23
Uw auto in één oogopslag
DASHBOARD, OVERZICHT
1. Instrumentenpaneel ............................4-32
2. Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers............................................................4-48
3. Claxon.................................................4-27
4. Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers ............................................................4-54
5. Toets audioafstandsbediening* ...........4-80
6. Airbag bestuurder* ..............................3-37
7. Contactslot ............................................5-4
8. Digitale klok* .......................................4-77
9. Audio* .................................................4-79
10. Schakelaar alarmknipperlichten .....................................................4-48, 6-2
11. Verwarmings- en ventilatiesysteem* ............................................................4-60
12. Handrem ...........................................5-19
13. Selectiehendel ...........................5-11, 5-8
14. AUX-, USB- en iPod-aansluiting* ......4-81
15. Airbag voorpassagier* ......................3-37
16. Dashboardkastje ...............................4-72
* : indien van toepassing
B020000BTQ OTQ027002G
4
Sleutels / 4-3
Portiervergrendeling met afstandsbediening / 4-4Antidiefstalsysteem / 4-6Sloten / 4-8Achterklep / 4-13Ruiten / 4-16Motorkap / 4-21
Tankdopklep / 4-23
Stuurwiel / 4-26 Spiegels / 4-28Instrumentenpaneel / 4-32Parkeerhulp / 4-46Alarmknipperlichten / 4-48Lighting / 4-48
Ruitenwissers en ruitensproeiers / 4-54Interieurverlichting / 4-57Ontwaseming / 4-59Handbediend verwarmings- en ventilatiesysteem / 4-60
Voorruit ontdooien en ontwasemen / 4-70Opbergvak / 4-72Overige voorzieningen / 4-73Audiosysteem / 4-79
Kenmerken van uw auto
Kenmerken van uw auto
4
4
Werking centrale
portiervergrendeling metafstandsbediening
D020101APA
Vergrendelen
Alle portieren (en de achterklep) worden
vergrendeld wanneer op de toets
vergrendelen/ontgrendelen (1) wordt
gedrukt als een voorportier is
ontgrendeld. Als alle portieren (en de
achterklep) gesloten zijn, knipperen de
alarmknipperlichten eenmaal om aan te
geven dat de portieren (en de
achterklep) vergrendeld zijn. Als een
portier (of achterklep) echter open is,
knipperen de alarmknipperlichten niet. Als alle portieren (en de achterklep) met
de vergrendeltoets zijn vergrendeld,
knipperen de alarmknipperlichteneenmaal.
D020102APA
Ontgrendelen
Alle portieren (en de achterklep) worden
ontgrendeld wanneer op de toets
vergrendelen/ontgrendelen (1) wordt
gedrukt als beide voorportieren zijn
vergrendeld. De alarmknipperlichten
knipperen tweemaal opnieuw om aan te
geven dat alle portieren (en de
achterklep) ontgrendeld zijn. Na het
indrukken van deze toets zullen de
portieren (en de achterklep) automatisch
vergrendeld worden tenzij u ze binnen 30s opent.
D020200AEN
Voorzorgsmaatregelen afstandsbediening
✽✽
AANWIJZING
In de volgende omstandigheden werkt de afstandsbediening niet:
Kenmerken van uw auto
6
4
D030000AEN
Dit systeem is ontworpen om inbraak in
de auto te voorkomen. Het systeem heeft
drie standen: in de eerste is het alarm
ingeschakeld, in de tweede stand klinkt
het alarm en in de derde stand is het
alarm uitgeschakeld. Als het systeem
wordt geactiveerd, klinkt er een alarm en
knipperen de alarmknipperlichten. D030100ATQ
Antidiefstalsysteem ingeschakeld
Parkeer de auto en zet de motor uit.
Schakel het alarm in zoals hieronder
beschreven is.
1. Verwijder de sleutel uit het contact.
2. Controleer of alle portieren, de
motorkap en de achterklep goed gesloten zijn.
3. Vergrendel de portieren met de afstandsbediening.
Na het voltooien van bovenstaandestappen knipperen de
alarmknipperlichten eenmaal om aan te
geven dat het alarm is ingeschakeld.
Als een portier, de achterklep of de
motorkap open is, knipperen de
alarmknipperlichten niet en schakelt het
antidiefstalsysteem niet in. Als alle
portieren, de achterklep en de motorkap
met de vergrendeltoets zijn gesloten,
knipperen de alarmknipperlichteneenmaal.
✽✽ AANWIJZING
De sleutel kan door een officiële
HYUNDAI-dealer worden geactiveerd
voor het antidiefstalsysteem. Raadpleeg
een officiële HYUNDAI-dealer indien uvan deze functie gebruik wilt maken.
