Page 105 of 262

104WEGWIJS IN UW AUTO
❍laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de motorruimte
zakken, laat de motorkap vallen en controleer of de motor-
kap goed is gesloten door de motorkap op te tillen. De mo-
torkap mag niet alleen door de beveiliging vergrendeld zijn.
Druk in dit laatste geval de motorkap niet dicht, maar til hem
opnieuw op en herhaal de handeling.
BELANGRIJK Controleer altijd of de motorkap vergrendeld is om
te voorkomen dat deze tijdens het rijden opengaat.IMPERIAAL/SKIDRAGER
Voor het monteren van de imperiaal/skidrager moeten de lippen
A-fig. 68 met de bijgeleverde schroevendraaier worden opgetild.
De bevestigingspunten B zijn nu bereikbaar.
Om veiligheidsredenen moet de motorkap tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn. Controleer daar-om altijd of de motorkap goed vergrendeld is. Als
u tijdens het rijden merkt dat de motorkap niet goed ver- grendeld is, stop dat onmiddellijk en sluit de motorkap opde juiste wijze.
Voer deze handeling alleen uit als de auto stilstaat.
Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kande motorkap onverwachts dichtvallen.
fig. 68A0J0059m
Page 106 of 262
WEGWIJS IN UW AUTO105
1
Controleer na enkele kilometers opnieuw of de be-vestigingsbouten nog goed vastzitten.
Verdeel de lading gelijkmatig en houd tijdens de ritrekening met een verhoogde zijwindgevoeligheid.
Houdt u zorgvuldig aan de wettelijke bepalingenbetreffende de maximale afmetingen.
Overschrijd nooit het maximum draagvermogen.
In het Alfa Romeo Lineaccessori-programma is een imperiaal/
skidrager opgenomen.
BELANGRIJK Houd beslist zeer zorgvuldig de instructies aan die
op de set dwarsdragers zijn aangebracht.KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Bovendien zijn er
wettelijke voorschriften met betrekking tot de koplampafstelling.
Voor optimaal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op
de juiste wijze zijn afgesteld. Wendt u voor controle of afstelling
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Page 107 of 262

106WEGWIJS IN UW AUTO
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als de contactsleutel in stand MAR
staat en de dimlichten zijn ingeschakeld.
Koplampverstelling
Druk voor de verstelling op de knoppen Òen(fig. 69 en fig.
69a). Op het display van het instrumentenpaneel wordt de stand
aangegeven.
Stand 0 – een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1 – vier personen.
Stand 2 – vier personen + bagage.
Stand 3 – bestuurder + maximale lading in de bagageruimte. BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als
het gewicht van de lading wijzigt.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met bixenonlampen, worden
de koplampen elektronisch afgesteld; daarom zijn de bedienings-
knoppen
Òenniet aanwezig.
MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wendt u voor controle of afstelling tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waarin de
auto is verkocht. In die landen waarin aan de andere zijde van de
weg wordt gereden, moet om het tegemoetkomende verkeer niet
te verblinden, een gedeelte van de koplampen worden afgeplakt
overeenkomstig de wetgeving van het land waarin u rijdt.
fig. 69A0J0026mfig. 69a – Uitvoeringen met Start&Stop-systeemA0J0277m
Page 108 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO107
1ABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt dat tij-
dens het remmen de wielen blokkeren, ongeacht de conditie van
het wegdek en de pedaaldruk, en verhindert daarmee het door-
slippen van een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de auto be-
stuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische rem-
drukverdeling EBD (Electronic Braking Force Distribution), die de
remdruk verdeelt tussen de voor- en achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het remsysteem is
een inrijperiode nodig van ongeveer 500 km: tijdens deze perio-
de moet bruusk, herhaaldelijk of langdurig remmen worden voor-
komen.
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking is getreden, merkt de bestuurder dit aan
een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig geluid: dit
geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan te passen aan
de beschikbare grip op het wegdek.
