Page 81 of 289

Touch™ systeem worden in- en uitgeschakeld, raad-
pleeg "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw auto"
voor meer informatie. TIJDSCHAKELAAR
KOPLAMPVERLICHTING
Deze functie zorgt ervoor dat u nog ca. 90 seconden
lang gemak hebt van het veilige licht van de koplampen
wanneer u de auto verlaat in een onverlichte omgeving.
Als u deze functie wilt activeren, zet u de contactscha-
kelaar in de stand OFF terwijl de koplampen nog
branden. Schakel vervolgens binnen 45 seconden de
koplampen uit. De uitschakelvertraging wordt geacti-
veerd zodra u de koplampen uitschakelt. OPMERKING:Als u deze functie wilt activeren,
moeten de koplampen binnen 45 seconden na het
uitzetten van de contactschakelaar worden uitgescha-
keld.
Het systeem zal de vertraging opheffen wanneer u de
koplampen, de stadslichten of de contactschakelaar
weer in de stand ON zet.
Als u de koplampen uitschakelt voordat u het contact
uitschakelt, schakelen ze op de normale manier uit. OPMERKING: De uitschakelvertraging van de kop-
lampen kan worden geprogrammeerd met het
Uconnect Touch™ systeem, raadpleeg "Uconnect
Touch™ instellingen in "Uw auto" voor meer
informatie. DAGRIJVERLICHTING — INDIENAANWEZIG
De verlichting overdag schakelt in (ON) in de eerste
periode nadat de keuzehendel uit de stand PARK
wordt gezet en blijft aan (ON) tenzij de parkeerrem
wordt geactiveerd. Zodra de PARK stand wordt inge-
schakeld, schakelt de verlichting overdag uit (OFF). De
verlichting overdag schakelt bij het afzetten van het
contact uit (OFF). OPMERKING:
De dagrijverlichting kan worden in-
en uitgeschakeld met het Uconnect Touch™ systeem,
raadpleeg "Uconnect Touch™ instellingen — Door de
klant programmeerbare functies" in "Uw auto" voor
meer informatie.
WAARSCHUWINGSSIGNAAL LICHTEN AAN
Als u de koplampen of stadslichten laat branden nadat
het contact op OFF is gezet, hoort u een waarschu-
wingssignaal wanneer u het bestuurdersportier opent.
VOOR- EN ACHTERMISTLAMPEN - INDIEN AANWEZIG
De schakelaar voor de mistlampen vóór is geïntegreerd
in de lichtschakelaar. (afb. 51)
De mistlichten voor en achter kunt u naar wens
gebruiken als het zicht door mist is verslechterd.
De mistlampen worden in deze volgorde inge-
schakeld: als u de schakelaar koplampen één keer in-
drukt, gaan de mistkoplampen aan. Druk de schakelaar
een tweede keer in om de mistachterlichten in te
74
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 82 of 289

