Page 177 of 262

176NOODGEVALLEN
❍als u er niet in slaagt binnen 5 minuten de bandenspanning op
ten minste 1,8 bar te krijgen, koppel dan de compressor los
van het ventiel en de contactdoos en verplaats vervolgens de
auto ongeveer 10 meter naar voren of naar achteren, zodat
de afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt; pomp de band
vervolgens weer op;
fig. 18A0J0116m
❍als u tijdens het herstellen van de bandenspanning er niet in
slaagt de spanning op ten minste 1,8 bar te brengen, mag niet
verder worden gereden; wendt u tot het Alfa Romeo Service-
netwerk;
❍stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw de ban-
denspanning: vergeet niet de handrem aan te trekken;
❍als de bandenspanning ten minste 1,8 bar bedraagt, moet de
correcte bandenspanning worden hersteld (met draaiende mo-
tor en aangetrokken handrem), en kan verder worden gere-
den. Rijd zeer voorzichtig naar een vestiging van het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Plaats de sticker op een voor de bestuurder goed
zichtbare plaats om aan te geven dat de band be-
handeld is met de snelle bandenreparatieset.
Rijd voorzichtig vooral in bochten. Rijd niet harder dan
80 km/h. Vermijd bruusk accelereren en remmen.Als de bandenspanning onder 1,8 bar is gedaald,
mag niet verder worden gereden: de snelle ban-
denreparatieset Fix & Go automatic kan de ver-
eiste wegligging niet garanderen omdat de band te erg
beschadigd is. Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
U moet absoluut aangeven dat de band is gere-
pareerd met de snelle bandenreparatieset. Over-
handig de informatiefolder aan het personeel dat
de band moet repareren die behandeld is met de ban-
denreparatieset.
Page 178 of 262
NOODGEVALLEN177
4
fig. 19A0J0225m
A
BANDENSPANNING CONTROLEREN
EN HERSTELLEN
De compressor kan ook worden gebruikt voor het controleren en
eventueel herstellen van de bandenspanning. Maak de snelkop-
peling A-fig. 19 los en verbind de koppeling direct met het ventiel
van de op te pompen band.
SPUITBUS VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
❍maak de koppeling A-fig. 20 en de vulbuis B los;
❍draai de te vervangen spuitbus linksom en trek de spuitbus om-
hoog;
❍plaats de nieuwe spuitbus en draai de spuitbus rechtsom;
❍plaats de koppeling A terug of sluit de vulbuis B aan op de
zitting.
fig. 20A0J0115m
Page 179 of 262

178NOODGEVALLEN
GLOEILAMP VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❍Controleer voordat u een lamp vervangt of de contacten niet
zijn geoxideerd;
❍vervang een defecte lamp door hetzelfde type met hetzelfde
vermogen;
❍controleer na het vervangen van een gloeilamp in de koplamp
altijd of de lamp nog goed is afgesteld;
❍als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of de zekering
niet doorgebrand is, voordat u de lamp vervangt: zie voor de
plaats van de zekeringen de paragraaf „Zekeringen vervan-
gen” in dit hoofdstuk.
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 21
In de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd:
A. Glasfittinglampen: deze zijn voorzien van een klemfitting. Ver-wijder de lamp door de lamp uit de houder te trekken.
B. Gloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de hou- der door hem iets in te drukken en linksom te draaien.
C. Buislampen: verwijder de lamp door hem uit de veercontacten los te maken.
D. Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer los te haken uit de zitting.
E. Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer los te haken uit de zitting.