MECHANICAL BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld, herkent noodstops
(op basis van de snelheid waarmee het rempedaal wordt ingetrapt)
en verhoogt de druk in het remcircuit aanzienlijk.
Als het ABS in werking treedt, dan is de grip vande banden op het wegdek beperkt: u dient uw snel-heid te verlagen en aan te passen aan de be-
schikbare grip.
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de be- schikbare grip maar kan deze niet verhogen. Daar-om moet op gladde weggedeelten altijd voorzich-
tig worden gereden en mogen er geen onnodige risico’s worden genomen.
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan eentrilling in het rempedaal. Verlaag de remdruk nietmaar houd het rempedaal juist goed ingetrapt; op
deze manier hebt u de kortste remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.
Page 109 of 262

108WEGWIJS IN UW AUTO
VDC-systeem
(Vehicle Dynamics Control)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun
grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft.
Het VDC-systeem omvat de volgende systemen:
❍Hill Holder
❍ASR
❍Brake Assist
❍MSR
❍CBC
❍„ELECTRONIC Q2” („E-Q2”)
❍DST
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Dit wordt aangegeven door het knipperen van lampje áop het
instrumentenpaneel: om de bestuurder er op te wijzen dat de au-
to de stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
WERKING VAN HET SYSTEEM
De VDC wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt ge-
start en kan niet worden uitgeschakeld.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in de VDC geïntegreerde systeem helpt bij het wegrijden op een
helling.
Het systeem schakelt automatisch in de volgende gevallen in:
❍omhoog: de auto stilstaat op een helling van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal en ver-
snellingsbak in vrij of als een andere versnelling dan de ach-
teruit is ingeschakeld;
❍omlaag: de auto stilstaat op een helling van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal en als de
achteruit is ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het VDC-systeem
ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het noodzakelijke
motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of in ieder geval onge-
veer 1 seconde), zodat u meer tijd heeft om uw rechter voet van
het rempedaal naar het gaspedaal te verplaatsen.
Als u na deze tijd niet bent weggereden, schakelt het systeem
automatisch uit en wordt de remdruk geleidelijk verlaagd. Tijdens
deze fase kunt u een typisch schurend geluid horen: dit betekent
dat de auto ieder moment in beweging kan komen.
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem. Verlaat dus
nooit de auto zonder de handrem aan te trekken, de motor uit te
zetten en een versnelling in te schakelen.
Page 110 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO109
1
ASR-SYSTEEM (Antislip Regulation)
Dit is onderdeel van het VDC-systeem. Het systeem grijpt auto-
matisch in als een of beide aangedreven wielen dreigen door te
slippen, bij gripverlies op natte weggedeelten (aquaplaning), bij
acceleratie op gladde, besneeuwde of beijzelde wegen enz.
Afhankelijk van de oorzaak van het doorslippen, worden er twee
verschillende regelsystemen geactiveerd:
❍als beide aangedreven wielen doorslippen, vermindert het ASR-
systeem het motorvermogen;
❍als slechts een aangedreven wiel doorslipt, zorgt het ASR-sys-
teem ervoor dat het wiel automatisch wordt afgeremd.
Tijdens het eventuele gebruik van het noodreser-vewiel werkt de ASR niet: in dat geval brandt lamp-je
áop het dashboard constant.
Voor de juiste werking van het VDC- en ASR-sys-teem is het noodzakelijk dat de banden van allewielen van hetzelfde merk en type zijn. De ban-
den moeten in perfecte conditie zijn en de voorgeschre- ven afmetingen hebben.
Als eventueel met het noodreservewiel wordt ge-reden, dan blijft de VDC ingeschakeld. Houd er re-kening mee dat het noodreservewiel kleiner is dan
de normale band en dat daarom de grip lager is dan bij de andere banden van de auto.
De prestaties van het VDC- en ASR-systeem mogende bestuurder er niet toe verleiden onnodige enonverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet
altijd zijn aangepast aan het wegdek, het zicht en het ver- keer. De verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheidligt altijd en overal bij de bestuurder.