schakelen (mistkoplampen blijven aan). Druk de scha-
kelaar een derde keer in om de mistachterlichten uit te
schakelen (mistkoplampen blijven aan). Druk de scha-
kelaar een vierde keer in om de mistkoplampen uit te
schakelen. Bij auto's zonder mistkoplampen worden de
mistachterlichten ingeschakeld als u de schakelaar de
eerste keer indrukt.
Bij ingeschakelde mistlampen gaat een indicatielampje
op het bedieningspaneel branden. OPMERKING:De mistlampen werken alleen wan-
neer het dimlicht of het stadslicht is ingeschakeld. Als u
het grootlicht inschakelt, worden de mistlampen auto-
matisch uitgeschakeld.
MULTIFUNCTIONELE HENDEL
Met deze multifunctionele schakelaar bedient u de
richtingaanwijzers, het dim- en grootlicht en het licht- signaal. De hendel bevindt zich aan de linkerzijde van de
stuurkolom.
RICHTINGAANWIJZERS
Beweeg de multifunctionele hendel op of neer zodat de
pijlen aan beide zijden van het instrumentenpaneel gaan
knipperen om aan te geven dat de richtingaanwijzers
voor en achter naar behoren werken. OPMERKING:
Als een van de lampjes blijft branden en niet knip-
pert, of als een van de lampjes zeer snel knippert,
controleert u of aan de buitenzijde van de auto een
lamp defect is. Als één der controlelampjes niet gaat
branden wanneer u de hendel beweegt, is waarschijnlijk
het betreffende gloeilampje defect.
Als u meer dan 1,6 km hebt gereden met ingescha-
kelde richtingaanwijzer, verschijnt het bericht "Turn
Signal On" (Richtingaanwijzer aan) op het EVIC (indien
aanwezig) en klinkt er een aanhoudend geluidssignaal.
LANE CHANGE ASSIST (Makkelijk van
rijstrook veranderen)
Tik de hendel eenmaal naar boven of beneden zonder
hem in de klikstand te duwen; het knipperlicht (rechts
of links) knippert driemaal en schakelt dan automatischuit.
DIMLICHT/GROOTLICHTSCHAKELAAR
Druk de multifunctionele hendel van u weg om het
grootlicht in te schakelen. Trek de multifunctionele
hendel naar u toe om terug om het dimlicht weer in te
schakelen.(afb. 51)
Schakelaar mistlampen 75
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 83 of 289

PASSEERSIGNAAL
U kunt met uw koplampen een lichtsignaal geven aan
een ander voertuig door de multifunctionele hendel
heel even naar u toe te trekken. Hierdoor wordt het
grootlicht ingeschakeld tot u de hendel weer loslaat. BINNENVERLICHTING
De interieurverlichting wordt ingeschakeld wanneer
een portier wordt geopend.
Om te voorkomen dat de accu leegraakt, wordt de
interieurverlichting automatisch uitgeschakeld 10 mi-
nuten nadat u de contactschakelaar in de stand LOCK
hebt gezet. Dit gebeurt als de interieurverlichting met
de hand werd ingeschakeld of als er een portier open-
staat. Dit geldt ook voor de verlichting in het hand-
schoenenkastje, maar niet voor de verlichting in de
bagageruimte. Als u de interieurverlichting weer wilt
inschakelen, zet u de contactschakelaar in de stand ON
of zet u de schakelaar van de interieurverlichting uit en
daarna weer aan. DIMMERKNOP
De dimmerknop maakt deel uit van de koplampscha-
kelaar en bevindt zich aan de linkerzijde van het instru-
mentenpaneel. (afb. 52)
Door bij ingeschakelde parkeerlichten of koplampen de
linker dimschakelaar naar boven te draaien neemt de
intensiteit van de instrumentenverlichting toe.
INTERIEURVERLICHTING INSTELLEN
Draai de dimmer helemaal omhoog naar de tweede
klikstand om de interieurverlichting in te schakelen. Alsde dimmerknop in deze stand staat, blijft de interieur-
verlichting branden.
INTERIEURVERLICHTING VOLLEDIG
UITSCHAKELEN (OFF)
Draai de dimschakelaar geheel naar beneden in de
stand OFF. De interieurverlichting gaat nu niet meer
branden als u een portier opent.
FUNCTIE LANGZAAM RIJDEN
(INSTRUMENTENVERLICHTING
OVERDAG)
Draai de dimmer omhoog naar de eerste klikstand.
Met deze functie worden alle tekstweergaven, zoals de
kilometerteller, het EVIC (indien aanwezig) en de radio,
beter verlicht wanneer de parkeerlichten of koplampenbranden.
(afb. 52)
Dimschakelaar
76
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 84 of 289

