Page 49 of 353

Veiligheidsysteem van uw auto
32
3
C030103ATQ
Monteren van een kinderzitje met
behulp van een systeem met
bevestigingsbanden (indien vantoepassing)
De haakhouders voor het kinderzitje
bevinden zich achter de achterbank. 1. Voer de band van het kinderzitje over
de rugleuning.
Voer bij voertuigen met verstelbare hoofdsteun de band onder de
hoofdsteun en tussen de stijlen van de
hoofdsteun door. Voer in andere
gevallen de band over de bovenkant
van de hoofdsteun.
2. Bevestig de band van het kinderzitje
aan het bevestigingspunt en trek de
band strak om het zitje vast te zetten.
WAARSCHUWING -
Bevestigingsband
Monteer niet meer dan één kinderzitje aan de
bevestigingspunten. Het extra
gewicht kan ertoe leiden dat de
bevestigingspunten of -banden
afbreken, wat ernstig letsel kan
veroorzaken.
WAARSCHUWING
Een kind kan bij een aanrijding ernstig letsel oplopen als het
kinderzitje niet goed gemonteerd is
of als het kind niet goed vastgezet
is in het kinderzitje. Volg altijd de
aanwijzingen van de fabrikant voor
de montage en het gebruik van het
zitje.
OTQ037039L2GHA3300L
Page 50 of 353

333
Veiligheidsysteem van uw auto
C030104ATQ
Monteren van een kinderzitje metbehulp van een ISOFIX-systeem en
een systeem met bevestigingsbanden(indien van toepassing)
ISOFIX is een gestandaardiseerde
methode voor het monteren vankinderzitjes die een einde maakt aan het
vastmaken van kinderzitjes met de
standaard veiligheidsgordel. Hierdoor is
een veel veiligere en meer betrouwbare
bevestiging mogelijk en verloopt
bovendien het installeren een stuk
eenvoudiger en sneller. Een ISOFIX-kinderzitje mag alleen
worden gebruikt als het specifiek is
goedgekeurd voor uw auto volgens deeisen die gesteld zijn in de Europese
norm ECE-R44. Aan de onderzijde van de rugleuningen
achter zijn ISOFIX-labels aangebracht.
Deze labels geven aan waar zich de
onderste bevestigingspunten voor de
kinderzitjes bevinden, indien vantoepassing.
WAARSCHUWING
-
Controle van een kinderzitje
Controleer of het kinderzitje goed
vastzit door te proberen het in
verschillende richtingen te duwen
en te trekken. Een niet goed
gemonteerd kinderzitje kan
kantelen, verdraaien, overhellen of
losraken, waardoor ernstig letselkan ontstaan.
WAARSCHUWING -
Bevestigingspunten voor een kinderzitje
De bevestigingspunten zijn alleen berekend op de belasting
die er op wordt uitgeoefend door
een juist gemonteerd kinderzitje.
Ze mogen in geen geval worden
gebruikt voor de bevestiging van
veiligheidsgordels voor
volwassenen of voor de
bevestiging van anderecomponenten in de auto.
De band biedt misschien onvoldoende bescherming als hijaan een ander dan het speciaal
hiervoor bedoelde
bevestigingspunt is gemonteerd.
OTQ038161EOTQ037040L
Page 51 of 353

Veiligheidsysteem van uw auto
34
3
Aan elke zijde van de zitplaats achter,
tussen de zitting en de rugleuning,
bevinden zich twee ISOFIX-
bevestigingspunten in combinatie met
een bevestigingspunt voor de bovensteband op de vloer achter de
achterstoelen. Tijdens het installeren
moet het zitje in de bevestigingspunten
worden vastgeklikt (controleer of het zitje
vastzit door eraan te trekken!) en worden
vastgezet met de bovenste
bevestigingsband op het bijbehorendepunt op de vloer achter de achterbank.
Volg bij het installeren en gebruiken van een kinderzitje de installatiehandleiding
die bij het ISOFIX-zitje wordt geleverd. Vastzetten van het kinderzitje:
1. Om het kinderzitje vast te zetten in het
ISOFIX-bevestigingspunt dient u de
vergrendeling van het kinderzitje in het
ISOFIX-bevestigingspunt vast te
klikken. Controleer of een klikkend
geluid hoorbaar is.
2. Plaats de haak van de band in de haakhouder van het kinderzitje en trek
de band strak om het zitje vast te
zetten. (Zie de vorige bladzijde.)
WAARSCHUWING
Plaats het kinderzitje helemaal naar
achteren tegen de rugleuning met
de rugleuning rechtop.
WAARSCHUWING
Als een kinderzitje op de
achterbank is geplaatst met behulp
van de ISOFIX-bevestigingen,
moeten alle ongebruikte gordels op
de achterbank worden vastgemaakt
in de gordelsluitingen en moet de
gordel op de plaats van het
kinderzitje achter het zitje worden
vastgemaakt om ervoor te zorgen
dat de gordel buiten bereik van het
kind blijft. Bij losse gespen of
gordelsluitingen kan het kind in het
kinderzitje verstrikt raken enernstig letsel oplopen.OPMERKING
Zorg dat het materiaal van de veiligheidsgordel achter tijdens het
plaatsen niet beschadigd wordt ofbekneld raakt tussen de ISOfix-bevestigingen.
OUN036140L
Page 52 of 353

