Introductie
6
1
CONTROLELAMPJES IN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
(indien van toepassing)
Controlelampje grootlicht
Controlelampjes richtingaanwijzers
Waarschuwingslampje ABS (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje parkeerrem en
remvloeistofniveau
Oliedruklampje
Controlelampje motormanagement
(indien van toepassing)
Waarschuwingslampje AIRBAG (indien van toepassing)
Controlelampje startblokkeersysteem
(indien van toepassing)
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Controlelampje voorgloeien (alleen dieselmotor)
Waarschuwingslampje brandstoffilter (alleen dieselmotor)
* Zie voor meer informatie deel Instrumentenpaneel in hoofdstuk 4.
Waarschuwingslampje laadsysteem
A050000ATQ
Waarschuwingslampje open portier
Controlelamp O/D OFF (indien van toepassing)O/D
OFF
Waarschuwingslampje open achterklep
Controlelampje ESP (indien van toepassing)
Controlelampje ESP OFF (indien van toepassing)
321
Veiligheidsysteem van uw auto
✽✽AANWIJZING
Zowel de gordelspanner voor de bestuurder als die voor de
voorpassagier wordt bij bepaalde
frontale aanrijdingen geactiveerd.
Wanneer de gordelspanners
geactiveerd worden, kan een luide
knal hoorbaar zijn en kan er fijn stof,
dat doet denken aan rook, zichtbaar
worden in het
passagierscompartiment. Dat zijn
normale verschijnselen en het stof is
niet schadelijk.
De fijne stof is normaal gesproken onschadelijk, maar kan bij personen
met een gevoelige huid irritatie
veroorzaken. Tevens dient langdurig
inademen van de stof vermeden te
worden. Was de aan het stof
blootgestelde huid zorgvuldig na een
ongeval waarbij de gordelspanners
zijn geactiveerd. ✽✽
AANWIJZING
Omdat de sensor die de airbag activeert
in verbinding staat met de
gordelspanner, zal het
waarschuwingslampje AIRBAG in
het dashboard gedurende ongeveer 6
seconden gaan branden nadat het
contact in stand ON wordt gezet.
Daarna zou het lampje uit moeten gaan.WAARSCHUWING
Voor een optimale werking van de
gordelspanner:
1. De veiligheidsgordel moet goed werken en goed afgesteld zijn.
Lees a.u.b. de informatie en de
voorzorgsmaatregelen metbetrekking tot de
veiligheidssystemen - inclusief
veiligheidsgordels en airbags - in
uw auto in deze handleiding
zorgvuldig door en volg de
aanwijzingen op.
2. Zorg ervoor dat u en uw passagiers de veiligheidsgordelste allen tijde op de juiste manier
dragen.
OPMERKING
Als de gordelspanner niet goed
werkt, zal dit waarschuwingslampje
gaan branden, ook al is er geendefect aan het airbagsysteem. Als het waarschuwingslampje AIRBAG niet gaat branden als het contact in
stand ON wordt gezet, als het niet dooft nadat het gedurendeongeveer 6 seconden heeft gebrand, of als het gaat branden
tijdens het rijden, laat dan hetgordelspanner- en/of hetairbagsysteem zo spoedig mogelijk controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Veiligheidsysteem van uw auto
22
3
C020300AUN
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheidsgordels(Vervolg)
Een onjuiste behandeling van de
onderdelen van het
gordelspannersysteem en het
niet opvolgen van de
waarschuwingen kunnen leiden
tot een onvolledige werking of
het onverhoeds activeren van de
gordelspanner en tot ernstigletsel.
Draag te allen tijde de veiligheidsgordel wanneer u ineen auto rijdt of meerijdt.
Als de auto of de gordelspanner moet worden afgevoerd, dient ucontact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer.WAARSCHUWING
Gordelspanners zijn ontworpen voor eenmalig gebruik. Nadat een
gordelspanner is geactiveerd,
moet deze worden vervangen.
Alle veiligheidsgordels dietijdens een aanrijding zijn
gebruikt, moeten compleet
vervangen worden.
Het mechanisme van de gordelspanners wordt tijdens het
activeren heet. Raak de
onderdelen van het
gordelspannersysteem niet aan
nadat ze geactiveerd zijn.
Probeer nooit zelf de gordelspanners te controleren of
te vervangen. Laat dit over aan
een officiële HYUNDAI-dealer.
Sla niet op de onderdelen van het gordelspannersysteem.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Alle inzittenden moeten te allen
tijde hun veiligheidsgordel dragen.
Veiligheidsgordels en kinderzitjes
beperken de kans op letsel in geval
van een aanrijding of een
noodstop. Als de veiligheidsgordel
niet gedragen wordt, kunnen de
inzittenden te dicht bij een zich
vullende airbag komen, delen in het
interieur van de auto raken of uit de
auto geslingerd worden. Juist
gedragen veiligheidsgordels
reduceren deze gevaren in
aanzienlijke mate.
Volg altijd de
voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot veiligheidsgordels,
airbags en de veiligheid voor deinzittenden in dit instructieboekje
zorgvuldig op.
