Page 121 of 353
Kenmerken van uw auto
50
4
D190402AEN
Stand dimlicht ( of )
Als de lichtschakelaar in de stand dimlicht
staat (2e stand), branden de koplampen, de
achterlichten, de kentekenplaatverlichting
en de dashboardverlichting.
✽✽
AANWIJZING
Om de verlichting in te kunnen schakelen moet het contact in stand ON staan.
D190500AUN
Grootlicht
Druk de combischakelaar van u af om
het grootlicht in te schakelen. Trek de
schakelaar naar u toe om het dimlicht in
te schakelen.
Het controlelampje voor het grootlicht
gaat branden wanneer het grootlicht
wordt ingeschakeld. Om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt, dient u de verlichting niet
gedurende langere tijd te laten branden
terwijl de motor niet draait.
OEN048065
OTQ049303
Type B
Type A
OEN048062
OTQ049302
Type B
Type A
Page 122 of 353

451
Kenmerken van uw auto
Trek de combischakelaar naar u toe om
een lichtsignaal te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie (dimlicht). De verlichting hoeft niet
ingeschakeld te zijn om een lichtsignaal
te kunnen geven.D190600AUN
Richtingaanwijzers
Om de richtingaanwijzers te laten
werken, moet het contact in stand ON
staan. Beweeg de combischakelaaromhoog of omlaag (A) om de
richtingaanwijzers in te schakelen.De groene, pijlvormige controlelampjes
op het instrumentenpaneel geven aan
welke richtingaanwijzer in werking is. Na
het nemen van de bocht, worden de
lampjes automatisch uitgeschakeld. Zet
de combischakelaar handmatig terug inde middenstand als de
richtingaanwijzers na een bocht blijvenknipperen.
Beweeg de combischakelaar gedeeltelijk
naar beneden of naar boven en houd
hem vast (B) om een wisseling van
rijstrook aan te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie.
Wanneer een controlelampje blijft
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer lampen
doorgebrand zijn en dienen deze
vervangen te worden.✽✽
AANWIJZING
Als de richtingaanwijzer abnormaal snel of langzaam knippert, duidt dit opeen kapotte lamp of een slecht contact in
het circuit van de richtingaanwijzers.
OEN048064
OTQ049304
Type B
Type A
OEN048066
OTQ049305
Type B
Type A
Page 123 of 353

Kenmerken van uw auto
52
4
D190700AEN Mistlampen vóór
(indien van toepassing)
De mistlampen dienen voor een beter
zicht en ter voorkoming van ongevallen
onder omstandigheden waarbij het zicht
sterk verminderd wordt door mist, regen,
sneeuwval enz. Zet de schakelaarmistlampen vóór in stand ON om de
mistlampen in te schakelen. Dit is alleen
mogelijk als het dimlicht is ingeschakeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
mistlampen uit te schakelen. D190800AUN
Mistachterlicht
(indien van toepassing)
Druk de schakelaar in om het
mistachterlicht in te schakelen als het
dimlicht is ingeschakeld. Het
controlelampje in de schakelaar gaat
branden.
Het mistachterlicht gaat branden als de
schakelaar van het mistachterlicht wordt
ingedrukt en de schakelaar voor de
verlichting in de stand parkeerlicht staat.
(indien van toepassing)
Druk nogmaals op de schakelaar of zet
de verlichting uit om het mistachterlicht
uit te schakelen.D190900AUN
Motorvoertuigverlichting overdag
(MVO) (indien van toepassing)
Door motorvoertuigenverlichting overdag
(MVO) kunnen medeweggebruikers uw
auto overdag beter zien. MVO kan onder
verschillende rijomstandigheden handig
zijn, maar vooral in de periode rond
zonsopgang en zonsondergang.
De MVO wordt uitgeschakeld wanneer:
1. De parkeerlichten worden
ingeschakeld.
2. De motor wordt afgezet.
OTQ047056
OPMERKING
De mistlampen verbruiken zeer veel stroom. Gebruik de mistlampenalleen bij slecht zicht om tevoorkomen dat de laadstroom volledig wordt gebruikt door de
mistlampen en de accu leegraakt.
OTQ047132
Page 124 of 353
453
Kenmerken van uw auto
Koplampverstelling
(indien van toepassing)
D191001ATQ
Handmatig
De koplamphoogte kan worden afgesteld
en worden aangepast aan het aantal
inzittenden en de hoeveelheid bagage in
de auto door de schakelaar voor de
koplamphoogte te verdraaien.
Hoe hoger het nummer op de
schakelaar, hoe lager de hoogte van de
lichtbundel. Zorg ervoor dat de
koplampen niet te hoog staan om
verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen.Hieronder staan voorbeelden van een
correcte afstelling. Stel bij een andere
mate van belasting dan hieronder
vermeld de koplampen af volgens de
situatie in het overzicht die zoveel
mogelijk aansluit bij de actuele situatie.
OTQ047133
Beladingstoestand Alleen bestuurder Bestuurder +
voorpassagierBestuurder +
Voorpassagier +
Passagier 4e zitrij
Alle zitplaatsen bezet
Alle zitplaatsen bezet +Maximaal toelaatbarebeladingBestuurder + Maximaaltoelaatbare belading
0 0 1 12 3
0 0
- -
1 1Wagon
Stand schakelaar
Va n
Page 125 of 353
Kenmerken van uw auto
54
4
RUITENWISSERS EN RUITENSPROEIERS
A : Snelheidsregelknop ruitenwissers· – Eénmaal wissen · 0 – Off
· --- – Intervalstand (indien van toepassing)
· 1 – Lage wissersnelheid· 2 – Hoge wissersnelheid
B : Instelling lengte Interval
C : Sproeien en kort wissen
D : Achterruitenwisser en -sproeier · – Sproeien
· –
Normale wisserbediening
· 0 – Uit
· – Sproeien en kort wissen
Ruitenwisser en -sproeier Achterruitenwisser en -sproeier (indien van toepassing)
OTQ048902
OTQ049902
Type B
Type A
OTQ048909
OTQ049909
Type B
Type A
Page 126 of 353
455
Kenmerken van uw auto
D200100BTQ
Ruitenwissers voor
De werking is als volgt als het contact in stand ON staat.: Druk voor een enkele wisbewegingde bedieningsschakelaar naar
boven en laat hem weer los terwijl
de ruitenwissers niet ingeschakeld
zijn. De ruitenwissers zullen blijven
werken zolang de schakelaar naar
boven wordt gedrukt en wordt
vastgehouden.
0 : Ruitenwisser is uitgeschakeld
--- : De r uitenwissers werken met
regelmatige intervallen. Gebruik
deze stand bij motregen of mist.
Draai aan de snelheidsregelknop omde snelheid te wijzigen.
1 : Normale wissersnelheid
2 : Hoge wissersnelheid✽✽ AANWIJZING
Maak de ruit vrij van sneeuw en ijs
alvorens de ruitenwissers te gebruiken
of ontdooi de voorruit gedurende 10
min. Anders werken de ruitenwissersmogelijk niet goed en kunnen zebeschadigd raken.
✽
✽ AANWIJZING
Page 127 of 353