Schakel het alarm pas in als alle
passagiers de auto verlaten hebben.
Als het alarm wordt ingeschakeldterwijl er nog iemand in de auto zit,
wordt het alarm geactiveerd als
diegene de auto verlaat. Als binnen 30
seconden na het inschakelen van het
alarm een portier, de achterklep of de
motorkap wordt geopend, wordt het
systeem uitgeschakeld om onnodig
activeren van het alarm te voorkomen.
ANTIDIEFSTALSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
Antidiefstal
systeem
ingescha
-keld
Alarm
geacti-veerd
Alarm
uitgescha-keld
47
Kenmerken van uw auto
D030200AEN-EE
Alarm geactiveerd
Het alarm wordt geactiveerd als een van
de volgende situaties zich voordoet
terwijl het alarm is ingeschakeld.
Een van de voor- of achterportierenwordt geopend zonder de afstandsbediening.
De achterklep wordt geopend zonder de afstandsbediening.
De motorkap wordt geopend. De claxon klinkt en de
alarmknipperlichten knipperen
gedurende 30 seconden. Het alarm kan
worden uitgeschakeld door de portieren
te ontgrendelen met deafstandsbediening. D030400BTQ
Alarm uitgeschakeld
Het systeem wordt uitgeschakeld zodra
de portieren (en achterklep) worden
ontgrendeld met de afstandsbediening.
Na het drukken op de ontgrendeltoets
knipperen de alarmknipperlichten
tweemaal om aan te geven dat het alarm
is uitgeschakeld. Als er op de
ontgrendeltoets van de
afstandsbediening wordt gedrukt en er
binnen 30 seconden geen portier (of
achterklep) wordt geopend, wordt het
alarm weer ingeschakeld.
✽✽
AANWIJZING - A uto's zonder
startblokkeersysteem
Kenmerken van uw auto
48
4
ALARMKNIPPERLICHTEN LIGHTING
D170400AEN
Zelfdiagnose
Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of
als de zoemer met tussenpozen klinkt als
u de stand R inschakelt, kan dit duiden op
een storing in de parkeerhulp. Laat in dat
geval uw auto zo snel mogelijk
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
D180000AUN
De alarmknipperlichten moeten worden
gebruikt als u door omstandigheden
gedwongen bent de auto op een
gevaarlijke plaats tot stilstand te
brengen. Zet, als u de auto innoodsituaties tot stilstand moet brengen,
de auto zo ver mogelijk naast de rijbaan.
De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld door de schakelaar voor de
alarmknipperlichten in te drukken.
Hierdoor gaan alle richtingaanwijzers
tegelijk knipperen. De
alarmknipperlichten werken ook als desleutel niet in het contactslot zit.
Druk nogmaals op de schakelaar voor de
alarmknipperlichten om ze uit te
schakelen.D190100BUN
Energiebesparingsfunctie
Deze functie voorkomt dat de accu
ontladen raakt. Het systeem schakelt
automatisch de parkeerlichten uit
wanneer de contactsleutel verwijderd
wordt of wanneer het portier aan
bestuurderszijde wordt geopend.
De parkeerlichten worden automatisch uitgeschakeld als de auto in het donker
langs de kant van de weg geparkeerd
wordt.
Volg onderstaande procedure als de
parkeerlichten moeten blijven branden
wanneer de contactsleutel is
verwijderd:
1) Open het portier aan
bestuurderszijde.
2) Schakel de parkeerlichten UIT en AAN met de lichtschakelaar op de
stuurkolom.
WAARSCHUWING
Schade aan de auto en persoonlijk
letsel, ontstaan vanwege het
onjuist functioneren van de
parkeerhulp, vallen niet onder de
garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.OTQ067001L
OPMERKING
Wanneer de bestuurder het voertuig via een ander portier dan het
bestuurdersportier verlaat, werkt deenergiebesparingsfunctie niet.
Hierdoor kan de accu ontladenraken. Schakel in dit geval de lampen uit voordat u het voertuig
verlaat.
537
Rijden met uw auto
E120102ATQ
Sneeuwkettingen
Omdat de wangen van een radiaalband
vrij dun zijn, kunnen ze door sommige
typen sneeuwkettingen beschadigd
raken. Daarom wordt aanbevolen om
winterbanden te gebruiken in plaats van
sneeuwkettingen. Monteer geen
sneeuwkettingen op auto’s met
lichtmetalen velgen, omdat de velgen
daardoor beschadigd kunnen raken. Als
het onvermijdelijk is om sneeuwkettingen
te gebruiken, gebruik dan
sneeuwkettingen met een dikte van
minder dan 15 mm (0,59 in). Schade aan
uw auto die het gevolg is van het gebruik
van ongeschikte sneeuwkettingen valt
niet onder de fabrieksgarantie van uw
auto.Breng sneeuwkettingen altijd aan om deachterwielen.