325
Veiligheidsysteem van uw auto
C020400AEN
Verzorging van de
veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels mogen niet
gedemonteerd of gemodificeerd worden.
Verder moet er op worden gelet dat de
gordels en de onderdelen daarvan niet
beschadigd worden door de scharnieren
van de stoelen, de portieren of
anderszins.C020401AUN
Periodieke controle
Geadviseerd wordt de veiligheidsgordels
periodiek op slijtage en beschadiging te
controleren. Beschadigde onderdelen
dienen zo spoedig mogelijk vervangen te
worden.
C020402AUN
Houd de gordels schoon en droog
De veiligheidsgordels moeten schoon en
droog gehouden worden. Als ze vuil
geworden zijn, kunnen ze worden
gereinigd met een milde zeepoplossing
en warm water. Bleekmiddelen,
kleurstoffen, sterke oplosmiddelen ofreinigingsmiddelen met schurende
bestanddelen mogen niet worden
gebruikt omdat ze het gordelmateriaal
kunnen beschadigen of verzwakken. C020403AEN
Wanneer moeten de veiligheidsgordels
vervangen worden
De veiligheidsgordels moeten in hun
geheel worden vervangen als de auto bij
een aanrijding betrokken is. Dat is ook
het geval als de veiligheidsgordels niet
zichtbaar beschadigd zijn. Neem voor
meer informatie over de werking van de
veiligheidsgordels contact op met een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Beschadig de veiligheidsgordel en
de gesp niet als u de neergeklapte
rugleuning van de achterbank weer
in zijn oorspronkelijke positie zet.
Zorg ervoor dat de gordel of gesp
niet klem komen te zitten tussen de
achterbank. Een beschadigde
gordel of gesp is minder sterk enkan bij een aanrijding of noodstop
dienst weigeren, waardoor ernstigletsel kan ontstaan.
Laat een veiligheidsgordel
onmiddellijk vervangen als het
materiaal van de gordel of de gesp
is beschadigd.
WAARSCHUWING
Als de rugleuning te ver horizontaal
staat, neemt de kans op letsel bijeen aanrijding of een noodstop
aanzienlijk toe. De bescherming diede veiligheidssystemen
(veiligheidsgordels en airbags)
bieden, neemt aanzienlijk af als derugleuning te ver horizontaal staat.
De veiligheidsgordel moet strak
over uw heupen en borst lopen voor
een maximale effectiviteit. Hoe
verder de rugleuning naar achteren
staat, hoe groter de kans is dat deinzittende bij een aanrijding onder
het heupgedeelte van de gordel
door schiet of dat de nek in
aanraking komt met het
schoudergedeelte van de gordel.
Bestuurder en passagiers moeten
altijd goed in hun stoel zitten, de
gordel op de juiste manier dragen
en de rugleuning zo ver mogelijk
rechtop zetten.
Veiligheidsysteem van uw auto
28
3
C030100AEN
Gebruiken van een kinderzitje
Voor kleine kinderen en baby's is het
gebruik van een kinderzitje wettelijk
voorgeschreven. Dit kinderzitje moet de
juiste maat hebben voor het kind en dient
volgens de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant te worden geplaatst. Wij adviseren u het kinderzitje uit
veiligheidsoverwegingen op de
zitplaatsen achter te gebruiken.
CRS09
OTQ037038
Kinderzitjes waarin het kind met het gezicht naar
voren wordt vervoerd
Kinderzitjes waarin het kind met het gezicht naar
achteren wordt vervoerd
WAARSCHUWING
Plaats nooit een kinderzitje waarbij
het kind met het gezicht naar
achteren gericht zit op de stoel van
de voorpassagier. Wanneer de
geactiveerde airbag het zitje met
een grote kracht raakt, kan het kindernstig letsel oplopen.
WAARSCHUWING -
Plaatsen van het kinderzitje
Een kind kan bij een aanrijding ernstig letsel oplopen als het
kinderzitje niet goed gemonteerdis of als het kind niet goed
vastgezet is in het kinderzitje.
Lees voor u het kinderzitje
installeert eerst de handleiding
van de fabrikant.
Als de veiligheidsgordel niet functioneert zoals beschreven
staat, ga dan onmiddellijk naar
uw officiële HYUNDAI-dealer omhet systeem na te laten kijken.
Wanneer u de aanwijzingen in dit instructieboekje en de instructies
bij het kinderzitje niet opvolgt,
neemt de kans op en de ernst van
letsel bij een aanrijding toe.
341
Veiligheidsysteem van uw auto
C040100ATQ
Onderdelen aanvullend veiligheidssysteem en functies
De onderdelen van het aanvullend
veiligheidssysteem zijn:
1. Airbag bestuurder
2. Airbag voorpassagier*
3. Blokkeerautomaten metgordelspanners*
4. Waarschuwingslampje AIRBAG
5. Airbagmodule (SRSCM)
6. Airbagsensoren vóór
*: indien van toepassing De SRSCM controleert constant alle
componenten van het systeem als hetcontact in stand ON staat om te bepalen
of een frontale aanrijding of een
aanrijding van opzij zwaar genoeg is omde airbags of de gordelspanners te
activeren.