SYSTEEM AFSTEMMEN
LICHTBUNDELHOOGTE — INDIENAANWEZIG
Met dit systeem heeft de bestuurder altijd de juiste
afstelling voor de koplamplichtbundel, onafhankelijk
van de belading van de auto.De schakelaar voor de hoogteverstelling van
de koplampen bevindt zich naast de dim-
merknop aan de linkerkant van het instru-
mentenpaneel.
Bediening: draai de schakelaar voor het verstellen van
de koplampen tot het nummer dat overeenstemt met
de in de onderstaande tabel aangegeven belasting op-
licht op de schakelaar.
0 Alleen bestuurder, of bestuurder plus voorpassagier.
1 Alle zitplaatsen bezet.
2 Alle zitplaatsen bezet, plus een gelijkmatig verdeelde lading in de bagageruimte. Het
totale gewicht van passagiers plus lading
blijft onder het maximale laadgewicht van
de auto.
3 Bestuurder, plus een gelijkmatig verdeelde lading in de bagageruimte. Het totale
gewicht van bestuurder plus lading blijft
beneden het maximale laadgewicht van de
auto.
Berekeningen gebaseerd op een persoonsgewicht van
75 kg. KAART-/LEESLAMPJES
Raadpleeg “Dakconsole” voor meer informatie over
kaart/leeslampjes.
77UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 85 of 289

INSTAPVERLICHTING
De interieurverlichting gaat aan wanneer u de afstands-
bediening gebruikt voor het ontgrendelen of openen
van de portieren of de achterklep.
Deze functie schakelt ook de naderingsverlichting in de
buitenspiegels in (indien aanwezig). Raadpleeg "Spie-
gels" in "Uw auto" voor meer informatie.
De interieurverlichting gaat na circa 30 seconden lang-
zaam uit of dooft onmiddellijk als het contactslot van
de stand OFF in de stand ON/RUN wordt gezet. OPMERKING:
De interieurverlichting vooraan in de dakconsole en
de deurverlichting gaan niet aan als de dimmerknop in
de stand Dome ON (Interieurverlichting aan) staat
(hoogste stand).
De instapverlichting werkt niet als de dimmerknop in
de stand "Dome defeat" (opheffen) staat (de laagste
stand).RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier
bevindt zich links van de stuurkolom. (afb. 53)
De voorruitwissers worden bediend met een schake-
laar op het uiteinde van de hendel te draaien. Raadpleeg
“Functies achterruit” voor meer informatie over het
gebruik van de achterruitwisser/-sproeier.
INTERVALSTAND
Gebruik de intervalstand wanneer de weersomstandig-
heden één wisbeweging vereisen, met een variabele
pauze tussen de wisbewegingen. Draai het uiteinde van
de hendel in een van de eerste van de vijf standen om
de gewenste interval te kiezen. (afb. 54)
Er zijn vijf intervalstanden waarmee u de wisinterval
kunt regelen van een minimum van een wisbeweging
per seconde tot maximaal 36 seconden tussen de
(afb. 53)
Bedieningshendel ruitenwissers/sproeier
78
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 86 of 289

wisbewegingen bij rijsnelheden van minder dan
16 km/u. Bij rijsnelheden hoger dan 16 km/u varieert de
interval tot maximaal 18 seconden. OPMERKING:De intervaltijd tussen wisslagen is nu
afhankelijk van de rijsnelheid. Als de auto langzamer
rijdt dan 16 km/u wordt de intervaltijd verdubbeld. BEDIENING VAN RUITENWISSERS
VOORRUIT
Draai het uiteinde van de hendel naar boven tot de
eerste stand voorbij de intervalstand voor langzame
wisbewegingen.
Draai voor snelle wisbewegingen het uiteinde van de
hendel naar boven tot de tweede stand voorbij de
intervalstand. (afb. 55) OPMERKING:
De ruitenwissers keren automatisch
terug naar de ruststand wanneer u tijdens het wissen
de contactschakelaar in de stand OFF zet. De ruiten-
wissers gaan weer werken wanneer u de contactscha-
kelaar in de stand ON zet.(afb. 54) Voorruitwissers bedienen
(afb. 55)Voorruitwissers bedienen 79
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 87 of 289

