5-75
Rijden met uw auto
5
Cruise control-snelheidinstellen
1. Druk op de toets CRUISE / op het stuurwiel om het systeem in te
schakelen. Het controlelampje
CRUISE gaat branden.
2. Accelereer naar de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan30 km/h. 3. Beweeg de selectieschakelaar (1)
omlaag (SET-) en laat hem los.Het controlelampje SET gaat
branden.
4.Haal uw voet van het gaspedaal.
Informatie
Op een steile helling kan de auto iets
vertragen of versnellen bij het helling
op of helling af rijden.
Verhogen van de cruise control- snelheid
Beweeg de selectieschakelaar (1) omhoog (RES+), houd hem vasten kijk naar de ingestelde snelheid
in het instrumentenpaneel.
Laat de selectieschakelaar los als
de gewenste snelheid wordt
weergegeven. De auto zal
accelereren tot deze snelheid.
Beweeg de selectieschakelaar (1) omhoog (RES+) en laat hem
onmiddellijk weer los. De
rijsnelheid wordt elke keer dat de
selectieschakelaar op deze manier
wordt bediend met 2,0 km/h
verhoogd.
i
OAE056154L
■Type A
■Type B
OAE056155L
■Type A
■Type B
OAE056156L
■Type A
■Type B
5-76
Rijden met uw auto
Trap het gaspedaal in. Beweeg deselectieschakelaar (1) omlaag
(SET-) als de auto de gewenstesnelheid heeft bereikt.Verlagen van de cruise control-
snelheid
Beweeg de selectieschakelaar (1) omlaag (SET-) en houd hem vast.
De auto mindert geleidelijk
snelheid. Laat de
selectieschakelaar los op het
moment dat de gewenste snelheidis bereikt.
Beweeg de selectieschakelaar (1) omlaag (SET-) en laat hem
onmiddellijk los. De rijsnelheid
wordt elke keer dat de
selectieschakelaar op deze manier
wordt bediend met 2,0 km/h
verlaagd. Trap licht op het rempedaal.
Beweeg de selectieschakelaar (1)
omlaag (SET-) als de auto de
gewenste snelheid heeft bereikt.
Tijdelijk accelereren met
ingeschakelde cruise control
Trap het gaspedaal in. Als u uw voet
van gaspedaal haalt, gaat de auto
weer rijden met de eerder ingesteldesnelheid. Als u bij de hogere snelheid de
selectieschakelaar naar beneden
(SET-) beweegt, houdt de cruise
control de hogere snelheid vast.
OAE056155L
■ Type A
■Type B
5-82
Rijden met uw auto
Overschakelen naar de cruise
control-modus
De bestuurder kan ervoor kiezen om
alleen de cruise control-modus
(snelheidsregeling) te gebruikendoor de onderstaande procedure te
volgen:
1.Schakel het Smart Cruise Control-systeem in (het controlelampje
CRUISE gaat branden, maar het
systeem wordt niet geactiveerd).
2.Houd de knop voor de afstand tot de voorligger gedurende ten
minste 2 seconden ingedrukt.
3. Kies tussen "SCC modus" en "CC modus".
Wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld met de toets CRUISE of wanneer de toets CRUISE/
wordt gebruikt nadat de auto in de
Ready-modus ( ) is gezet, wordt
de Smart Cruise Control-modus
ingeschakeld.
Snelheid Smart Cruise Control
Instellen van de snelheid van de
Smart Cruise Control
1. Druk op de toets CRUISE/ op het stuurwiel om het systeem in te
schakelen. Het controlelampje
CRUISE ( ) gaat
branden.
2. Accelereer tot de gewenste snelheid.
De snelheid van de Smart Cruise
Control kan als volgt wordeningesteld:
wanneer er geen voorliggers zijn
wanneer er voorliggers zijn
OAE056154L
■ Type A
■Type B
Wanneer u de cruise control-
modus gebruikt, moet uhandmatig de afstand totandere auto's instellen door het
intrappen van het gaspedaal of
rempedaal. Het systeem past de
afstand tot voorliggers niet
automatisch aan.
WAARSCHUWING
5-83
Rijden met uw auto
5
3. Beweeg de selectieschakelaaromlaag (SET-) en laat hem los als
de gewenste snelheid is bereikt.De ingestelde snelheid en de
afstand tot de voorligger op het
LCD-display gaan branden.
4. Haal uw voet van het gaspedaal. De gewenste snelheid wordt nuautomatisch aangehouden.
In het geval van voorliggers neemtde snelheid mogelijk af om de juiste
afstand tot de voorligger tebehouden. Op steile hellingen kan de snelheid
van de auto tijdelijk iets hoger of
lager worden. Informatie
De rijsnelheid neemt mogelijk af
wanneer u heuvelop rijdt en neemt
mogelijk toe wanneer u heuvelaf rijdt.
Verhogen van de ingestelde snelheid van de Smart Cruise
Control
Volg één van de volgendeprocedures:
Beweeg de selectieschakelaar omhoog (RES+) en houd hem
vast. De ingestelde snelheid van
uw auto neemt met 10 km/h toe.
Laat de selectieschakelaar los op
het moment dat de gewenstesnelheid is bereikt.
i
OAE056156L
■Type A
■Type B
OAE056155L
■Type A
■Type B
5-85
Rijden met uw auto
5
Tijdelijk accelereren metingeschakelde Smart Cruise
Control
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de
Smart Cruise Control is
ingeschakeld. De Smart Cruise
Control wordt door de hogere
snelheid niet uitgeschakeld en de
ingestelde snelheid wordt niet
gewijzigd.