335
Veiligheidsysteem van uw auto
(Vervolg)
Monteer niet meer dan éénkinderzitje aan een van de
onderste bevestigingspunten.
Het extra gewicht kan ertoe
leiden dat de bevestigingspunten
of -banden afbreken, wat ernstig
letsel kan veroorzaken.
Bevestig het ISOFIX-kinderzitje of het voor ISOFIX geschikte
kinderzitje alleen aan de daarvoor
bestemde bevestigingspunten,
zoals aangegeven in deafbeelding.
Volg altijd de instructies voor installatie en gebruik van de
fabrikant van het kinderzitje.WAARSCHUWING
Installeer geen kinderzitje in het midden van de achterbank met
behulp van de ISOFIX-
bevestigingen. De ISOFIX-
bevestigingen zijn alleen bedoeld
voor de buitenste zitplaatsen
links en rechts op de achterbank.Misbruik de ISOFIX-
bevestigingen niet door te
proberen een kinderzitje in het
midden van de achterbank temonteren.
Bij een ongeval zijn de ISOFIX-
bevestigingen voor een
kinderzitje dan mogelijk niet
sterk genoeg om het kinderzitjeop zijn plaats te houden in het
midden van de achterbank. De
bevestigingen kunnen danafbreken en ernstig letsel
veroorzaken.
(Vervolg)
Page 53 of 353

Veiligheidsysteem van uw auto
36
3
F ISO/L1 - IUF
G ISO/L2 - IUF E ISO/R1 - IUF
E ISO/R1 - IUF
D ISO/R2 - IUF
C ISO/R3 - IUF
D ISO/R2 - IUF
C ISO/R3 - IUF
B ISO/F2 - IUF
B1 ISO/F2X - IUF A ISO/F3 - IUF
Buitenste zitplaats achterVoorpassagiersstoelBevestigingspunten
Maatgroep
Gewichtsgroep
Reiswieg
0 : tot 10kg
0+ : tot 13kg
I : 9 tot 18kg ISOFIX-bevestigingspunten
IUF = Geschikt voor ISOfix-bevestiging van naar voren gerichte, universele voor
deze gewichtsgroep goedgekeurde kinderzitjes.
X = ISOfix-bevestiging niet geschikt voor kinderzitje in deze gewichtsgroep en/of deze grootteklasse.
* Zowel ISO/R2 als ISO/R3 kan alleen op de voorste positie van de passagiersstoel geplaatst worden.
* Afmetingen en bevestigingspunten ISOfix-baby- of kinderzitje
A - ISO/F3: Volledig baby-/kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar voren gericht zit (hoogte 720 mm)
B - ISO/F2: Baby-/kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar voren gericht zit (hoogte 650 mm) B1- ISO/F2X: Baby-/kinderzitje (versie 2) waarbij het kind met het gezicht naar
voren gericht zit (hoogte 650 mm)
C - ISO/R3: Volledig baby-/kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren gericht zit
D - ISO/R2: Baby-/kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren gericht zit
E - ISO/R1: Baby-/kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren gericht zit
F - ISO/L1: Reiswieg waarbij het kind met het gezicht naar links gericht ligt
G - ISO/L2: Reiswieg waarbij het kind met het gezicht naar rechts gericht ligt
C030106ATQ
Geschikte ISOFIX-bevestigingspunten voor een kinderzitje
Page 54 of 353
337
Veiligheidsysteem van uw auto
C040000ATQ (1) Airbag bestuurder
(2) Airbag voorpassagier*
*: indien van toepassing
AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Zelfs in auto’s uitgerust met
airbags, dienen u en uw passagiers
te allen tijde de aanwezige
veiligheidsgordels te dragen om de
kans op letsel of de ernst daarvan
bij een aanrijding of bij het over de
kop slaan van de auto te beperken.
OTQ037023
* Het aantal daadwerkelijke airbags kan afwijken van de afbeelding.
Page 55 of 353