Zet de ruitenwissers uit als u door een
automatische autowasstraat gaat . De
ruitenwissers kunnen beschadigd raken
als u ze niet uitschakelt .
Zet bij koud weer de ruitenwisserschakelaar
eerst in de stand OFF en laat de ruitenwissers de
ruststand terugkeren voordat u het contact afzet
(OFF). Als de ruitenwisserschakelaar in de stand
ON blijft staan, vriezen de ruitenwissers aan de
voorruit vast en kan de ruitenwissermotor door-
branden wanneer de motor weer wordt gestart .
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als die
verhindert dat de wisserbladen terugkeren naar
de ruststand. Wanneer u de ruitenwisserschake-
laar uitzet (OFF) en de ruitenwisserbladen kun-
nen niet terugkeren in de ruststand, kan de rui-
tenwissermoto worden beschadigd.
RUITENSPROEIERS
Druk de ruitenwisserschakelaar op het uiteinde van de
multifunctionele schakelaar tot de tweede stand in om
de ruitensproeiers in te schakelen.
Als u de ruitensproeiers inschakelt, terwijl de ruiten-
wissers in de intervalstand staan, maken de ruitenwis-
sers twee volledige, langzame wisbewegingen nadat u
de hendel hebt losgelaten en hervatten daarna het
gekozen interval. Als u de ruitensproeiers inschakelt als de ruitenwissers
zijn uitgeschakeld (OFF), maken deze twee of drie
wisbewegingen en schakelen weer uit (OFF)
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het
zicht door de voorruit kan tot botsingen
leiden. Misschien ziet u andere voertuigen of
obstakels niet .Voorkom ijsvorming op de voorruit
door de voorruit eerst te verwarmen alvorens de
ruitensproeier te gebruiken.
Nevelstand
Druk de ruitensproeierschakelaar op het uiteinde van
de multifunctionele schakelaar tot de eerste stand in
om de ruitenwissers een wisbeweging te laten maken
en de ruit schoon te vegen. De wisbewegingen stoppen
pas als u de hendel loslaat. OPMERKING: De wasemstand schakelt de sproei-
erpomp niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De wasfunctie
moet worden gebruikt om de voorruit te sproeien met
ruitensproeiervloeistof.
80
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 88 of 289

KOPLAMPSPROEIERS — INDIEN AANWEZIG
De koplampsproeiers zijn verzonken in de bovenkant
van het spatbord, in het midden onder de koplamp.
Met de bedieningshendel voor de ruitenwissers/
sproeiers bedient u de koplampsproeiers als de con-
tactschakelaar AAN staat en de koplampen AAN zijn.
De hendel bevindt zich aan de linkerzijde van de stuur-
kolom.
Om de koplampsproeiers in te schakelen, duwt u de
sproeierknop op het uiteinde van de multifunctionele
hendel naar binnen in de tweede arrêteerstand om de
ruitensproeiers in te schakelen, en laat u hem los.
Hierbij sproeien de twee stationaire sproeiers van de
koplampen een krachtige straal reinigingsvloeistof op
de koplampen. Ook de ruitensproeiers treden in wer-
king en de ruitenwissers maken een wisbeweging. OPMERKING:Nadat de contactschakelaar in de
stand ON is gezet en de koplampen zijn ingeschakeld,
treden de koplampwissers bij de eerste straal van de
ruitensproeiers in werking en vervolgens bij elke elfdestraal. FUNCTIES ACHTERRUIT
SCHAKELAAR ACHTERRUITWISSER/-
SPROEIER
De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier
bevindt zich rechts op de stuurkolom. (afb. 56)
Draai de schakelaar in de eerste stand naar boven
om de achterruitwisser in te schakelen.
Draai de schakelaar tot voorbij de eerste stand
om de achterruitsproeier in te schakelen. De
ruitensproeierpomp blijft werken zolang u de
schakelaar in deze stand houd. Na loslaten maakt de
ruitenwisser nog drie wisbewegingen en keert vervol-
gens in de ruststand terug. (afb. 57)
(afb. 56) Achterste ruitenwisser/sproeier
81UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD