Page 409 of 566

5-64
Rijden met uw auto
Werking LKAS
Activeren van het LKAS:
Druk op de toets LKAS onder op het
dashboard, links van de bestuurder,
terwijl de startknop in stand ONstaat.Het controlelampje in het
instrumentenpaneel zal in eerste
instantie wit branden. Dit geeft aandat het LKAS in de status GEREEDen NIET INGESCHAKEID staat.
(Vervolg)
Bevestig geen accessoires
nabij de binnenspiegel.
Breng geen gekleurde coating
aan op de voorruit.
De werking van het LKAS kan
worden beïnvloed door
verschillende factoren,
inclusief omgevingsfactoren,
die ervoor zorgen dat de
camera de rijstroken voor u
mogelijk niet goed signaleert.
Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om altijdop de weg te letten en de auto
te allen tijde op de rijstrook tehouden.
Houd het stuurwiel altijd vast wanneer het LKAS is
ingeschakeld. Als u blijftrijden terwijl u het stuurwiel
niet vasthoudt nadat de
waarschuwing "Houd uwhanden op het stuur" is
gegeven, stopt het systeem
met de bediening van hetstuurwiel.
Wees altijd voorzichtig wanneer u het systeem
gebruikt.
■
Type A
OAEE056014■Type B
OAEE056144L
Page 410 of 566

5-65
Rijden met uw auto
5
Activeren LKAS
Het LKAS-scherm verschijnt op hetSCC/LKAS-scherm
(assistentiemodus) van het LCD-
display als het systeem wordt
geactiveerd.
Wanneer beide rijstrookmarkeringen wordengesignaleerd en aan alle
voorwaarden voor activering van
het LKAS wordt voldaan, gaat het
stuurwielcontrolelampje groen
branden en verandert het
controlelampje LKAS van wit naar
groen. Dit geeft aan dat het LKAS-systeem zich in de status
ENABLED (ingeschakeld) bevindt
en dat het stuurwiel kan wordenbediend. Als het systeem een
rijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van grijs naarwit.
Als het systeem de linker rijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van de linker
rijstrookmarkering van grijs naarwit.
OAEE056122L Het Lane Keeping Assist System is een systeem dat
moet voorkomen dat de
bestuurder onbedoeld zijn
rijstrook verlaat. De bestuurder
moet echter niet uitsluitend op
het systeem vertrouwen, maartijdens het rijden altijd op dewegomstandigheden letten.
WAARSCHUWING ■
Rijstrookmarkering niet gesignaleerd■Rijstrookmarkering gesignaleerd
OAEE056123L/OAEE056124L
Page 411 of 566
5-66
Rijden met uw auto
Als het systeem de rechterrijstrookmarkering signaleert,
verandert de kleur van de rechter
rijstrookmarkering van grijs naarwit.
Beide rijstrookmarkeringen moeten worden gesignaleerd om
het systeem volledig te activeren.
Als u een rijstrookmarkeringoverschrijdt, wordt de
desbetreffende rijstrookmarkering
knipperend (geel) weergegeven op
het LCD-display.
Als er een stuurwielsymbool wordt weergegeven, regelt het systeem
de besturing van de auto om te
voorkomen dat de auto de
rijstrookmarkering overschrijdt. Als niet aan alle voorwaarden wordt
voldaan om het LKAS te activeren,
werkt het systeem als LDWS (Lane
Departure Warning-systeem) en
wordt de bestuurder alleen
gewaarschuwd als hij
rijstrookmarkeringen overschrijdt.■
Rijstrookmarkering niet gesignaleerd■Rijstrookmarkering gesignaleerd
OAEE056127L/OAEE056128L
■ Rijstrookmarkering niet gesignaleerd■Rijstrookmarkering gesignaleerd
OAEE056125L/OAEE056126L
Page 412 of 566

5-67
Rijden met uw auto
5
Houd uw handen op het stuur
Als de bestuurder gedurende enkele
seconden de handen van hetstuurwiel neemt terwijl het LKAS is
geactiveerd, waarschuwt hetsysteem de bestuurder metzichtbare en hoorbare signalen.
Geen bestuurdersgrip.
LKAS uitgeschakeld
Als de bestuurder zijn handen na
enkele seconden nog niet op het
stuurwiel heeft gelegd, wordt hetstuurwiel niet door het systeem
bediend en wordt de bestuurder
alleen gewaarschuwd wanneer de
bestuurder de rijstrookmarkering
overschrijdt. Als de bestuurder echter zijn handen
weer op het stuurwiel heeft gelegd,
wordt het stuurwiel weer door hetsysteem bediend.Informatie
Hoewel het stuurwiel door het systeem wordt bediend, kan de
bestuurder nog steeds zelf het
stuurwiel bedienen.
Mogelijk stuurt het stuurwiel wat zwaarder wanneer dit door het
systeem wordt bediend.
i
OAEE056129LOAEE056130L
De waarschuwingsmelding kan
laat worden weergegeven,
afhankelijk van de wegcondities.
Houd het stuurwiel daaromtijdens het rijden altijd met beide
handen vast.
WAARSCHUWING
De bestuurder is
verantwoordelijk voor een
juiste bediening van hetstuurwiel.
Schakel in onderstaande situaties het systeem uit en
bedien de auto zelf.
- Bij slecht weer
- Wanneer de toestand van het wegdek slecht is
- Wanneer de bestuurder regelmatig zelf het stuurwiel moet bedienen.
WAARSCHUWING
Page 413 of 566

5-68
Rijden met uw auto
In de volgende gevallen zal het
LKAS-systeem zich niet in de status
ENABLED (ingeschakeld) bevinden
en wordt het stuurwiel niet
bediend:
De rijsnelheid is lager dan 60 km/hof hoger dan 180 km/h.
Er wordt slechts één rijstrookmarkering gesignaleerd.
De richtingaanwijzer is aan voordat er van rijstrook gewisseld wordt.
Als u van rijstrook wisselt zonder
de richtingaanwijzer te gebruiken,
wordt het stuurwiel mogelijkbediend.
De alarmknipperlichten zijn aan.
De rijstrook is smaller dan 2,6m of breder dan 4,5 m.
De ESC (elektronische stabiliteitsregeling) of het VSM
(Vehicle Stability Management) is
geactiveerd.
De auto maakt een scherpe bocht.
De auto remt plotseling af. De auto wisselt abrupt van
rijstrook.
Er zijn meer dan twee rijstrookmarkeringen op de weg
(bijvoorbeeld bij
wegwerkzaamheden).
De auto rijdt op een steile helling.
Informatie
Rijd wanneer het systeem is
ingeschakeld of direct na het wisselen
van rijstrook in het midden van de
rijstrook. Anders levert het systeem
geen stuurassistentie.
Waarschuwingslampje en - melding
Check LKAS
Bij een storing in het systeem
verschijnt er gedurende enkele
seconden een melding. Als het
probleem blijft bestaan zal het
controlelampje storing LKAS gaan
branden.
i
OAEE056131L
Page 414 of 566

5-69
Rijden met uw auto
5
Controlelampje storing LKAS
Het controlelampje
storing LKAS (geel) zal
gaan branden als het
LKAS niet goed werkt.
We adviseren u het systeem te latencontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Handel bij een probleem met het
systeem als volgt:
Zet het systeem opnieuw aan nadat het contact is uitgeschakeld
en weer is ingeschakeld.
Controleer of de startknop in stand ON staat.
Controleer of het systeem wordt beïnvloed door het weer (mist,
zware regenval, enz.).
Controleer of de lens van de camera vuil is.
Is het probleem niet opgelost, raden
we u aan het systeem door een
officiële HYUNDAI-dealer na te laten
kijken.
Wijzigen LKAS-functie
De bestuurder kan overschakelen
van het LKAS naar het Lane
Departure Warning-systeem (LDWS)of in de LKAS-modus wisselentussen Standard LKA en Actief LKA
op het LCD-display. Ga naar 'Gebr.Instell. Rijbegeleiding Rijstrook
hulp LDW/Standaard LKA/Actief
LKA'. Het systeem is automatisch ingesteld op de Standard LKA als ergeen functie is geselecteerd.
LDW
Het LDWS waarschuwt de
bestuurder zichtbaar en d.m.v.
trillingen in het stuurwiel als het
systeem signaleert dat de auto de
rijstrook verlaat. Het stuurwiel wordtniet bediend.
Standaard LKA
De modus Standaard LKA helpt de
bestuurder de auto op de rijstrook te
houden. Het bedient nagenoeg nooithet stuurwiel als de auto goed op de
rijstrook rijdt. Als de auto de rijstrook
dreigt te verlaten, begint het het
stuurwiel echter wel te bedienen.
Actief LKA
De modus Actieve LKA biedt een
intensievere bediening van het
stuurwiel in vergelijking met de
modus Standaard LKA. De
bestuurder voelt de aanzet van de
bediening van het stuurwiel mogelijk
niet, doordat de Active LKA mogelijkconstant het stuurwiel regelt met
lichtere correcties.
Page 415 of 566

5-70
Rijden met uw auto
Beperkingen van het systeem
Het LKAS treedt mogelijk vroegtijdig
in werking, ook al verlaat de auto de
rijstrook niet OF het LKAS
waarschuwt u mogelijk niet als de
auto de rijstrook onder de volgende
omstandigheden verlaat:
De rijstroken voor de auto zijn nietzichtbaar als gevolg van regen,
sneeuw, water op de weg, een
beschadigd of vuil wegdek, enz.
De helderheid van het omgevingslicht verandert
plotseling, bijvoorbeeld wanneer u
een tunnel in- of uitrijdt.
De omgeving is niet helder genoeg, bijvoorbeeld wanneer de
koplampen niet zijn ingeschakeld
in het donker of wanneer de auto
door een tunnel rijdt.
De omgevingstemperatuur van de binnenspiegel is hoog als gevolg
van direct zonlicht.
De rijstrookmarkering is lastig te onderscheiden ten opzichte van
het wegdek of de
rijstrookmarkering is vervaagd ofonduidelijk. U rijdt op een steile helling, over
een heuvel of op een bochtige
weg.
Wanneer licht van een straatlantaarn of
tegemoetkomende auto op een nat
wegdek of een plas op de weg
wordt gereflecteerd.
De voorruit of de cameralens van het LKAS wordt geblokkeerd door
vuil e.d.
Het blikveld voor wordt gehinderd door de schittering van de zon.
De rijstroken zijn incompleet of er zijn wegwerkzaamheden.
Er zijn meer dan twee rijstrookmarkeringen op de weg
voor u.
De rijstrookmarkering gaat op in een andere of splitst zich
(bijvoorbeeld bij een tolpoort).
Het aantal rijstroken neemt toe of af of de rijstrookmarkeringen lopendoor elkaar heen.
De rijstrookmarkeringen zijn niet goed zichtbaar vanaf de weg. Er valt dankzij een middenberm
een schaduw over de
rijstrookmarkering.
De rijstrook is te breed of te smal. Zie vorige bladzijde.
De voorruit is beslagen; een helder zicht op de weg is niet mogelijk.
Er bevinden zich markeringen op het wegdek die lijken op een
rijstrookmarkering. Deze worden
onbedoeld door de cameragesignaleerd.
Er bevindt zich een rijstrookafbakening, zoals
betonblokken, een geleiderail en
reflectorpaal op de weg, die
onbedoeld door de camera wordtgesignaleerd.
Er is onvoldoende ruimte tussen u en uw voorligger om de
rijstrookmarkering te kunnen
signaleren of de voorligger rijdt op
de rijstrookmarkering.
Slechte wegomstandigheden zorgen voor overmatige trillingen
tijdens het rijden.
Page 416 of 566

5-71
Rijden met uw auto
5
Bediening snelheidsbegrenzer
U kunt de snelheidslimiet instellen
wanneer u een bepaalde snelheid
niet wilt overschrijden.
Wanneer u de ingestelde
snelheidslimiet overschrijdt, treedt
het waarschuwingssysteem in
werking (de ingestelde snelheid
wordt knipperend weergegeven en
er klinkt een zoemer) totdat u weer
langzamer gaat rijden dan deingestelde snelheid.Informatie
Wanneer de snelheidsbegrenzer in
werking is, kan het cruise control-
systeem niet worden geactiveerd.
Schakelaar snelheidsbegrenzer
: Wijzigt de modus tussen cruise control-systeem/Smart CruiseControl-systeem en SpeedLimit Control-systeem.
RES+: Her v atten of verhogen
snelheid snelheidsbegrenzer.
SET-: Instellen of verlagen snelheid snelheidsbegrenzer
O: Schakelt de snelheidsbegrenzer uit.
Snelheidslimiet instellen
1. Druk op de toets om hetsysteem in te schakelen. Hetcontrolelampje snelheidslimiet in
het instrumentenpaneel gaat
branden.i
SSNN EELLHH EEIIDD SSBB EEGG RREENN ZZIINN GGSSSS YY SSTT EEEEMM (( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
OAE056152LOAE056068L
Systeem uit Speed Limit Control
Cruise Control/SmartCruise Control