Veiligheidsysteem van uw auto
38
3
C040900ATQ
Werking van airbagsysteem
De airbags kunnen alleen worden
geactiveerd als het contact in stand
ON of START staat.
De airbags worden bij zwaardere aanrijdingen van voren onmiddellijk
geactiveerd om de inzittenden te
beschermen tegen ernstig letsel.
Er is geen bepaalde snelheid waarbij de airbags worden geactiveerd.
Of de airbags worden geactiveerd,
hangt voornamelijk af van de kracht en
de richting van de aanrijding. Deze
twee factoren bepalen of de sensoren
een elektronisch activeringssignaal
uitzenden.
Of de airbags al dan niet opgeblazen worden, is afhankelijk van een aantal
factoren, zoals de rijsnelheid, de hoek
van de aanrijding, de massa en de
stijfheid van de bij de aanrijding
betrokken auto's of objecten. Ook
andere factoren kunnen een rolspelen. De airbags vóór worden direct volledig
opgeblazen, waarna ze meteen weerleeglopen.
Het is vrijwel onmogelijk om tijdens
een ongeval waar te nemen dat de
airbags opgeblazen worden. Het is
aannemelijker dat u de leeggelopen
airbags na de aanrijding uit hetstuurwiel of het dashboard ziethangen.
Om bij een zware aanrijding bescherming te bieden, moeten de
airbags snel opgeblazen worden. De
snelheid waarmee de airbag
opgeblazen wordt is het gevolg van de
extreem korte tijd waarbinnen een
aanrijding plaatsvindt en de noodzaakom de airbag tussen de inzittende en
de delen van de auto te krijgen voordat
de inzittende in contact komt met delen
van de auto. De snelheid waarmee de
airbags worden opgeblazen, beperkt
de kans op ernstig letsel bij een zware
aanrijding en vormt daarom een
belangrijk deel van het ontwerp van de
airbags.
Het opblazen van een airbag kan
echter ook letsel zoals schaafwonden,
blauwe plekken en botbreuken, en
soms nog ernstiger letsel veroorzaken
omdat de snelheid waarmee de
airbags worden opgeblazen wordt tot
gevolg heeft dat de airbags met veel
kracht uitzetten. Er zijn zelfs omstandigheden
waaronder het contact met de
airbag in het stuurwiel tot ernstig
letsel kan leiden, vooral wanneer de
inzittende te dicht op het stuurwielzit.
WAARSCHUWING
Om ernstig letsel te voorkomen, moet de bestuurder altijd zo ver
mogelijk van het stuurwielafzitten (ten minste 250 mm (10
inch)). De voorpassagier moet de
stoel altijd zo ver mogelijk naar
achteren schuiven en helemaal
achterin de stoel gaan zitten.
De airbags worden bij een aanrijding onmiddellijk
geactiveerd en door de grote
kracht waarmee dit gebeurt,
kunnen de passagiers ernstig
gewond raken als ze te dicht bij
de airbag zitten.
Het activeren van de airbags kan letsel veroorzaken zoals
schaafwonden, verwondingen als
gevolg van gebroken brillen en
brandwonden die het gevolg zijn
van de explosieve lading van de
airbags.
Page 56 of 353

339
Veiligheidsysteem van uw auto
C040902ATQ
Geluid en rookontwikkeling
Bij het opblazen van de airbags is een
hard geluid hoorbaar en komt rook en
poeder vrij. Dit is normaal en wordt
veroorzaakt doordat het
ontstekingsmechanisme van de airbag
geactiveerd wordt.Nadat de airbags
opgeblazen zijn, kunt u een poosje
last hebben bij het ademhalen doordat
uw borstkas in contact is geweest met
zowel de veiligheidsgordel als de
airbag en doordat u de rook en het
poeder hebt ingeademd. Wij adviseren
u met klem zo snel mogelijk na een
aanrijding de portieren en/of de ruiten
te openen wanneer dit mogelijk is, om
te voorkomen dat u te lang in
aanraking blijft met de rook.
Hoewel de rook en het poeder niet giftig
zijn, kunnen deze wel huidirritaties
veroorzaken in de buurt van ogen, neus
en hals. Was in dat geval de
desbetreffende plek schoon en spoel
deze met koud water na. Raadpleeg eendokter als de symptomen aanhouden. C040903ATQ
Installeer geen kinderzitje op de
passagiersstoel.
Gebruik nooit een kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren
gericht op de voorstoel zit. Als de airbag
wordt opgeblazen, oefent deze op een
dergelijk geplaatst kinderzitje een grote
kracht uit, waardoor het kind ernstigletsel kan oplopen.
Gebruik op de voorstoel ook geen
kinderzitje waarbij het kind met het
gezicht naar voren is gericht. Als de
airbag voorpassagier wordt geactiveerd,
zou dit ernstig letsel bij het kind kunnen
veroorzaken.
1JBH3051
WAARSCHUWING
Na het activeren van de airbags
kunnen onderdelen in de buurt van
het stuurwiel en/of het dashboard
erg heet zijn. Raak de onderdelen
van het airbagsysteem niet aan
direct nadat een airbag opgeblazen
is, om letsel te voorkomen.