Laat het gaspedaal los om weer
terug te keren naar de
oorspronkelijke rijsnelheid.
Als u de selectieschakelaar omlaag
beweegt (SET-) bij een hogere
snelheid, zal de rijsnelheid opnieuw
worden ingesteld.
Informatie
Wees voorzichtig bij het tijdelijk
accelereren, aangezien de snelheid op
dat moment niet automatisch wordt
geregeld, zelfs niet wanneer er zich
een auto voor u bevindt.
De Smart Cruise Control wordt tijdelijk uitgeschakeld wanneer:
Handmatig uitschakelen
Het rempedaal wordt ingetrapt.
De toets CANCEL/ op het stuurwiel wordt ingedrukt.
Het rempedaal wordt ingetrapt en tegelijkertijd de toets CANCEL/
wordt ingedrukt terwijl de autostilstaat. De Smart Cruise Control wordt
tijdelijk uitgeschakeld wanneer het
controlelampje voor ingestelde
snelheid en afstand tot de voorligger
op het LCD-display dooft.
Het controlelampje CRUISE
( ) blijft onafgebroken
branden.
Automatisch uitschakelen
Het bestuurdersportier wordt
geopend.
De transmissie wordt in stand N (neutraal), R (achteruit) of P
(parkeren) gezet.
De EPB (elektronische parkeerrem) wordt geactiveerd.
De rijsnelheid is hoger dan 190 km/h.
De auto wordt stilgezet op een steile helling.
De ESC (elektronische stabiliteitsregeling), het TCS(antidoorslipregelingssysteem) of
het ABS is in werking.
De ESC is uitgeschakeld.
De sensor of de behuizing is vuil of geblokkeerd.
i
OAE056157L
■Type A
■Type B
5-88
Rijden met uw auto
Afstand tot voorligger Smart
Cruise Control
Instellen afstand tot voorligger
Wanneer het Smart Cruise Control-
systeem is ingeschakeld, kunt u de
afstand tot uw voorligger instellen en
aanhouden zonder het gaspedaal of
rempedaal in te trappen.Telkens wanneer de toets wordt
ingedrukt, wijzigt de afstand tot de
voorligger als volgt:
Als u bijvoorbeeld 90 km/h rijdt, blijft
de afstand als volgt:
Afstand 4 - ongeveer 52,5 m
Afstand 3 - ongeveer 40 m
Afstand 2 - ongeveer 32,5 m
Afstand 1 - ongeveer 25 m
Informatie
De afstand wordt ingesteld op de
laatst ingestelde afstand wanneer het
systeem voor het eerst wordt gebruikt
nadat de Ready-modus ( )
ingeschakeld is.
Wanneer de rijstrook voor u vrij is:
De ingestelde snelheid wordt als
rijsnelheid aangehouden.
i
OAEE056135
OAE056158L
■ Type A
■Type B Afstand 4 Afstand 3 Afstand 2
Afstand 1
7-51
7
Onderhoud
Vervangen van koplamp,
parkeerlicht, lamp
richtingaanwijzer
Type A
(1) Koplamp (dimlicht)
(2) Koplamp (grootlicht)
(3) Richtingaanwijzer
(4) Parkeerlicht Ga altijd voorzichtig om met
halogeenlampen om krassen te
voorkomen. Voorkom contact met
vloeistoffen als de lampen
branden.
Raak het glas nooit met de vingers aan. Door achtergebleven vet kan
de lamp te heet worden en
knappen wanneer deze brandt.
Een lamp mag alleen in in de koplampunit gemonteerde
toestand worden ingeschakeld.
Vervang een beschadigde of gebarsten lamp direct en voer
deze op de juiste wijze af.
OAE076028
Behandel halogeenlampen
voorzichtig. Halogeenlampen
bevatten gas onder druk,zodat er kleine glasdeeltjes
vrijkomen die letsel kunnen
veroorzaken als de lampbreekt.
Draag een veiligheidsbril bij
het vervangen van een lamp.
Laat de lamp afkoelen
alvorens hem te vervangen.
WAARSCHUWING
OAE076052
7-53
7
Onderhoud
4. Verwijder de lamp uit de fittingdoor de lamp in te drukken en
deze linksom te draaien tot de
nokjes van de lamp in lijn liggen
met de uitsparingen van de fitting.
Trek de lamp uit de fitting.
5. Plaats een nieuwe lamp in de fitting en draai de lamp tot hij
vastzit.
6. Plaats de fitting in de lichtunit door de nokjes op de fitting in lijn te
brengen met de uitsparingen in delichtunit.
7. Duw de fitting in de unit en draai de fitting rechtsom.Type B
(1) Koplamp (dimlicht)
(2) Koplamp (grootlicht)
(3) Parkeerlicht/richtingaanwijzer
Koplamp (dimlicht) en parkeerlicht
/richtingaanwijzer
Laat, als de lamp niet werkt, de auto controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
OAEE076021Behandel halogeenlampen
voorzichtig. Halogeenlampen
bevatten gas onder druk,zodat er kleine glasdeeltjes
vrijkomen die letsel kunnen
veroorzaken als de lampbreekt.
Draag een veiligheidsbril bij
het vervangen van een lamp.
Laat de lamp afkoelen
alvorens hem te vervangen.
WAARSCHUWING
OAE076052