Page 111 of 262

110WEGWIJS IN UW AUTO
BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops)
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld, herkent noodstops
(op basis van de snelheid waarmee het rempedaal wordt ingetrapt)
en verhoogt de druk in het remcircuit aanzienlijk. Het Brake
Assist-systeem wordt uitgeschakeld als er een storing is in het VDC-
systeem.
MSR-SYSTEEM
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR, verhoogt bij bruusk
terugschakelen het motorkoppel, zodat overmatige vertraging van
de aangedreven wielen wordt voorkomen. Dit heeft vooral voor-
delen op een wegdek met weinig grip, waarop de stabiliteit van
de auto snel verloren kan gaan.
CBC-SYSTEEM
Met deze functie wordt de distributie van de remkracht over de vier
wielen geoptimaliseerd (door gebruik te maken van alle beschik-
bare grip op de weg), als in een bocht wordt geremd en het ABS
ingrijpt. Hierdoor verbetert de remweg in de bocht en vooral de sta-
biliteit van de auto.
„ELECTRONIC Q2”-SYSTEEM („E-Q2”)
Het „Electronic Q2”-systeem benut het remsysteem en is qua wer-
king vergelijkbaar met een traditioneel sperdifferentieel.
Bij acceleratie in bochten bedient het remsysteem de rem van het
binnenste wiel, waardoor de aandrijfkracht naar het (zwaarder be-
laste) buitenste wiel wordt overgebracht. Het systeem verdeelt, af-
hankelijk van de rijomstandigheden en de conditie van het weg-
dek, het motorvermogen dynamisch en constant over de
aangedreven voorwielen.
Het systeem in combinatie met de McPherson voorwielophanging
maakt een bijzonder effectieve en sportieve rijstijl mogelijk.
DST-SYSTEEM (Dynamic Steering Torque)
Dit is een „actief” regelsysteem van de auto. Op gladde wegen
worden automatisch stuurcorrecties uitgevoerd, waardoor ook het
overstuur gecontroleerd wordt. Dit systeem levert een hulpkracht
aan het stuurwiel, waardoor het veiligheidsgevoel wordt vergroot,
omdat het helpt de auto onder controle te houden en het de cor-
recties van het VDC-systeem minder waarneembaar maakt.
Page 112 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO111
1„Alfa DNA”-SYSTEEM
(Dynamisch voertuigregelsysteem)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Met dit systeem kunnen, met behulp van hendeltje A-fig. 70, drie
verschillende rijstijlen gekozen worden:
❍d = Dynamic (sportieve rijstijl);
❍n = Normal (rijden onder normale omstandigheden);
❍a = All Weather (rijden met weinig grip op het wegdek zoals
bijv. bij regen en sneeuw).
Het systeem heeft ook invloed op de dynamische regelsystemen
van de auto (motor, stuurinrichting, VDC-systeem, instrumenten-
paneel).
fig. 70A0J0090m
RIJSTIJL
Het hendeltje A-fig. 70 heeft geen vergrendelde stand en keert
altijd terug in de middelste stand. De ingeschakelde rijstijl wordt
aangegeven door het branden van het bijbehorende lampje op
het paneel en door de melding op het instelbare multifunctionele
display, zoals hieronder wordt weergegeven:
A0J0227mA0J0290m
Rijstijl Dynamic Rijstijl
All Weather
Rijstijl Normal
Als de rijstijl „Normal” is ingeschakeld, verschijnt geen enkel op-
schrift/symbool op het display.
VDC enASR: standaardafstelling
Afstelling stuurinrichting: standaardafstelling
DST: standaardcontrole over remwerking gecoördineerd met ABS Standaardcontrole over dwarsversnelling
Overstuurcompensatie: een lichte impuls op het stuurwiel
stimuleert de bestuurder tot het uitvoeren van de beste
handeling
Motor: standaardreactie