Page 153 of 262
bewust onbedrukt gehouden pagina
Page 154 of 262
STARTEN EN RIJDEN153
3
Motor starten........................................................................\
......... 154
Parkeren ........................................................................\
................ 156
Gebruik van de versnellingsbak .......................................................... 157
Brandstof besparen ........................................................................\
.. 158
Trekken van aanhangers ................................................................... 160
Winterbanden ........................................................................\
......... 161
Sneeuwkettingen ........................................................................\
.... 162
Auto langere tijd stallen .................................................................... 162
Page 155 of 262

154STARTEN EN RIJDEN
MOTOR STARTEN
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zod-
ra de motor is aangeslagen.
BELANGRIJKE TIPS
❍Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
❍Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje Yop het
instrumentenpaneel (of het symbool op het display) blijft bran-
den samen met het lampje
U, draai dan de sleutel in stand
STOP en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het dan met de andere gelever-
de sleutels. Als u er dan nog niet in slaagt de motor te star-
ten, voer dan een noodstart uit (zie „Noodstart” in hoofdstuk
„4”) en wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
❍Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor stil-
staat.
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
❍draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpa-
neel gaan de controlelampjes
menY(of het symbool op
het display) branden;
❍wacht tot het lampje (of het symbool op het display) gedoofd is;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het lampje
mgedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies
weer afgekoeld. Laat de sleutel los zodra de motor is aange-
slagen.
Als het lampje mgedurende 1 minuut gaat knip-
peren na het starten of tijdens een langdurige start- poging, dan duidt dat op een storing in het voor-
gloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u de auto op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mo-gelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het is zeer gevaarlijk om de motor in afgeslotenruimten te laten draaien. De motor verbruikt zuur-stof en produceert kooldioxide, koolmonoxide en
andere giftige gassen.
Page 156 of 262

STARTEN EN RIJDEN155
3
Het is raadzaam om gedurende de eerste ge-bruiksperiode geen maximale prestaties van uwauto te verlangen (bijv. snel accelereren, langdu-
rig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).
Zolang de motor niet is aangeslagen werken de rem- en stuurbekrachtiging niet, waardoor meerkracht nodig is voor de bediening van het rempe-
daal en het stuur.
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te du- wen, te slepen of van een helling te laten rijden. De-ze handelingen kunnen de katalysator beschadigen.
Laat de contactsleutel niet in het contactslot zit-ten als de motor is uitgezet, om te voorkomendat de accu ontlaadt.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
(benzine en diesel)
Ga als volgt te werk:
❍rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draai-
en en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❍verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij ra-
den u aan te wachten tot de wijzernaald van de koelvloei-
stoftemperatuurmeter begint te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje Yop het instrumentenpaneel constant blijft bran-
den, wendt u dan onmiddellijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit niet on-
middellijk uit te zetten, maar hem even stationair te laten draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen en- kel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor mo-toren met turbocompressor, schadelijk.
Page 157 of 262

156STARTEN EN RIJDEN
PARKEREN
Zet de motor uit en trek de handrem aan. Schakel een versnel-
ling in (de 1eals de weg omhoog loopt of de achteruit als de weg
omlaag loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan met
stenen of wiggen. Neem de contactsleutel altijd uit het contact-
slot als u de auto verlaat.
HANDREM fig. 1
Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel A omhoog trek-
ken zodat de auto blokkeert. Om de handrem uit te schakelen,
moet u de hendel A iets omhoog trekken, knop B indrukken en
ingedrukt houden en de hendel laten zakken. BELANGRIJK Voer deze handelingen uit met ingetrapt rempedaal.
BELANGRIJK Bij auto’s die zijn uitgerust met een armsteun voor,
moet eerst deze armsteun omhoog worden geplaatst zodat de
handrem ongehinderd bediend kan worden.
fig. 1A0J0110m
De auto moet geblokkeerd zijn als de hendel en-
kele tanden is aangetrokken: als dit niet het ge-val is, laat dan de handrem afstellen door het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Page 158 of 262