Aanbrengen van sneeuwkettingen
Volg voor het plaatsen van de kettingen
de aanwijzingen van de fabrikant en trek
de kettingen zo strak mogelijk aan. Matig
uw snelheid als u met sneeuwkettingen
rijdt. Als u de kettingen tegen de
carrosserie of het chassis hoort slaan,
stop dan meteen en trek de kettingen
aan. Als ze daarna nog tegen de autoslaan, matig uw snelheid dan totdat dit
niet meer gebeurt. Verwijder de kettingen
zodra u weer op een schone weg rijdt.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de
sneeuwkettingen geschikt zijn
voor de maat en het type band datop uw auto gemonteerd is. Ongeschikte sneeuwkettingen
kunnen schade toebrengen aande carrosserie en dewielophanging, wat buiten defabrieksgarantie valt. Bovendien
kunnen de bevestigingshakenbeschadigd raken bij contact metde auto, waardoor de sneeuwkettingen los kunnen
raken. Gebruik uitsluitendsneeuwkettingen van SAE-klasse S.
Controleer nadat u ongeveer 0,5 - 1 km (0,3 - 0,6 mijl) hebt gereden
of de kettingen nog goed zitten.Span de kettingen of monteer zeopnieuw als ze los zitten.
WAARSCHUWING -
Monteren van
sneeuwkettingen
Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond en uit de buurt van het
overige verkeer voor het monteren
van de sneeuwkettingen. Zet de
alarmknipperlichten aan en plaats
indien mogelijk een
gevarendriehoek achter de auto.
Zet de transmissie in stand P,
activeer de parkeerrem en zet de
motor af alvorens de
sneeuwkettingen te monteren.
OTQ057011
539
Rijden met uw auto
E120600AUN
Voorkom bevriezing van de sloten
Spuit een goedgekeurde slotontdooier of
glycerine in het sleutelgat om bevriezing
van de sloten te voorkomen. Verwijder
het ijs van een bevroren slot door het in
te spuiten met een goedgekeurde
slotontdooier. Een inwendig bevroren slotkunt u proberen te ontdooien met behulp
van een verwarmde sleutel. Zorg ervoor
dat u zich niet brandt aan de verwarmdesleutel. E120700AEN
Gebruik goedgekeurde
ruitensproeiervloeistof
Vul het ruitensproeierreservoir met
ruitensproeierantivries volgens de
aanwijzingen op de verpakking om
bevriezing van het
ruitensproeiersysteem te voorkomen.
Ruitensproeierantivries is verkrijgbaar bij
een officiële HYUNDAI-dealer en de
meeste automaterialenzaken. Gebruik
geen koelvloeistof of andere middelen
omdat deze de lak kunnen beschadigen.E120800AUN
Voorkom vastvriezen van de parkeerrem Onder bepaalde omstandigheden kan de
parkeerrem in geactiveerde toestand
vastvriezen. De kans daar op is het
grootst als er rond de achterremmen
sprake is van een opeenhoping vansneeuw of ijs of als de remmen nat zijn.
Als de kans bestaat dat de parkeerrem
vast gaat vriezen, gebruik hem danalleen maar tijdelijk tijdens het in stand P
zetten van de transmissie (automatische
transmissie) of in de 1e versnelling of
achteruit zetten (handgeschakelde
transmissie) en het blokkeren van de
wielen. Deactiveer daarna de
parkeerrem.
E120900AUN
Voorkom dat ijs en sneeuw zich
ophopen aan de onderzijde vande auto
In sommige gevallen kunnen sneeuw en
ijs zich ophopen onder de schermen en
de bewegingen van de stuurinrichting
belemmeren. Controleer regelmatig of de
onderdelen van de stuurinrichting vrij
kunnen bewegen als u in
omstandigheden rijdt waarin
opeenhoping van sneeuw of ijs het geval
zou kunnen zijn
E121000AUN Neem de benodigde uitrusting
voor noodgevallen mee
Afhankelijk van de
weersomstandigheden waaronder u rijdt,kan het nodig zijn de juiste
voorzorgsmaatregelen te treffen en
bepaalde zaken mee te nemen. Onder
deze zaken vallen bijvoorbeeld
sneeuwkettingen, een sleepkabel of -
ketting, een zaklantaarn, een
alarmknipperlicht, zand, een schep,
hulpstartkabels, een ruitenkrabber,
handschoenen, een stuk zeil of een
kleed, een deken, enz.