Page 233 of 353

537
Rijden met uw auto
E120102ATQ
Sneeuwkettingen
Omdat de wangen van een radiaalband
vrij dun zijn, kunnen ze door sommige
typen sneeuwkettingen beschadigd
raken. Daarom wordt aanbevolen om
winterbanden te gebruiken in plaats van
sneeuwkettingen. Monteer geen
sneeuwkettingen op auto’s met
lichtmetalen velgen, omdat de velgen
daardoor beschadigd kunnen raken. Als
het onvermijdelijk is om sneeuwkettingen
te gebruiken, gebruik dan
sneeuwkettingen met een dikte van
minder dan 15 mm (0,59 in). Schade aan
uw auto die het gevolg is van het gebruik
van ongeschikte sneeuwkettingen valt
niet onder de fabrieksgarantie van uw
auto.Breng sneeuwkettingen altijd aan om deachterwielen.
Aanbrengen van sneeuwkettingen
Volg voor het plaatsen van de kettingen
de aanwijzingen van de fabrikant en trek
de kettingen zo strak mogelijk aan. Matig
uw snelheid als u met sneeuwkettingen
rijdt. Als u de kettingen tegen de
carrosserie of het chassis hoort slaan,
stop dan meteen en trek de kettingen
aan. Als ze daarna nog tegen de autoslaan, matig uw snelheid dan totdat dit
niet meer gebeurt. Verwijder de kettingen
zodra u weer op een schone weg rijdt.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de
sneeuwkettingen geschikt zijn
voor de maat en het type band datop uw auto gemonteerd is. Ongeschikte sneeuwkettingen
kunnen schade toebrengen aande carrosserie en dewielophanging, wat buiten defabrieksgarantie valt. Bovendien
kunnen de bevestigingshakenbeschadigd raken bij contact metde auto, waardoor de sneeuwkettingen los kunnen
raken. Gebruik uitsluitendsneeuwkettingen van SAE-klasse S.
Controleer nadat u ongeveer 0,5 - 1 km (0,3 - 0,6 mijl) hebt gereden
of de kettingen nog goed zitten.Span de kettingen of monteer zeopnieuw als ze los zitten.
WAARSCHUWING -
Monteren van
sneeuwkettingen
Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond en uit de buurt van het
overige verkeer voor het monteren
van de sneeuwkettingen. Zet de
alarmknipperlichten aan en plaats
indien mogelijk een
gevarendriehoek achter de auto.
Zet de transmissie in stand P,
activeer de parkeerrem en zet de
motor af alvorens de
sneeuwkettingen te monteren.
OTQ057011
Page 234 of 353

Rijden met uw auto
38
5
E120200AUN
Gebruik hoogwaardige
ethyleenglycol koelvloeistof
Uw auto wordt afgeleverd met een
koelsysteem dat gevuld is met
hoogwaardige ethyleenglycol
koelvloeistof. Alleen dit type koelvloeistof
helpt corrosie in het koelsysteem te
voorkomen, smeert de waterpomp
afdoende en voorkomt bevriezing van
het koelsysteem. Vervang de
koelvloeistof periodiek en vul het op de
juiste manier bij. Zie hiervoor hetonderhoudsschema in hoofdstuk 7.
Laat voor de winter controleren of de
koelvloeistof voldoende bescherming
tegen bevriezing biedt voor de te
verwachten winterse temperaturen. E120300AEN
Controleer de accu en de accukabels
In de winter krijgt de accu het extra
zwaar. Controleer de accu en de
accukabels en -klemmen visueel zoals
beschreven staat in hoofdstuk 7.
De ladingstoestand van de accu kan
worden gecontroleerd door een officiële
HYUNDAI-dealer of een servicestation. E120400AEN Laat de motor indien nodig vullen
met een speciale “winterolie”
In sommige landen wordt geadviseerd in de winter speciale winterolie te
gebruiken met een lagere viscositeit. Zie
hoofdstuk 9 voor meer informatie. Neem
contact op met een officiële HYUNDAI-
dealer als u niet weet wat voor soort olie
u moet gebruiken.
E120500AUN
Controleer de bougies en het ontstekingssysteem
Controleer de bougies zoals beschreven
staat in hoofdstuk 7 en vervang ze indien
nodig. Controleer ook de bedrading en
de onderdelen van hetontstekingssysteem op scheuren,
slijtage en andere vormen vanbeschadiging.
WAARSCHUWING
-
Sneeuwkettingen
Het rijgedrag van de auto kan door het gebruik van kettingen
negatief beïnvloed worden.
Rijd nooit sneller dan 30 km/h (20 mph) of sneller dan de door de
fabrikant aanbevolen snelheid.
Houd de laagste snelheid aan.
Rijd voorzichtig en vermijd oneffenheden, gaten, scherpe
bochten en andere situaties
waardoor de auto plotseling zoukunnen uitveren.
Vermijd het maken van scherpe bochten en het remmen met
geblokkeerde wielen.
OPMERKING
Kettingen die een verkeerde maat
hebben of niet goed gemonteerd
zijn, kunnen de remleidingen,wielophanging, carrosserie, envelgen van uw auto beschadigen.
Stop onmiddellijk en span de kettingen aan zodra u ze tegen deauto hoort tikken.
Page 235 of 353

