Page 337 of 353

Onderhoud
74
7
OPMERKING
Ga niet met scherpe voorwerpen
over de binnenzijde van deachterruit. Hierdoor kunnen de
draden van deachterruitverwarming beschadigd raken.
Onderhoud interieur
G230201BUN
Onderhoud interieur - Algemeen
Voorkom dat bijtende vloeistoffen als
parfum en cosmetische oliën in aanraking
komen met het dashboard, omdat deze
beschadiging of verkleuring kunnen
veroorzaken. Indien deze stoffen toch met
het dashboard in aanraking komen, moeten
ze direct worden verwijderd. Raadpleeg de
instructies voor het reinigen van kunststof. G230202AUN
Interieurbekleding reinigen
Kunststof
Verwijder stof en los vuil van de kunststof bekleding met een plumeau of een
stofzuiger. Reinig de kunststof
oppervlakken met een vinylreiniger.
Stoffen
Verwijder stof en los vuil van de stoffen bekleding met een plumeau of een
stofzuiger. Reinig met een zachte
zeepoplossing die geschikt is voor
bekleding of vloerbedekking. Verwijder
nieuwe vlekken onmiddellijk met een
vlekkenverwijderaar. Wanneer nieuwe
vlekken niet direct verwijderd worden,
kunnen er permanente vlekken of
verkleuringen in de bekleding
achterblijven. Daarnaast kunnen de
brandwerende eigenschappen
verminderen wanneer de bekleding niet
op de juiste wijze wordt onderhouden.G230203AUN
Veiligheidsgordels reinigen
Reinig de gordels met een zachte
zeepoplossing die speciaal geschikt is
voor het reinigen van bekleding en tapijt.
Volg de aanwijzingen op het etiket van
het reinigingsmiddel. Bleek of verf de
gordels nooit omdat dit een negatieve
invloed op de sterkte van de gordel kan
hebben.
G230204AUN
Binnenzijde ruiten reinigen
Als de ruiten aan de binnenzijde snel
beslagen raken (vette aanslag), moeten
ze gereinigd worden met een speciale
glasreiniger. Volg de aanwijzingen op het
etiket van de glasreiniger.OPMERKING
Zorg ervoor dat water en andere
vloeistoffen nooit in contact komenmet elektrische/elektronische
componenten in de auto omdat zedan beschadigd kunnen raken.
OPMERKING
Het gebruik van andere dan de
voorgeschrevenreinigingsmiddelen en procedureskan het uiterlijk van de stofaantasten en de brandwerende
eigenschappen verminderen.
OPMERKING
Gebruik voor het reinigen van lederenonderdelen (stuurwiel, stoelbekleding
enz.) een mild reinigingsmiddel ofoplossingen met een lage concentratie alcohol. Door hetgebruik van oplossingen met eenhoge concentratie alcohol of
zure/basische reinigingsmiddelen kan de kleur van de lederenonderdelen verbleken of hetoppervlak ervan loskomen.
Page 338 of 353

775
Onderhoud
EMISSIEREGELSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
G270000AEN
Op het emissieregelsysteem van uw auto
is een aangepaste garantieregeling van
toepassing. Raadpleeg de garantie-
informatie in het boekje Garantie &
Onderhoud voor meer informatie.
Uw auto is uitgerust met een emissieregelsysteem om aan alle
emissienorm te voldoen.
Er zijn drie emissieregelsystemen, namelijk:
(1) Carterventilatiesysteem
(2) Brandstofdampafzuigsysteem(3) Emissieregelsysteem
Om de goede werking van de
emissieregelsystemen te garanderen, is
het aan te raden uw auto door een
officiële HYUNDAI-dealer te laten
controleren en onderhouden volgens het
onderhoudsschema in dit boekje. Opmerking bij controle en onderhoud(met ESP)
Om overslaan van de motor tijdens
het testen op een rollenbank te
voorkomen, moet het ESP-systeem
worden uitgeschakeld door de ESP-
schakelaar in te drukken.
Schakel na de rollenbanktest het ESP-systeem weer in door
nogmaals op de ESP-schakelaar tedrukken. G270100AUN
1. Carterventilatiesysteem
Het carterventilatiesysteem voorkomt dat
lekgassen uit het carter in de atmosfeer
terechtkomen. Bij dit systeem wordt
schone, gefilterde lucht via de
luchtinlaatslang naar het carter gevoerd.
In het carter wordt de lucht vermengd
met de lekgassen en vervolgens via de
PCV-klep naar het luchtinlaatsysteem
gevoerd.. G270200AEN
2. Brandstofdampafzuigsysteem
Het brandstofdampafzuigsysteem is
ontworpen om te voorkomen dat
brandstofdampen in de atmosfeer
terechtkomen.
Page 339 of 353

Onderhoud
76
7
G270201AUN
Reservoir
De brandstofdampen die vrijkomen in de
brandstoftank worden geabsorbeerd en
opgeslagen in een reservoir. Als de
motor draait worden de opgeslagen
brandstofdampen via de magneetklep
dampafvoer naar het inlaatsysteem
gevoerd.
G270202AUN
Magneetklep dampafvoer (PCSV -
Purge Control Solenoid Valve)
De magneetklep dampafvoer wordt
aangestuurd door de motor-ECU; als de
koelvloeistoftemperatuur laag is bij
stationair draaien, is de PCSV gesloten
en wordt de verdampte brandstof niet
naar de motor toegevoerd. Als de motor
op bedrijfstemperatuur is, wordt tijdens
normaal rijden de verdampte brandstofvia de geopende PCSV naar de motor
gevoerd. G270300AUN
3. Emissieregelsysteem Het emissieregelsysteem is een uiterst
effectief systeem dat de uitstoot van
schadelijke stoffen tot een minimum
beperkt zonder dat dit ten koste gaat van
de prestaties.
G270301AUN
Aanpassingen aan de auto
Er mogen geen aanpassingen aan deze
auto worden gedaan. Door
aanpassingen kunnen de prestaties, de
veiligheid of de levensduur van uw auto
beïnvloed worden. Aanpassingen
kunnen zelfs in strijd zijn met
overheidsbepalingen en
milieuvoorschriften.
Daarnaast kunnen schade of problemen
met de prestaties als gevolg vanaanpassingen mogelijk niet onder de
garantie vallen.
G270302AUN
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot uitlaatgassen
(koolmonoxide)
Koolmonoxide kan samen met andere uitlaatgassen aanwezig zijn. Laat het
uitlaatsysteem van uw auto directcontroleren en indien nodig repareren
indien u in het interieur uitlaatgas ruikt.Rijd niet met de auto als u in het
interieur uitlaatgassen ruikt, maar als
het niet anders kan, rijd dan met alle
ruiten volledig geopend. Laat uw autoonmiddellijk controleren en repareren.
WAARSCHUWING -
Uitlaatgas
Uitlaatgassen bevatten onder
andere het reukloze en kleurloze
gas koolmonoxide (CO) dat bijinademing dodelijk kan zijn.
Hoewel het kleurloos en reukloos
is, is het gevaarlijk en kan het bij
inademing dodelijk zijn. Neem de
volgende aanwijzingen in acht ter
voorkoming van
koolmonoxidevergiftiging.
Page 340 of 353

777
Onderhoud
Laat de motor in een afgesloten ruimte(bijvoorbeeld een garage) niet langer
draaien dan nodig is om de auto naar
binnen of naar buiten te rijden.
Stel het ventilatiesysteem zo af dat er verse buitenlucht naar het interieur
gevoerd wordt als de auto in een open
ruimte stilstaat terwijl de motor wat
langer moet blijven draaien.
