen als de Smart Key zich binnen
een afstand van 0,7 - 1 m van de
buitenportiergreep bevindt. Ook
andere personen kunnen de
portieren openen zonder dat ze de
Smart Key in hun bezit hebben.
30 seconden na het ontgrendelen van de portieren worden ze
automatisch weer vergrendeld,
tenzij een van de portieren wordt
geopend.
i
3
Laat kinderen nooit zonder
toezicht achter terwijl de Smart
Key zich in de auto bevindt.
Kinderen die zonder toezicht
achterblijven, kunnen op de
startknop drukken en de
elektrisch bedienbare ruiten of
andere bedieningsorganen in
werking stellen. Het is zelfs
mogelijk dat ze de auto in
beweging zetten, hetgeen kanresulteren in ernstig letsel.
WAARSCHUWING
OAE046001
3-6
Ontgrendelen van de achterklep
Ontgrendelen :
1. Zorg ervoor dat u de Smart Key biju hebt.
2. Druk op de toets op de achterklepgreep of druk langer dan 1 seconde op de
ontgrendeltoets voor de
achterklep (3) op de Smart Key.
3. De alarmknipperlichten knipperen tweemaal.
Als de achterklep eenmaal geopend
en gesloten wordt, zal hij
automatisch vergrendeld worden.
Informatie
Als de achterklep na het ontgrendelen
niet binnen 30 seconden wordt
geopend, zal hij automatisch weer
worden vergrendeld.
Starten
U kunt de auto starten zonder de
sleutel in het contactslot te steken.
Zie voor meer informatie
"Startknop" in hoofdstuk 5.
Beschadiging van de Smart Key
voorkomen :
• Houd de Smart Key uit de buurt van water en andere
vloeistoffen, en van vuur. Als het
binnenste van de Smart Key
vochtig wordt (door vloeistof of
damp) of te heet wordt, kan er
een defect ontstaan in het
interne circuit. Dit wordt niet
gedekt door de garantie op deauto.
Zorg ervoor dat u de Smart Key niet laat vallen en gooi er niet
mee.
Bescherm de Smart Key tegen extreme temperaturen.
Mechanische sleutel
Als de Smart Key niet normaal werkt,
kunt u de portieren met de
mechanische sleutel vergrendelen of
ontgrendelen.
Houd de ontgrendelknop (1)
ingedrukt en verwijder de
mechanische sleutel (2). Steek demechanische sleutel in het
portierslot.
Druk de sleutel in de opening tot een klik hoorbaar is om de mechanische
sleutel weer te plaatsen.
AANWIJZING
i
Handige voorzieningen in uw auto
OAE046034L
3-15
Handige voorzieningen in uw auto
3
Dit systeem helpt uw auto en
waardevolle spullen te beschermen.De claxon klinkt en de
alarmknipperlichten knipperen
continu in een van de volgendesituaties :
- Een portier wordt geopend zondergebruik van de Smart Key.
- De achterklep wordt geopend zonder gebruik van de Smart Key.
- De motorkap wordt geopend.
Het alarm klinkt gedurende 30
seconden en vervolgens wordt het
systeem gereset. Het alarm kan
worden uitgeschakeld door de
portieren te ontgrendelen met de
Smart Key.
Het antidiefstalsysteem wordt 30
seconden na het vergrendelen van
de portieren en de achterklep
automatisch ingeschakeld. Om het
systeem te activeren moet u de
portieren en de achterklep van
buitenaf vergrendelen met de
afstandsbediening of de Smart Keyof door op de toets op de
buitenportiergreep te drukken terwijl
u de Smart Key bij u draagt. De alarmknipperlichten knipperen en
de zoemer klinkt eenmaal om aan te
geven dat het systeem is
ingeschakeld. Als het antidiefstalsysteem is
ingeschakeld, wordt het alarm
geactiveerd zodra een van de
portieren, de achterklep of de
motorkap wordt geopend zonder de
Smart Key te gebruiken.
Het antidiefstalsysteem wordt niet
ingeschakeld als de motorkap, de
achterklep of een van de portieren
niet volledig gesloten is. Als het
systeem niet wordt ingeschakeld,
controleer dan of de motorkap, de
achterklep en de portieren vollediggesloten zijn. Probeer geen wijzigingen aan te brengen aan het systeem of het uit te
breiden met andere apparaten.
Informatie
Vergrendel de portieren pas als alle inzittenden de auto hebben verlaten.
Als het alarm is ingeschakeld terwijl
er nog iemand in de auto zit, wordt
het alarm geactiveerd als diegene de
auto verlaat.
Open de portieren met de mechanische sleutel, start de motor
en wacht 30 seconden als het
systeem niet is uitgeschakeld met de
Smart Key.
Als het systeem is uitgeschakeld, maar niet binnen 30 seconden een
portier of de achterklep wordt
geopend, wordt het systeem weer
ingeschakeld.i
AANN TTIIDD IIEE FFSSTT AA LLSS YY SSTT EEEE MM
3-95
Handige voorzieningen in uw auto
3
Automatisch uitschakeleninterieurverlichting
De interieurverlichting wordt
automatisch na ongeveer 20 minuten
uitgeschakeld nadat het contact is
uitgeschakeld en de portieren zijn
gesloten. Als een portier is geopend,
dooft de verlichting na ongeveer 40
minuten nadat het contact is
uitgeschakeld. Als de portieren
worden vergrendeld met de Smart
Key en het alarm van het
antidiefstalsysteem van de auto
wordt ingeschakeld, dooft de
verlichting vijf seconden later.