539
Rijden met uw auto
E120600AUN
Voorkom bevriezing van de sloten
Spuit een goedgekeurde slotontdooier of
glycerine in het sleutelgat om bevriezing
van de sloten te voorkomen. Verwijder
het ijs van een bevroren slot door het in
te spuiten met een goedgekeurde
slotontdooier. Een inwendig bevroren slotkunt u proberen te ontdooien met behulp
van een verwarmde sleutel. Zorg ervoor
dat u zich niet brandt aan de verwarmdesleutel. E120700AEN
Gebruik goedgekeurde
ruitensproeiervloeistof
Vul het ruitensproeierreservoir met
ruitensproeierantivries volgens de
aanwijzingen op de verpakking om
bevriezing van het
ruitensproeiersysteem te voorkomen.
Ruitensproeierantivries is verkrijgbaar bij
een officiële HYUNDAI-dealer en de
meeste automaterialenzaken. Gebruik
geen koelvloeistof of andere middelen
omdat deze de lak kunnen beschadigen.E120800AUN
Voorkom vastvriezen van de parkeerrem Onder bepaalde omstandigheden kan de
parkeerrem in geactiveerde toestand
vastvriezen. De kans daar op is het
grootst als er rond de achterremmen
sprake is van een opeenhoping vansneeuw of ijs of als de remmen nat zijn.
Als de kans bestaat dat de parkeerrem
vast gaat vriezen, gebruik hem danalleen maar tijdelijk tijdens het in stand P
zetten van de transmissie (automatische
transmissie) of in de 1e versnelling of
achteruit zetten (handgeschakelde
transmissie) en het blokkeren van de
wielen. Deactiveer daarna de
parkeerrem.
E120900AUN
Voorkom dat ijs en sneeuw zich
ophopen aan de onderzijde vande auto
In sommige gevallen kunnen sneeuw en
ijs zich ophopen onder de schermen en
de bewegingen van de stuurinrichting
belemmeren. Controleer regelmatig of de
onderdelen van de stuurinrichting vrij
kunnen bewegen als u in
omstandigheden rijdt waarin
opeenhoping van sneeuw of ijs het geval
zou kunnen zijn
E121000AUN Neem de benodigde uitrusting
voor noodgevallen mee
Afhankelijk van de
weersomstandigheden waaronder u rijdt,kan het nodig zijn de juiste
voorzorgsmaatregelen te treffen en
bepaalde zaken mee te nemen. Onder
deze zaken vallen bijvoorbeeld
sneeuwkettingen, een sleepkabel of -
ketting, een zaklantaarn, een
alarmknipperlicht, zand, een schep,
hulpstartkabels, een ruitenkrabber,
handschoenen, een stuk zeil of een
kleed, een deken, enz.
Page 236 of 353
Rijden met uw auto
40
5
E140000BFD
Stel u voordat u met uw auto een
aanhanger gaat trekken eerst op de
hoogte van de wettelijke voorschriften.
Dat is noodzakelijk omdat de
voorschriften met betrekking tot de
aanhanger, de auto en dergelijke per
land kunnen verschillen. Vraag een
officiële HYUNDAI Erkend Reparateur
om meer informatie voordat u met uw
auto een aanhanger gaat trekken.
✽✽
AANWIJZING- Europa
Page 237 of 353

541
Rijden met uw auto
Let op dat rijden met een aanhanger
anders is dan rijden zonder aanhanger.
Bij rijden met een aanhanger is de
besturing anders en nemen slijtage en
brandstofverbruik toe. Voor goed en veilig
rijden met een aanhanger is het
belangrijk dat de aanhanger technisch inorde is en op de juiste manier aan de
auto is gekoppeld.
In dit hoofdstuk worden een aantal
belangrijke aanwijzingen en
veiligheidsregels genoemd. Veel van
deze hebben betrekking op uw eigen
veiligheid en die van uw passagiers.
Lees dit hoofdstuk daarom zorgvuldig
door voordat u gaat rijden met een
aanhanger.
Bepaalde onderdelen, zoals de motor, de
transmissie en de banden, worden door
het getrokken extra gewicht zwaarder
belast. De motor moet wat meer toeren
maken en moet meer vermogen leveren.Hierdoor neemt ook de
warmteontwikkeling toe. De aanhanger
zorgt bovendien voor een hogere
luchtweerstand, waardoor de belasting
nog verder toeneemt.E140100AUN
Trekhaak
Een goede trekhaak is zéér belangrijk.
Zijwind, rukwinden door passerende
vrachtwagens en hobbelige wegen
vormen een zware belasting voor de
trekhaak. Neem de volgende regels inacht:
Moeten er voor het bevestigen van de
trekhaak gaten worden geboord in het
chassis? Zorg er in dat geval voor dat,
wanneer de trekhaak weer wordt
verwijderd, deze gaten weer wordenafgedicht.
Als dat niet gebeurt, zouden
koolmonoxide (CO) uit de uitlaat,
alsmede stof en water in het interieur
terecht kunnen komen.
De bumper is niet geschikt voor het monteren van een trekhaak. Monteer
nooit een trekhaak los op de bumper.
Gebruik alleen een trekhaak die op het
chassis moet worden bevestigd. E140200AUN
Losbreekvoorziening
Bevestig altijd een stalen kabel of ketting
tussen de aanhanger en de auto. Laat de
kabel onder de koppeling doorlopen,
zodat bij het losraken van de originele
koppeling de dissel de grond niet kan
raken.
Mogelijk worden door de fabrikant van de
trekhaak of aanhanger ook instructiesmet betrekking tot de
losbreekvoorziening geleverd. Volg de
instructies van de fabrikant altijd op bij
het bevestigen van een
losbreekvoorziening. Bevestig de kabel
of ketting niet te strak, zodat de
aanhanger vrij kan bewegen in bochten.
Laat de kabel of ketting niet over de
grond slepen.
Page 238 of 353

Rijden met uw auto
42
5
E140300AUN
Remsysteem aanhanger
Controleer of uw aanhanger voldoet aan
de wettelijke voorschriften als uw
aanhanger is uitgerust met eenremsysteem.
Als uw aanhanger zwaarder is dan het maximaal toegestane ongeremde
aanhangergewicht, moet de aanhanger
zijn voorzien van een eigen, goed
werkend remsysteem. Volg de instructies
van de fabrikant voor het gebruiken,
afstellen en onderhouden van het
remsysteem van de aanhanger.
Breng nooit wijzigingen aan in het
remsysteem van de auto. E140400AUN
Rijden met een aanhanger
Voor het rijden met een aanhanger is
enige ervaring vereist. Ga, voordat u zich
op de openbare weg begeeft, eerst
oefenen met het rijden met een
aanhanger. Probeer vertrouwd te raken
met het gewijzigde stuur- en remgedrag.Houd altijd in gedachten dat de auto metaanhanger langer is en minder snel
reageert.
Controleer voordat u gaat rijden de
bevestiging van de koppeling en de
losbreekvoorziening, de elektrische
aansluiting, de verlichting, de banden en
de afstelling van de spiegels. Als de
aanhanger is voorzien van elektrischeremmen, controleer dan de remmen door
langzaam te gaan rijden met deaanhanger en de remmen handmatig te
bekrachtigen. Dit is tevens een goede
controle van de elektrische aansluiting.
Controleer tijdens het rijden af en toe of
de lading nog goed vastzit en of de
verlichting en de remmen nog werken. E140401AUN
Afstand tot voorganger
Houd tenminste tweemaal zo veel
afstand als tijdens het rijden zonder
aanhanger. Hierdoor kunt u plotselingeremacties en uitwijkmanoeuvres
voorkomen.
E140402AUN
Inhalen
Het inhalen met een aanhanger neemt
meer tijd in beslag. Bovendien moet u
door de extra lengte de in te halen auto
verder voorbij voordat u weer terug kunt
keren naar de oorspronkelijke rijbaan.
E140403AUN
Achteruitrijden
Houd het stuurwiel aan de onderzijde
vast met één hand. Beweeg uw handnaar links om de aanhanger naar links te
laten gaan. Beweeg uw hand naar rechtsom de aanhanger naar rechts te laten
gaan. Rijd altijd langzaam achteruit enlaat u indien mogelijk door iemandanders begeleidenWAARSCHUWING
-
Remsysteem aanhanger
Ga niet rijden met een aanhanger
met eigen remsysteem voordat dit
systeem goed is afgesteld. Voor het
afstellen is specifieke vakkennis
benodigd. Laat dit daarom
uitvoeren bij een gespecialiseerd
bedrijf.
Page 239 of 353

