Page 209 of 262

208ONDERHOUD EN ZORG
NIVEAUS CONTROLEREN
Let op. Tijdens het bijvullen mogen vloeistoffenmet verschillende specificaties niet gemengd wor-den: als de specificaties van de vloeistoffen ver-
schillen, kan de auto ernstig beschadigd worden.
Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motor- ruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aan-wezig zijn; brandgevaar.
Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in demotorruimte extra voorzichtig als de motor nogwarm is: gevaar voor verbranding. Onthoud dat
bij een warme motor de elektroventilateur onverwacht kan inschakelen: kans op verwonding. Pas op als u sjaals,dassen of loszittende kledingstukken draagt: deze kun-nen door de bewegende onderdelen worden gegrepen.
❍acculading en niveau van het elektrolyt in de accu controleren;
❍conditie van aandrijfriemen voor hulporganen visueel con-
troleren;
❍motorolie en oliefilter controleren en eventueel vervangen;
❍pollenfilter controleren en eventueel vervangen;
❍luchtfilter controleren en eventueel vervangen.
Page 210 of 262
5
ONDERHOUD EN ZORG209
A0J0258mfig. 1 – uitvoering 1.4 Multi Air
Page 211 of 262
210ONDERHOUD EN ZORG
A0J0283mfig. 2 – uitvoering 1.4 Turbo Multi Air
Page 212 of 262
5
ONDERHOUD EN ZORG211
A0J0230mfig. 3 – uitvoering 1.4 Benzine
Page 213 of 262
212ONDERHOUD EN ZORG
A0J0201mfig. 4 – uitvoering 1.4 Turbo Benzine
Page 214 of 262
5
ONDERHOUD EN ZORG213
A0J0286mfig. 5 – uitvoering 1.3 JTDM-2
Page 215 of 262
214ONDERHOUD EN ZORG
A0J0200mfig. 6 – uitvoering 1.6 JTDM
Page 216 of 262

5
ONDERHOUD EN ZORG215
MOTOROLIE
Controleer of het niveau tussen het MIN- en MAX-merkteken op de
peilstok staat A-fig. 1-2-3-4-5-6.
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet
via de olievulopening B motorolie tot aan het MAX-merkteken wor-
den bijgevuld.
Vul nooit olie bij met andere specificaties dan deolie waarmee de motor is gevuld.
Afgewerkte motorolie en het vervangen motoro-liefilter bevatten stoffen die schadelijk zijn voorhet milieu. Wendt u voor het verversen van de mo-
torolie en het vervangen van de filters tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
MOTORKOELVLOEISTOF
Draai bij een te laag niveau dop C-fig. 1-2-3-4-5-6 van het reser-
voir los en vul de in hoofdstuk „6” voorgeschreven vloeistof bij.
Het motorkoelsysteem gebruikt PARAFLUUP-koel-
vloeistof. Gebruik voor het eventueel bijvullen vloeistof met dezelfde specificaties als waarmee
het motorkoelsysteem is gevuld. PARAFLU
UP-koelvloeistof
kan niet worden gemengd met welke andere koelvloei- stof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag de motor absoluutniet worden gestart en moet u zich tot het Alfa Romeo Ser-vicenetwerk wenden.
Vervang de dop zo nodig alleen door een exem-
plaar van hetzelfde type, anders kan de werking van het systeem in gevaar worden gebracht. Draai
bij een warme motor de dop van het expansiereservoir nooit los: gevaar voor verbranding.
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer
400 gram per 1000 km. De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na
de eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merktekenoverschrijden.