Verlichting voor
(1) Kaartleeslampje voor
(2) Verlichting voorportier
(3) Interieurverlichting voor
Kaartleeslampje voor :
Druk op een van deze lampglazen
om het kaartleeslampje in of uit te
schakelen. Dit lampje heeft een
gerichte lichtbundel waarmee de
bestuurder en de voorpassagier in
het donker een kaart of iets anders
kunnen lezen.
Verlichting voorportier ( ) :
De interieurverlichting voor en achter
gaat branden wanneer de voor- of
achterportieren worden geopend.
Als de portieren worden ontgrendeld
met de Smart Key, gaat de
interieurverlichting voor en achter
gedurende ongeveer 30 seconden
branden zolang er geen portier wordt
geopend. De interieurverlichting voor
en achter dooft na ongeveer 30
seconden geleidelijk als het portier
wordt gesloten. De
interieurverlichting voor en achter
dooft na ongeveer 30 seconden
geleidelijk als het portier wordt
gesloten. Als er een portier wordt
geopend terwijl de startknop in stand
ACC of OFF staat, blijft de
interieurverlichting voor en achter
ongeveer 20 minuten branden.
OAD045405
5-52
Rijden met uw auto
Voorwaarden voor activeren
De AEB kan worden geactiveerd als AEB is geselecteerd in het LCD-
display en als aan de volgende
voorwaarden is voldaan.
- De ESC (elektronische
stabiliteitsregeling) is geactiveerd.
- De rijsnelheid moet 8 km/h - 70 km/h zijn om ervoor te zorgen dat
het systeem voetgangers vóór deauto kan signaleren.
- De rijsnelheid moet 8 km/h - 180 km/h zijn om ervoor te zorgen dat het
systeem voorliggers kan signaleren.
Wanneer u harder dan 80 km/h rijdt,
zorgt het AEB-systeem ervoor dat er
slechts gedeeltelijk wordt geremd.
Dit voorkomt dat u onbedoeld
midden op de snelweg tot volledige
stilstand komt.
AEB-waarschuwingsmelding
en systeemregeling
De AEB geeft
waarschuwingsmeldingen en
waarschuwingsalarmen
overeenkomstig het risico op een
aanrijding, zoals bij het plotseling
stoppen van de auto vóór u, een te
korte remafstand of het signaleren
van een voetganger. Verder regelthet systeem het remsysteem
overeenkomstig het risico op een
aanrijding.
De bestuurder kan in de Gebr.
Instell. op het LCD-scherm de
waarschuwingstijd instellen. De
opties voor de waarschuwingstijd
voor de Waarschuwing aanrijding
voorzijde zijn Vroege waarschuwing,
Normaal en Late waarschuwing.Breng de auto op een veilige
plaats volledig tot stilstand
voordat u de schakelaar op hetstuurwiel bedient om het AEB-
systeem in/uit te schakelen.
De AEB wordt automatisch
geactiveerd nadat de
startknop in stand ON gezet is.
De bestuurder kan de AEBdeactiveren door desysteeminstelling in het LCD-
display uit te schakelen.
De AEB wordt automatisch
gedeactiveerd als de ESC
(elektronische
stabiliteitsregeling) wordt
uitgeschakeld. Als de ESC is
uitgeschakeld, kan de AEB
niet worden geactiveerd in het
LCD-display.
WAARSCHUWING
5-54
Rijden met uw auto
Noodremmen(3ewaarschuwing)
Deze waarschuwingsmelding
verschijnt op het LCD-display en er
klinkt een waarschuwingszoemer.
- Als de gesignaleerde auto vóór ulangzamer rijdt dan 80 km/h
neemt uw rijsnelheid mogelijk
sterk af om een aanrijding te
voorkomen. - Als degesignaleerde auto vóór u harder
rijdt dan 80 km/h neemt uw
rijsnelheid mogelijk enigszins af. - Als uw auto langzamer rijdt dan
70 km/h en er voor de auto een
voetganger gesignaleerd wordt,
kan de rijsnelheid sterk afnemen.
Als u harder rijdt dan 70 km/h en
er voor de auto een voetganger
wordt gesignaleerd, werkt deAEB niet.
Werking remsysteem
In een noodsituatie bereidt het remsysteem zich voor op een
directe reactie zodra de bestuurder
het rempedaal intrapt.
De AEB zorgt voor extra remvermogen voor een maximale
remvertraging zodra de bestuurder
het rempedaal intrapt.
De regeling van het remsysteem wordt automatisch gedeactiveerdals de bestuurder het gaspedaal
sterk intrapt of het stuurwiel abrupt
verdraait.
De AEB-remregeling wordt automatisch uitgeschakeld als de
risicofactoren verdwijnen.
De bestuurder dient altijd
uiterst voorzichtig te zijn bij het
bedienen van de auto, ongeacht
of het AEB-systeem ervoor
zorgt dat er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven of een alarmklinkt.
OPMERKING
OAEE056030L