543
Rijden met uw auto
E140404AUN
Rijden in bochten
Rijd met een aanhanger ruimer door
bochten dan normaal. Anders kan de
aanhanger te veel naar binnen komen en
stoepranden, verkeersborden, bomen
enz. raken. Voorkom schokkerige en
plotselinge manoeuvres. Geen ruim van
tevoren richting aan.
E140405AUN
Richtingaanwijzers aanhanger
De aanhanger dient te zijn voorzien van
richtingaanwijzers. Als u de
richtingaanwijzers inschakelt, gaan de
groene pijlen in het instrumentenpaneel
knipperen. De richtingaanwijzers van deaanhanger dienen gelijktijdig mee teknipperen.Ook als de richtingaanwijzers van de
aanhanger niet werken, zullen de groene
pijlen in het instrumentenpaneel
knipperen. Zodoende kunt u denken dat
achteropkomende bestuurders zien dat u
richting aangeeft, terwijl dit niet het geval
is. Daarom is het belangrijk om af en toe
te controleren of de richtingaanwijzers
van de aanhanger nog werken.Controleer steeds na het opnieuw
aankoppelen van de aanhanger of de
verlichting en de richtingaanwijzers
werken.
Sluit de verlichting van de aanhanger niet
rechtstreeks aan op de verlichting van de
auto. Gebruik hiervoor speciale
goedgekeurde bedrading.
Raadpleeg uw HYUNDAI Erkend
Reparateur voor meer informatie.
E140406ATQ
Rijden op hellingen
Verminder snelheid en schakel naar een
lagere versnelling voordat u een lange of
steile helling afrijdt. Als u niet
terugschakelt, moet u de remmen vaker
intrappen waardoor deze oververhit
raken en niet meer goed werken.
Schakel bij het oprijden van een lange
helling terug en verminder snelheid tot
ongeveer 70 km/h (45 mph). Hierdoor
wordt voorkomen dat de motor en de
transmissie oververhit raken.
Rijd in stand D wanneer de auto uitgerust
is met een automatische transmissie en
u met een aanhanger rijdt die meer
weegt dan het maximaal toegestane
ongeremde aanhangergewicht.
Wanneer u in stand D rijdt met een
aanhanger wordt de levensduur van de
transmissie door een lagere
bedrijfstemperatuur verlengd.
WAARSCHUWING
Het gebruik van niet goedgekeurde
bedrading kan schade aan het
elektrisch systeem van de auto
en/of persoonlijk letsel
veroorzaken.
Page 240 of 353

Rijden met uw auto
44
5
E140407BUN
Parkeren op een helling
Als u een aanhanger achter de auto hebt
gekoppeld is het niet verstandig om uw
auto op een helling te parkeren. Als de
auto met aanhanger naar beneden zou
rollen, zouden deze beschadigd kunnen
raken of ernstig letsel aan voorbijgangerskunnen toebrengen. Is het niet anders mogelijk dan de auto
op een helling te parkeren, doe dit dan
als volgt:
1. Zet de auto op de parkeerplaats. Draai
het stuurwiel in de richting van de
stoeprand (rechtsom als u parkeert opeen aflopende helling, linksom op eenstijgende helling).
WAARSCHUWING -
Parkeren op een helling
Als u de auto met aanhanger op
een helling parkeert, kunnenmensen ernstig letsel oplopen of
zelfs dodelijk gewond raken als
aanhanger onbedoeld los zou
raken van de auto.
OPMERKING
Als met een zwaarbeladen auto of een aanhanger bij hoge
buitentemperaturen (meer dan35°C) heuvelop gereden wordt,moet in de brandstoftank nog minimaal 5 liter brandstof aanwezig
zijn om afname van het vermogendoor oververhitting van debrandstof en schade aan het
brandstofinspuitingssysteem tevoorkomen.
OPMERKING
Houd de motortemperatuur goed in de gaten als u met een
aanhanger een steile helling(meer dan 6%) oprijdt. Hierdoorkan de motor oververhit raken. Als de
koelvloeistoftemperatuurmeteraangeeft dat de motor oververhit dreigt te raken, breng de auto dan
op een veilige plaats tot stilstandom de motor af te laten koelen.Zodra de motor voldoende isafgekoeld, kunt u uw weg
vervolgen.
Pas uw snelheid aan afhankelijk van het gewicht van deaanhanger en de hellingshoekvan de weg, zodat de motor en de
transmissie niet oververhit raken.