Kenmerken van uw auto
56
4
D200300ATQ
Schakelaar achterruitenwisser en
-sproeier (indien van toepassing)
Zet de schakelaar in de gewenste stand
om de achterruitenwisser en -sproeier tebedienen.
- Sproeien en kort wissen
-
Normale ruitenwisserbediening
0 - Ruitenwisser uitgeschakeld - Ruitensproeiervloeistof opspuitenen wissen
✽✽ AANWIJZING
Bedien de ruitensproeier niet langer dan 15 seconden met een leeg
ruitensproeierreservoir; hierdoor kan hetsysteem beschadigd raken. Bedien de
ruitenwisser niet als de ruit droog is;
hierdoor kunnen krassen op de ruitontstaan en zal het ruitenwisserblad snelslijten.
Dit geldt ook voor het bedienen van de
ruitensproeier met leeg reservoir.
OPMERKING
Gebruik de ruitensproeiers niet wanneer het reservoir leeg is, om
beschadiging van deruitensproeierpomp te voorkomen.
WAARSCHUWING
Gebruik de ruitensproeiers niet bij temperaturen onder het vriespunt
zonder eerst de voorruit met behulp
van de voorruitontwaseming te
hebben verwarmd; de vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en
uw uitzicht belemmeren.
OPMERKING
Schakel de ruitenwissers niet in als de ruit droog is om
beschadiging van de wissers ende voorruit te voorkomen.
Gebruik geen benzine, petroleum, thinner of andere oplosmiddelen
in de buurt van de ruitenwisserbladen ombeschadiging te voorkomen.
Probeer de ruitenwissers nooit met de hand te bewegen om
beschadiging van de ruitenwisserarmen en van andereonderdelen te voorkomen.
Page 128 of 353

457
Kenmerken van uw auto
D210000AEND210100ATQ
Leeslampje (indien van toepassing)
: Druk op de schakelaar om hetleeslampje in of uit te
schakelen. Dit lampje heeft
een gerichte lichtbundel
waarmee de bestuurder en de
voorpassagier als het buiten
donker is een kaart of iets
anders kunnen lezen. In de stand DOOR gaat de
interieurverlichting branden als
er een portier geopend wordt,
ongeacht de stand van het
contact. Als de portieren
worden ontgrendeld met de
afstandsbediening, blijft de
interieurverlichting gedurende
ongeveer 30 seconden
branden als het portier niet
geopend wordt. De
interieurverlichting gaat
ongeveer 30 seconden na het
sluiten van het portier
langzaam uit. Als het contact instand ON staat of alle
portieren zijn vergrendeld als
het portier wordt gesloten, zal
de interieurverlichting echteronmiddellijk uitgaan.
Als er een portier wordtgeopend en het contact in
stand ACC of LOCK staat,
blijft de verlichting nog
ongeveer 20 minuten. Als er
een portier wordt geopend enhet contact in stand ON staat,
blijft de verlichting continu
echter branden.
In stand ROOM blijft de
verlichting continu branden.
INTERIEURVERLICHTING
OTQ047060
OTQ047060G
Type B
Type A
OPMERKING
Laat de interieurverlichting niet te
lang branden als de motor niet draait.
Hierdoor kan de accu ontladenraken.