Page 217 of 262

216ONDERHOUD EN ZORG
REMVLOEISTOF
Controleer of de remvloeistof nog op het maximum niveau staat.
Draai bij een te laag niveau dop E-fig. 1-2-3-4-5-6 van het reser-
voir los en vul de in hoofdstuk „6” voorgeschreven vloeistof bij.
Voorkom contact tussen de zeer corrosieve vloei-stof en de lak. Als remvloeistof wordt gemorst, moetde lak onmiddellijk met water worden afgespoeld.
RUITEN-/KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF
Draai bij een te laag niveau dop D-fig. 1-2-3-4-5-6 van het reser-
voir los en vul de in hoofdstuk „6” voorgeschreven vloeistof bij.
Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir: deruitensproeiers zijn van fundamenteel belang vooreen optimaal zicht. Enkele in de handel verkrijg-
bare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar: in de motorruimte bevinden zich warme onderdelen die bijcontact de vloeistof kunnen doen ontbranden.
De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als perongeluk remvloeistof wordt gemorst, moeten debetreffende delen onmiddellijk worden gewassen
met water en neutrale zeep en daarna met veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient onmiddellijk eenarts te worden geraadpleegd.
Het symboolπop het reservoir geeft aan dat syn-
thetische remvloeistof en geen minerale vloeistof moet worden gebruikt. Het gebruik van minerale
vloeistoffen moet absoluut worden vermeden, omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen wordenbeschadigd.
Page 218 of 262

5
ONDERHOUD EN ZORG217
ACCU
Het elektrolyt in de accu F-fig. 1-2-3-4-5-6 hoeft niet bijgevuld te
worden met gedestilleerd water. Daarom moet de juiste werking
ervan regelmatig door het Alfa Romeo Servicenetwerk gecontro-
leerd worden.
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde
specificaties worden geïnstalleerd. Voor het onderhoud van de nieu-
we accu dient u zich strikt te houden aan de aanwijzingen van de
fabrikant van de accu.
TIPS OM DE LEVENSDUUR
VAN DE ACCU TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voorkomen en de levens-
duur te verlengen, dient u de volgende aanwijzingen op te volgen:
❍wanneer u de auto parkeert, controleer dan of de portieren, de
motorkap en de achterklep goed gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting blijft branden;
❍schakel de interieurverlichting uit: de auto is in ieder geval
uitgerust met een systeem voor automatische uitschakeling van
de interieurverlichting;
❍voorkom zoveel mogelijk het gebruik van stroomverbruikers als
de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten enz.);
❍maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie
van de auto worden uitgevoerd, eerst de klem los van de min-
pool op de accu.
LUCHTFILTER/POLLENFILTER/
DIESELFILTER
Wendt u voor de vervanging van de filters tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk.
Page 219 of 262

218ONDERHOUD EN ZORG
BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd minder dan 50%
geladen is, raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de ca-
paciteit en het startvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (reeds bij tempera-
turen van circa –10°C). Als u de auto langere tijd niet gebruikt,
zie dan de paragraaf „Auto langere tijd stallen” in hoofdstuk „\
3”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die con-
stante voeding nodig hebben (diefstalalarm, enz.), of accessoires
die de elektrische installatie zwaar belasten, dient u contact op te
nemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk. Het deskundige per-
soneel kan controleren of de elektrische installatie van de auto
geschikt is voor het extra stroomverbruik.
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Voor-kom contact met de huid en de ogen. Houd openvuur en vonkvormende apparaten verwijderd van
de accu: brand- en ontploffingsgevaar.
Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofni- veau, ontstaat onherstelbare schade aan de accuen kan de accu openbarsten.
Onoordeelkundige montage van elektrische enelektronische apparatuur kan ernstige schade toe-brengen aan de auto. Als u na aanschaf van uw
auto accessoires wilt monteren (diefstalalarm, mobiele telefoon enz.), raden wij u aan contact op te nemen methet Alfa Romeo Servicenetwerk. Daar kan men u demeest geschikte installaties aanraden en controleren ofhet noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteitte monteren.
Accu’s bevatten zeer schadelijke stoffen voor hetmilieu. Wendt u voor het vervangen van de accutot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als u de auto langere tijd stalt in extreem koudeomstandigheden moet, om bevriezing te voorko-men, de accu worden verwijderd en op een ver-
warmde plaats worden bewaard.
Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de accu, moet u uw ogen altijd beschermen meteen speciale bril.
Page 220 of 262

5
ONDERHOUD EN ZORG219
WIELEN EN BANDEN
Controleer voor een lange rit de bandenspanning (ook van het
noodreservewiel); controleer de spanning bij koude banden.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slij-
tage van de banden fig. 7:
A normale spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak.
B te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van hetloopvlak.
C te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loop- vlak.
Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het
loopvlak minder is dan 1,6 mm. BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
Om schade aan de banden te voorkomen, moeten de volgende
maatregelen in acht worden genomen:
❍voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken,
harde contacten tussen banden en stoepranden, kuilen en an-
dere obstakels en het langdurig rijden op een slecht wegdek;
❍controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en
bulten of slijtplekken op het loopvlak;
❍rijd niet met een te zwaar beladen laadruimte. Als u een lek-
ke band hebt, moet u onmiddellijk stoppen en de band ver-
vangen;
❍banden die langer dan zes jaar onder een auto gemonteerd
zijn, moeten dan ook door een specialist worden gecontroleerd.
Dit geldt in het bijzonder voor het noodreservewiel;
❍het is raadzaam de banden om de 10.000 / 15.000 km
van as te verwisselen. Hierbij moeten de banden aan dezelf-
de zijde van de auto gemonteerd blijven, zodat een omkering
van de draairichting wordt voorkomen.
fig. 7A0J0136m
ABC
Bedenk dat ook de wegligging afhankelijk is van
een juiste bandenspanning.
Page 221 of 262

220ONDERHOUD EN ZORG
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER
Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij debanden van de rechterzijde aan de linkerzijde enomgekeerd worden gemonteerd.
Voer bij lichtmetalen velgen geen spuitwerk-zaamheden uit die een temperatuur vereisen bo-ven 150°C. De mechanische eigenschappen van
de wielen kunnen hierdoor in gevaar worden gebracht.
Rijden met versleten ruitenwisserbladen is ge- vaarlijk, omdat hierdoor het zicht onder slechteatmosferische omstandigheden aanzienlijk wordt
beperkt.
WISSERBLADEN
Het is raadzaam de wisserbladen een keer per jaar te vervangen.
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het mogelijk be-
schadigingen van het rubber te voorkomen:
❍wanneer de temperatuur onder 0°C is gedaald, moet gecon-
troleerd worden of er geen ijs tussen wisserblad en ruit zit.
Maak de wissers zo nodig vrij met een anti-vriesmiddel;
❍verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de ruit;
❍schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet op een droge
ruit in.
Door een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor er onherstelbare inwendige scha-de aan de band kan ontstaan.
Page 222 of 262
5
ONDERHOUD EN ZORG221
Wisserbladen ver vangen
Ga als volgt te werk:
❍til de wisserarm van de voorruit en plaats het wisserblad onder
een hoek van 90° ten opzichte van de arm;
❍druk op de lippen (een aan elke kant) van de klemveer A-fig.
8 en verwijder het wisserblad van de arm;
❍monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wis-
serarm moet vallen. Controleer of het wisserblad geborgd is.
Wisserblad achter ver vangen
Ga als volgt te werk:
❍til het kapje A-fig. 9 omhoog, draai de moer B los en verwij-
der de wisserarm C;
❍plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en draai de moer
B zorgvuldig vast; kantel vervolgens het kapje A omlaag.
RUITENSPROEIERS
Ruitensproeiers fig. 10
De sproeiermonden van de ruitensproeiers kunnen niet worden
afgesteld.
fig. 8A0J0054m
fig. 9A0J0057m
fig. 10A0J0053m
Page 223 of 262
222ONDERHOUD EN ZORG
Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst het ni-
veau in het ruitensproeiertankje (zie de paragraaf „Niveaus con-
troleren” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden niet verstopt zijn.
Deze kunnen zo nodig met een speld worden doorgeprikt.
Achterruitsproeier fig. 11
De sproeier is ingebouwd boven de achterruit. De sproeiermon-
den van de achterruitsproeier kunnen niet worden afgesteld.
KOPLAMPSPROEIERS fig. 12
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de voorbumper. Deze treden in werking als
u, bij ingeschakeld dim-/grootlicht, de ruitensproeiers inschakelt.
Controleer regelmatig of de koplampsproeiers schoon en in goe-
de staat zijn.
fig. 11A0J0055mfig. 12A0J0029m
Page 224 of 262

5
ONDERHOUD EN ZORG223
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN
Uw auto is uitgerust met de beste technologische oplossingen om
de carrosserie efficiënt tegen roest te beschermen.
De belangrijkste zijn:
❍de toepassing van aangepaste spuittechnieken en lakproduc-
ten die de auto de benodigde weerstand tegen roest en schu-
rende elementen verlenen;
❍het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde) plaatdelen met
een hoge corrosiebestendigheid;
❍het aanbrengen van een beschermende kunststof laag op
kwetsbare delen: onderzijde van de portieren, binnenzijde van
de spatborden, naden, randen enz.;
❍toepassing van „open” holle ruimtes om condensvorming te
voorkomen en binnendringend water af te voeren, waardoor
roest van binnenuit wordt voorkomen;
❍het aanbrengen van speciale folies (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) op kwetsbare delen (bijv. spatbord achter, por-
tieren enz.) die tegen schurende elementen beschermen.
CARROSSERIEGARANTIE
Bij de auto is de carrosserie tegen doorroesten van alle originele
componenten van de carrosserie en van alle dragende delen ge-
garandeerd. Voor de specifieke voorwaarden van deze garantie
wordt verwezen naar de „Service- en garantiehandleiding”.
BEHOUD VAN DE CARROSSERIE
Lak
Beschadigingen van de laklaag, zoals krassen, moeten onmiddel-
lijk worden bijgewerkt om roestvorming te voorkomen.
Het onderhoud van de auto beperkt zich tot wassen, waarbij de
frequentie afhankelijk is van het gebruik van de auto en van de
omgeving. In bijvoorbeeld een omgeving met een vervuilde at-
mosfeer of als op straten met strooizout wordt gereden, moet de
auto vaker worden gewassen.
De juiste wasmethode:
❍verwijder de antenne van het dak als u de auto in een wa-
stunnel wast, om te voorkomen dat deze beschadigt;
❍als voor het reinigen van de auto een stoomcleaner of een ho-
gedrukreiniger wordt gebruikt, houd dan de spuitlans op een
afstand van ten minste 40 cm van de carrosserie om beschadi-
gingen of vervormingen te voorkomen; Gedurende langere tijd
achtergebleven waterresten kunnen de auto beschadigen;
❍spoel de auto eerst met een waterstraal onder lage druk af;
❍was de auto met een zachte spons met een oplossing van neu-
trale zeep; spoel daarbij de spons regelmatig uit;
❍spoel de auto af met schoon water en droog de auto met war-
me lucht of een schone, zachte zeem.