Page 145 of 262

144VEILIGHEID
ISOFIX-KINDERZITJE MONTEREN
Maak het kinderzitje vast aan de daarvoor bestemde onderste me-
talen beugels A-fig. 13, tussen rugleuning en zitting, en: maak
de bovenste gordel (bij het kinderzitje geleverd) vast aan de be-
vestigingspunten B-fig. 14 aan de achterzijde van de rugleuning.
Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een traditioneel kin-
derzitje en een „Isofix Universeel”-kinderzitje. Bedenk dat bij Iso-
fix Universeel-kinderzitjes, alle zitjes gebruikt kunnen worden die
goedgekeurd zijn volgens de ECE R44/03-richtlijn „Isofix Univer-
seel”.
In het Alfa Romeo Lineaccessori-programma zijn een Isofix Uni-
verseel „Duo Plus”- en een „G 0/1”-kinderzitje beschikbaar. Zie
voor meer informatie over de montage en/of het gebruik van het
kinderzitje, het „Instructieboekje” dat bij het kinderzitje wordt
geleverd.
fig. 13A0J0092m
Monteer het kinderzitje alleen als de auto stilstaat.Het kinderzitje is op de juiste wijze aan de beugelsbevestigd als u het hoort vergrendelen. Houdt u in
ieder geval aan de instructies voor de montage, de de- montage en de plaatsing. De fabrikant van het kinder-zitje is verplicht deze instructies bij te leveren.
fig. 14A0J0335m
Page 146 of 262

VEILIGHEID145
2
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE ISOFIX-KINDERZITJES
In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de mont\
age van de Isofix-
kinderzitjes op de zitplaatsen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
GewichtsgroepRichtingMaat- Passagier achter
kinderzitjeklasse Isofix zijkant links zijkant rechts
DraagwiegTegen de rijrichting in F X X
Tegen de rijrichting in
GX X
Groep 0 tot 10 kg Tegen de rijrichting in EX X
Tegen de rijrichting in EX X
Groep 0 tot 13 kg Tegen de rijrichting in DX X
Tegen de rijrichting in CX X
Tegen de rijrichting in DX X
Tegen de rijrichting in CX X
Groep 1 van 9 tot 18 kg In de rijrichting BIUF IUF
In de rijrichting BIIUF IUF
In de rijrichting AX X
IUF geschikt voor Isofix-kinderzitjes uit de universele klasse (met een derde bevestigingspunt boven)\
, die in de rijrichting bevestigd moeten worden en goedgekeurd zijn voor het gebruik door die gewichtsgroep.
X: Isofix-plaats niet geschikt voor kinderzitjes in deze gewichtsgroep en/of deze maatklasse
Page 147 of 262

146VEILIGHEID
FRONTAIRBAGS
De auto is uitgerust met meertraps-frontairbags („Smartbags”) aan
bestuurders- en passagierszijde en een knie-airbag aan bestuur-
derszijde.
„SMARTBAGS”
(MEERTRAPS-FRONTAIRBAGS)
De frontairbags (bestuurder en passagier) en de knie-airbag aan
bestuurderszijde beschermen de inzittenden voor bij middelzware
en zware frontale botsingen, door het opblazen van een luchtkussen
tussen de inzittende en het stuurwiel of het dashboard.
De airbags zijn geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar
een aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bij een onge-
val kan een inzittende die geen veiligheidsgordel heeft omgelegd,
in contact komen met een airbag die nog niet volledig opgebla-
zen is. Hierdoor wordt de inzittende minder door de airbag be-
schermd.
Het is mogelijk dat de frontairbags in de volgende gevallen niet
worden geactiveerd:
❍bij frontale botsingen, met een ander deel van de auto dan het
front, tegen makkelijk vervormbare objecten (bijv. als het voor-
spatbord tegen de vangrail komt);
❍als de auto onder andere auto’s of veiligheidsvoorzieningen
schuift (bijvoorbeeld onder vrachtwagens of de vangrail);
omdat geen enkele aanvullende bescherming wordt geboden op
de veiligheidsgordels. Als de airbags in deze gevallen niet geacti-
veerd worden, betekent dit niet dat het systeem niet goed func-
tioneert.
FRONTAIRBAG AAN BESTUURDERSZIJDE
fig. 15
Deze is in een daarvoor bestemde ruimte in het midden van het
stuurwiel is geplaatst.
Plaats geen stickers of andere objecten op het stuurwiel, op het deksel van de airbag aan pas-sagierszijde of op de zijkant van de hemelbekle-
ding. Plaats geen voorwerpen op het dashboard aan pas- sagierszijde, omdat deze het correct openen van de airbagaan passagierszijde kunnen hinderen en de inzittendenernstig kunnen verwonden.
fig. 15A0J0047m
Page 148 of 262

VEILIGHEID147
2
FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE fig. 16
Deze is in een daarvoor bestemde ruimte in het dashboard geplaatst.
Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand,zodat bij het in werking treden van de airbag, hetsysteem niet wordt gehinderd door obstakels. Rijd
niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goed recht- op zitten en steun tegen de rugleuning.
fig. 16A0J0050m
Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevorenop de passagiersstoel voor als de airbag aan pas-sagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval deairbag in werking treedt (opblaast), kan dit ern-stig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, on-
geacht de zwaarte van het ongeluk. Als er geen andere mogelijkheid is, moet altijd de airbag aan passagierszij-de uitgeschakeld worden als het kinderzitje op de passa-giersstoel voor wordt geplaatst. Bovendien moet de pas-sagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschovenom te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aan-raking komt met het dashboard. Ook als het niet wette-lijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale be-scherming van de volwassenen, de airbag onmiddellijkweer in te schakelen zodra er geen kinderen meer ver-voerd worden.
Page 149 of 262
148VEILIGHEID
KNIE-AIRBAG AAN BESTUURDERSZIJDE fig. 17
Deze is in een daarvoor bestemde ruimte onder het stuurwiel ge-
plaatst. Deze airbag biedt een extra bescherming bij een frontale
aanrijding.
fig. 17A0J0056m
Zie voor het uitschakelen van de airbags de pa-ragraaf „Menu-onderdelen” in hoofdstuk „1”.
Frontairbag aan passagierszijde en zij-airbag
(sidebag) uitschakelen
Als u een kind op de voorstoel moet vervoeren, schakel dan de
frontairbag aan passagierszijde en de zij-airbags (sidebags) uit. Bij
uitgeschakelde airbags gaat op het instrumentenpaneel het lamp-
je
“branden.
Page 150 of 262