STARTEN EN RIJDEN157
3
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspe-
daal geheel intrappen en vervolgens de versnellingspook in de ge-
wenste stand plaatsen (het schakelschema staat op de knop van
de pook, fig. 2, fig. 3, fig. 4). Bij uitvoeringen met een 6-ver-
snellingsbak, moet voor het inschakelen van de 6e versnelling de
pook naar rechts worden gedrukt om te voorkomen dat per on-
geluk de 4
eversnelling wordt ingeschakeld. Dit geldt ook voor
het schakelen van de 6enaar de 5eversnelling.
Als u de achteruit (R) vanuit de vrijstand wilt inschakelen, brengt
u de ring A-fig. 2, fig. 3, fig. 4 onder de knop van de versnel-
lingspook omhoog. Gelijktijdig doet u het volgende:
❍bij de 1.4 Turbo Benzine 155 pk, 1.4 Turbo Multi Air 170 pk
Quadrifoglio Verde en 1.6 JTD
Mplaatst u de pook naar links
en vervolgens naar voren;
❍bij de 1.4 Benzine, 1.4 Turbo Benzine 120 pk, 1.4 Multi Air,
1.4 Turbo Multi Air en 1.3 JTD
M-2plaatst u de pook naar rechts
en vervolgens naar achteren.
fig. 2 Uitvoering 1.4 Benzine, 1.4 Multi Air A0J0265mfig. 4 Uitvoering 1.4 Turbo Benzine 120pk,
1.4 Turbo Multi Air, 1.3 JTD
M-2
fig. 3 Uitvoering 1.4 Turbo Benzine 155pk,
1.4 Turbo Multi Air 170pk Quadrifoglio Verde, 1.6 JTD
M
A0J0266m
A0J0267m
Page 159 of 262

158STARTEN EN RIJDEN
BRANDSTOF BESPAREN
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het brandstofverbruik
zo laag mogelijk blijft en de uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen zoveel mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de controles en
afstellingen die in het „Onderhoudsschema” staan vermeld, te la-
ten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een keer per maand, de span-
ning van de banden: als de spanning te laag is, wordt de weer-
stand groter en neemt het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagageruimte. Het gewicht van de
auto en de wieluitlijning hebben grote invloed op het brandstof-
verbruik en de stabiliteit.
Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het kop-pelingspedaal geheel intrappen. Daarom mag erniets onder het pedaal liggen dat dit kan verhin-
deren: let erop dat eventuele vloermatten niet zijn dub- belgevouwen en zo de slag van de pedalen beperken.
Laat uw hand tijdens het rijden niet op de pook-knop rusten omdat door de uitgeoefende druk, ookals deze licht is, de interne onderdelen van de ver-
snellingsbak na verloop van tijd kunnen slijten.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto wor-
den ingeschakeld. Wacht bij een draaiende motor en een geheel
ingetrapt koppelingspedaal minstens drie seconden, voordat u de
achteruit inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen
beschadigen.
Page 160 of 262

STARTEN EN RIJDEN159
3
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet meer gebruikt.
Ze verminderen de aerodynamica van de auto, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt. Gebruik voor het vervoer van volumineu-
ze voorwerpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze nodig hebt. De
achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de aan-
jager van het ventilatie-/verwarmingssysteem vragen veel stroom,
waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stads-
verkeer).
Airconditioning
Het gebruik van de airconditioning verhoogt het brandstofverbruik:
gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat, bij voorkeur de
functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische accessoires
kan de aerodynamica negatief beïnvloeden, waardoor het brand-
stofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Starten
Laat bij stilstaande auto de motor niet warmdraaien met statio-
nair toerental en ook niet met een verhoogd toerental: onder de-
ze omstandigheden warmt de motor veel langzamer op, terwijl het
verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen. Het is be-
ter om rustig weg te rijden en geen hoge toerentallen te gebrui-
ken: op deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of voor-
dat u de motor afzet. Deze handeling heeft evenals het overscha-
kelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste ver-
snelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een snelle
acceleratie verhoogt het brandstofverbruik. Bij het oneigenlijke ge-
bruik van een hoge versnelling neemt het verbruik en de schadelij-
ke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere snel-
heid. Rijd zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid, vermijd
overbodig remmen en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.