Het waarschuwingslampje AIR BAG op
het dashboard brandt na het in stand ON
zetten van het contact gedurende 6
seconden en moet vervolgens uit gaan.
Als een van de volgende condities zich
voordoen, kan dat duiden op een storing
in het airbagsysteem. Laat het
airbagsysteem van uw auto zo snelmogelijk controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer
Het lampje gaat niet kort branden als
het contact in stand ON wordt gezet.
Het lampje gaat niet na ongeveer 6
seconden uit, maar blijft branden.
Het lampje gaat branden tijdens het
rijden. De airbags vóór bevinden zich in het
stuurwiel en boven het dashboardkastje.
Als de SRSCM oordeelt dat de kracht
waaraan de voorzijde van de auto wordt
blootgesteld een bepaalde
drempelwaarde overschrijdt, activeert hij
automatisch de airbags vóór.
B240B01L
Airbag bestuurder (1)
OTQ038160L
343
Veiligheidsysteem van uw auto
C040400BTQ
Airbag bestuurder en voorpassagier
(indien van toepassing)
Uw auto is uitgerust met een aanvullend
veiligheidssysteem (airbags) en een
driepuntsgordel voor zowel de
bestuurder als de voorpassagier. Dat uw
auto voorzien is van een dergelijk
systeem blijkt uit de letters SRS AIR BAG
die in reliëf aanwezig zijn op het
stuurwiel en op het paneel boven het
dashboardkastje.
Het aanvullend veiligheidssysteem
bestaat uit airbags die zich bevinden in
het stuurwiel en boven het
dashboardkastje.
WAARSCHUWING
Als de airbag geactiveerd wordt, is er een luide knal hoorbaar en
komt er fijn stof vrij in de auto.
Dit is normaal en niet gevaarlijk -
het fijne poeder wordt gebruikt bij
het vouwen van de airbags. Het
stof dat vrijkomt bij het activeren
van de airbag kan huid- of
oogirritatie veroorzaken en
astmatische klachten bij
daarvoor gevoelige personen
verergeren. Was de huid die in
aanraking gekomen is met het
stof dat vrijkomt bij het activeren
van de airbag altijd af met
handwarm water en een milde
zeepoplossing.
(Vervolg)(Vervolg)
Het aanvullendveiligheidssysteem werkt allen als het contact in stand ON staat.
Als het waarschuwingslampje
AIR BAG niet gaat branden of als
het ook blijft branden als er na
het in stand ON zetten van het
contact 6 seconden verstreken
zijn of de motor gestart is, of alshet gaat branden tijdens het
rijden, werkt het aanvullend
veiligheidsysteem niet goed. Laat
in dat geval uw auto direct
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zet voor het vervangen van een zekering of het losnemen van een
accukabel het contact eerst instand LOCK en verwijder de
contactsleutel. Vervang of
verwijder een zekering die aan
het airbagsysteem gerelateerd isnooit als het contact in stand ON
staat. Het niet opvolgen van deze
waarschuwing zal ertoe leiden
dat het waarschuwingslampje
AIR BAG zal gaan branden.
OTQ037024
Airbag bestuurder
345
Veiligheidsysteem van uw auto
(Vervolg)
Er mogen geen objecten op of inde buurt van de airbags in het
stuurwiel, op hetinstrumentenpaneel of op het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje worden
geplaatst omdat dergelijke
voorwerpen letsel kunnen
veroorzaken als de airbags bij
een aanrijding geactiveerd
worden.
Stel de onderdelen van het airbagsysteem niet bloot aan
schokken en neem de bedrading
van het airbagsysteem ook niet
los. Als u dat wel doet kunt u
letsel oplopen omdat de airbags
onverwacht geactiveerd kunnen
worden of juist niet geactiveerd
worden wanneer dat wel nodig is.
(Vervolg)(Vervolg)
Als het waarschuwingslampjevan het airbagsysteem blijft
branden tijdens het rijden, moet
het airbagsysteem zo spoedig
mogelijk worden gecontroleerd
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Een airbag kan slechts één keer gebruikt worden - laat een
geactiveerde airbag direct
vervangen door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Het aanvullend veiligheidssysteem is zodanig
ontworpen dat de airbags vóór
alleen geactiveerd worden als de
kracht van de aanrijding een
bepaalde drempel overschrijdt ende aanrijding plaatsvindt ondereen hoek die kleiner is dan 30°
ten opzichte van de lengteas van
de auto. Verder kunnen de
airbags maar één keer gevuld
worden. Draag te allen tijde de
veiligheidsgordel.
(Vervolg)(Vervolg)
De airbags vóór zijn nietontworpen om geactiveerd te
worden bij een aanrijding van
opzij, van achteren of bij het over
de kop slaan van de auto. Verder
zullen de airbags vóór niet
worden geactiveerd als de kracht
van de aanrijding de
drempelwaarde niet overschrijdt.
(Vervolg)