VEILIGHEID149
2
ZIJ-AIRBAGS
(SIDEBAGS – WINDOWBAGS)
De auto is uitgerust met zij-airbags voor (sidebags voor) aan be-
stuurders- en aan passagierszijde voor bescherming van borst-bek-
ken en headbags voor en achter (windowbags).
ZIJ-AIRBAGS (SIDEBAGS) fig. 18
Ze bestaan uit twee verschillende kussens die in de rugleuning van
de voorstoelen zijn geplaatst. Ze hebben tot doel de borstkas en
het bekken van de inzittenden te beschermen bij middelzware en
zware zijdelingse aanrijdingen.
ZIJ-AIRBAGS VOOR BESCHERMING VAN HET
HOOFD (WINDOWBAGS) fig. 19
De headbag is een „gordijn”-systeem, dat zich aan de zijkant in
de hemelbekleding bevindt en dat is afgedekt met een afwerklijst.
De headbags bieden bescherming aan het hoofd van de inzitten-
den voor tijdens een zijdelingse botsing, dankzij het grote effec-
tieve oppervlak van de kussens.
Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij de werking van de vei-
ligheidsgordel voldoende is) worden de airbags niet geactiveerd.
De veiligheidsgordels moeten daarom altijd worden gedragen.
De inzittende wordt bij een zijdelingse botsing optimaal door het
systeem beschermd als hij/zij in de juiste positie in de stoel zit.
Hierdoor kan de headbag op de juiste wijze worden opgeblazen.
fig. 18A0J0103mfig. 19A0J0051m
Page 151 of 262

150VEILIGHEID
Als de airbag in werking treedt, ontsnapt er een kleine hoeveelheid
poederachtige stof: deze stof is niet schadelijk en duidt niet op
brand. Dit poeder kan de huid en de ogen irriteren: als u hiermee
in aanraking bent gekomen, moet u zich met neutrale zeep en wa-
ter wassen.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en vervanging van het air-
bagsysteem moeten door het Alfa Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet u con-
tact opnemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk om het air-
bagsysteem buiten werking te laten stellen.
Het in werking treden van de gordelspanners en de airbags wordt
door de elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het
type ongeval. Als een van deze onderdelen niet in werking treedt,
dan duidt dat niet op een storing in het systeem.Haak geen harde voorwerpen aan de kleding-haakjes en aan de steunhandgrepen.
Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebo-gen tegen het portier, de ruiten of in het gebiedvan de headbag om verwondingen tijdens het op-
blazen te voorkomen.
Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit het raam.
BELANGRIJKE TIPS
De stoelen mogen niet met water of met stoom worden gerei-
nigd (met de hand of in een automatisch wasapparaat).
De frontairbags en/of zij-airbags kunnen worden geactiveerd bij
krachtige stoten aan de onderzijde van de carrosserie, bijvoorbeeld
bij zware botsingen tegen drempels of stoepranden of obstakels
op het wegdek, of als de auto terecht komt in grote gaten of ver-
zakkingen in het wegdek.Als het lampje ¬niet gaat branden als u de con-
tactsleutel in stand MAR draait, of blijft branden tijdens het rijden (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een bericht op het display), dan is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen deairbags of gordelspanners niet geactiveerd worden bij eenongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, niet opde juiste wijze geactiveerd worden. Voordat u verder rijdt,dient u contact op te nemen met het Alfa Romeo Servi-cenetwerk om het systeem direct te laten controleren.
Page 152 of 262

VEILIGHEID151
2
De geldigheidsduur van de pyrotechnische ladingen die van het spiraalmechanisme zijn vermeld ophet betreffende plaatje in het dashboardkastje.
Wendt u vóór het verstrijken van deze periode tot het Alfa Romeo Servicenetwerk om de gordelspanner te la-ten vervangen.
Reis niet met voorwerpen op schoot of voor deborst en houd vooral geen pijp, potlood enz. inde mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in wer-
king treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij be- schadiging of als de auto bij een overstroming on-der water is geweest, het airbagsysteem door het
Alfa Romeo Servicenetwerk controleren.
Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR staat, ook bij uitgezette motor de airbags geacti-veerd kunnen worden als de auto wordt aange-
reden door een andere auto. Daarom mogen, ook als de auto stilstaat, absoluut geen kinderen op de passagiers-stoel voor worden geplaatst. Als de contactsleutel echterin stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel be-veiligingssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd;als een systeem niet in werking treedt, betekent dit nietdat het systeem niet goed werkt.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaathet lampje
“(met ingeschakelde frontairbag aan
passagierszijde) enige seconden branden en ver-
volgens enige seconden knipperen, om aan te geven dat de airbag aan passagierszijde bij een ongeval wordt ge-activeerd. Hierna moet het lampje doven.
De frontairbag treedt in werking als de botsingzwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gor-delspanners worden geactiveerd.
Bij aanrijdingen die tussen die twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.