fig. 21A0J0117m
Page 180 of 262
NOODGEVALLEN179
4
5/21W–
55W
55W D1S
21W
21W 5W –
–
5W
55W
21W
21W
10W 5W
5W
5WA
– D
D
–
B
BA
–
– AE
B
B CA
C AW21/5W LEDH7
H7 F
WY21W P21WW5W LED
LED
W5W H1
P21W
P21W
C10W W5W C5W
W5W
Lampen TypeVermogen Figuur
Buitenverlichting voor/dagverlichting
Achterlichten
Dimlicht
Grootlicht
Grootlicht/Dimlicht
(uitvoeringen met Bixenon koplampen
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Richtingaanwijzer voor
Richtingaanwijzer achter
Richtingaanwijzer op voorspatbord
Remlicht
Derde remlicht
Kentekenplaatverlichting
Mistlampen voor
Mistachterlicht
Achteruitrijlicht
Plafondverlichting voor
Bagageruimteverlichting
Verlichting dashboardkastje
Dorpelverlichting
Page 181 of 262
180NOODGEVALLEN
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
KOPLAMPUNITS fig. 22
In de koplampunits zijn de gloeilampen voor de buitenverlichting, het
dimlicht, het grootlicht en de richtingaanwijzer opgenomen. De lam-
pen zijn op de volgende wijze geplaatst:
A. Buitenverlichting/dagverlichting en grootlicht;
B. Dimlicht;
C. Richtingaanwijzers.
BUITENVERLICHTING/DAGVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
❍verwijder het deksel A-fig. 22;
❍trek de lamphouder B-fig. 23 los, verwijder en vervang de lamp;
❍monteer de lamphouder B en controleer of de lamp goed
vast zit;
❍monteer het deksel A-fig. 22.
GROOTLICHT
Gloeilamp vervangen:
❍verwijder het deksel A-fig. 22;
❍trek de lamphouder C-fig. 23 los, verwijder en vervang de lamp;
❍monteer de lamphouder en controleer of de lamp goed vastzit;
❍monteer het deksel A-fig. 22.
fig. 22A0J0021mfig. 23A0J0041m
Page 182 of 262
NOODGEVALLEN181
4
DIMLICHT
Met gloeilampen
Gloeilamp vervangen:
❍verwijder het deksel B-fig. 22;
❍verwijder het beschermdeksel A-fig. 24 van de lamp;
❍verwijder en vervang de lamp;
❍monteer de lamphouder en controleer of de lamp goed vastzit;
❍monteer het deksel B-fig. 22.
Met gasontladingslampen (Bixenon)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
RICHTINGAANWIJZERS
Voor
Pak voor het vervangen van de lamp sleutel A-fig. 25 (deze be-
vindt zich in de tas met documenten) steek de sleutel in zitting B
en draai de lamphouder linksom. Verwijder en vervang de lamp.
fig. 24A0J0040m
Wendt u voor het vervangen van deze lampen tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
fig. 25A0J0018m
Page 183 of 262
182NOODGEVALLEN
Flankrichtingaanwijzers
Gloeilamp vervangen:
❍duw tegen het lampenglas A-fig. 26 zodat de interne borgveer
B wordt ingedrukt en trek de unit naar buiten;
❍draai lamphouder C linksom, verwijder en vervang de lamp;
❍plaats de lamphouder C in het lampenglas door hem recht-
som te draaien;
❍monteer de unit en controleer of de interne borgveer B goed
vastzit (geborgd).
MISTLAMPEN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wendt u voor het vervangen van deze lampen tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk.
ACHTERLICHTUNITS
De verlichtingsunits zijn bereikbaar via de zijbekleding in de ba-
gageruimte (zie fig. 27). In de units zijn de lampen voor de bui-
tenverlichting, de richtingaanwijzer en het remlicht opgenomen.
ACHTERLICHTEN/REMLICHTEN
Dit zijn LED’s. Wendt u voor de vervanging van deze lampen tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
RICHTINGAANWIJZERS
Verwijder lamphouder A-fig. 27 om de lamp te vervangen.
fig. 26A0J0042mfig. 27A0J0043m
Page 184 of 262
NOODGEVALLEN183
4
MISTACHTERLICHT EN ACHTERUITRIJLICHTEN
Laat de lampen van het mistachterlicht A-fig. 28 of het achteruit-
rijlicht B door het Alfa Romeo Servicenetwerk vervangen.
KENTEKENPLAATVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
❍verwijder het lampenglas A-fig. 29;
❍draai de lamphouder B-fig. 30 rechtsom, verwijder en ver-
vang de lamp C.
DERDE REMLICHT
Dit zijn LED’s en ze bevinden zich op de achterklep. Wendt u voor
de vervanging van deze lampen tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
fig. 28A0J0044mfig. 30A0J0045m
fig. 29A0J0046m