Blijf nooit met draaiende motor gedurende langere tijd in eenstilstaande auto zitten.
Als de motor afslaat of niet wil aanslaan en er teveel startpogingen
ondernomen worden, kan hetemissieregelsysteem beschadigd
raken. G270303BENVoorzorgsmaatregelen katalysator
(indien van toepassing)
Uw auto is uitgerust met een katalysator
ten behoeve van de emissieregeling.
Daarom moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht wordengenomen:
Gebruik bij een benzinemotor uitsluitend LOODVRIJE BENZINE.
Gebruik de auto niet als de motor duidelijk storingen vertoont, zoals
overslaan of vermogensverlies. Doe geen dingen die slecht zijn voor
de motor. Voorbeelden hiervan zijn: de
auto in de versnelling laten uitrollenterwijl het contact in stand LOCK staat
en een helling af rijden met het contactin stand LOCK.
Laat de motor niet langdurig (5 minuten of langer) met een hoog
stationair toerental draaien.
Voer zelf geen aanpassingen of wijzigingen uit aan de motor of het
emissieregelsysteem. Alle controles en
afstellingen moeten door een erkende
HYUNDAI-dealer uitgevoerd worden.
Voorkom rijden met een extreem laag brandstofniveau. Het leegrijden van de
tank kan leiden tot overslaan van de
motor en overbelasting van de
katalysator.
Wanneer bovenstaande
voorzorgsmaatregelen niet in acht
worden genomen, kan schade aan dekatalysator en aan uw auto ontstaan.
Bovendien kan hierdoor de garantie
vervallen.
WAARSCHUWING - Brand
Een heet uitlaatsysteem kan brandbare materialen in brand
doen vliegen.
Vermijd contact tussen de auto en brandbare materialen zoals gras,
planten, papier, bladeren, enz. door
niet in de nabijheid daarvan te
parkeren of te rijden, of de motorstationair te laten draaien.
Page 341 of 353
8
Voertuig-identificatienummer (VIN) / 8-2
Voertuigcertificatielabel / 8-2
Bandenspanningslabel / 8-3
Motornummer / 8-3
Consumenteninformatie
Page 342 of 353
Consumenteninformatie
2
8
H010000BTQ
Het voertuig-identificatienummer (VIN) is
het nummer dat gebruikt wordt bij de
registratie van uw auto en bij alle zaken
die te maken hebben met eigendom,enz. Het VIN staat ook op een plaatje dat is
bevestigd aan de bovenzijde van het
dashboard. Het nummer op dit plaatje
kunt u van buitenaf goed zien door de
voorruit.
H020000AUN
Op het voertuigcertificatielabel op de middenstijl aan bestuurderszijde (of
voorpassagierszijde) staat het voertuig-
identificatienummer (VIN).VOERTUIGCERTIFICATIE
-
LABEL
VOERTUIG-
IDENTIFICATIENUMMER (VIN)
OTQ087001OEN086004N
VIN (indien van toepassing)Chassisnummer
OTQ087002
Page 343 of 353
83
Consumenteninformatie
H030000AUN
De banden waarmee uw nieuwe auto is
uitgerust zijn zorgvuldig geselecteerd
voor de beste prestaties onder normale
rijomstandigheden. Op het bandenspanningslabel op de middenstijl aan bestuurderszijde staan
de bandenspanningen voor de
verschillende gebruiksomstandigheden.H04000AUN
Het motornummer is in het motorblok ingeslagen op de plaats die in de
afbeelding is aangegeven.
MOTORNUMMER
BANDENSPANNINGSLABEL
OTQ087003
B060B01P
OTQ087004
B060D01P
4D56 Dieselmotor
A2.5 Dieselmotor
Benzinemotor
Page 344 of 353
9
Afmetingen / 9-2
Wattage gloeilampen / 9-2
Banden en wielen / 9-3
Aanbevolen smeermiddelen en hoeveelheden / 9-4
Specificaties