Page 217 of 289

WAARSCHUWING!
Pas op voor de radiatorventilator wan-
neer de motorkap omhoog staat . Als de
contactschakelaar aan staat , kan deze ventilator
op elk moment gaan draaien. Er bestaat gevaar
voor verwonding door draaiende ventilatorbla-den.
Verwijder alle metalen sieraden zoals horloges
of armbanden die onbedoeld elektrisch contact
kunnen maken. U kunt ernstig gewond raken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw huid en
ogen kan branden en ze produceren waterstofgas
dat ontvlambaar en explosief is. Houd open vuur
of vonken daarom altijd uit de buurt van de accu.
1. Trek de handrem aan, zet de automatische transmis- sie in de stand PARK (parkeren) en zet de contact-
schakelaar in de stand LOCK (vergrendelen).
2. Schakel de verwarming, de radio en alle overbodige stroomverbruikers uit.
3. Verwijder de beschermkap van de positieve (+)
hulppool. Druk, om de beschermkap te verwijde-
ren, de borglip in en trek de kap naar boven.
4. Wanneer u een ander voertuig auto gebruikt voor het starten met behulp van startkabels, parkeer dit
voertuig dan zo dat accu met de startkabels bereik-
baar is, trek de handrem aan en zorg ervoor dat de
contactschakelaar in de stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen
contact kunnen maken. Hierdoor kan
een massaverbinding ontstaan met mogelijk per-
soonlijk letsel als gevolg.
STARTEN MET STARTKABELS
WAARSCHUWING!
Het niet opvolgen van deze procedure
kan door een exploderende accu leiden
tot persoonlijk letsel of schade aan eigendom-
men.Het niet opvolgen van deze procedures
kan leiden tot schade aan het laadsys-
teem van het voertuig dat de starthulp
biedt , of van het voertuig met de lege accu.
1. Sluit het einde van de pluskabel (+)van de startka-
bel aan op de positieve hulppool (+)van de lege
accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel (+)aan op
de pluspool (+)van de hulpaccu.
3. Sluit het einde van de massakabel (-)van de start-
kabel aan op de minpool (-)van de hulpaccu.
4. Sluit het andere einde van de massakabel (-)aan op
de negatieve hulppool (-)van het voertuig met de
lege accu.
210
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 218 of 289

WAARSCHUWING!
Sluit de kabel niet aan op de negatieve pool(-)van de lege accu. De vonk die
daardoor ontstaat kan de accu doen exploderen
en persoonlijk letsel veroorzaken
5. Start de motor van de auto met de hulpaccu. Laat de motor enkele minuten stationair draaien en start
dan de motor van de auto met de lege accu.
Nadat de motor is gestart moeten de startkabels in
omgekeerde volgorde worden verwijderd:
6. Koppel de negatieve (-)hulpstartkabel los van de
negatieve (-)aansluiting in de auto met de ontladen
accu.
7. Neem het andere einde van de massakabel (-)van
de startkabel los van de minpool (-)van de hul-
paccu.
8. Neem de pluskabel (+)van de startkabel los van de
pluspool (+)van de hulpaccu.
9. Neem het einde van de pluskabel (+)los van de
positieve (+)hulppool van het voertuig met de lege
accu.
10. Plaats de beschermkap weer op de positieve (+)
hulppool van het voertuig met de lege accu. Wanneer uw auto vaak met behulp van hulpstartkabels
moet worden gestart, dient u de accu en het laadsys-
teem door een erkende dealer te laten controleren.
Accessoires die u op de aansluitcontacten
kunt aansluiten, ontvangen stroom van
de accu, ook wanneer u ze niet gebruikt
(bijv. mobiele telefoons, etc .). Wanneer u deze
accessoires lang genoeg aangesloten laat , raakt
de accu zover ontladen dat de levensduur ervan
achteruitgaat en/of dat u de motor niet meer kunt
starten.
211
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 219 of 289

WIEL VERWISSELEN BIJ EEN LEKKE BAND
WAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de wegzijde
van de auto terwijl de auto vlak langs de
weg staat geparkeerd. Zet de auto voor uw vei-
ligheid altijd zo ver mogelijk van het verkeer
vandaan, zodat u niet geraakt kunt worden door
een langsrijdende auto.
Het is gevaarlijk zich onder een opgekrikte
auto te bevinden. De auto kan van de krik glijden
en zo op u vallen. U kunt dan ernstig letsel
oplopen. Zorg er daarom voor dat u met geen
enkel lichaamsdeel onder een opgekrikte auto
komt . Als u werkzaamheden onder de auto moet
uitvoeren, zet deze dan op een hefbrug.
Start de motor niet en laat deze niet draaien
zolang de auto door een krik wordt ondersteund.
De krik is uitsluitend bedoeld als gereedschap
om banden te verwisselen. Gebruik de krik niet
om de auto voor onderhoudswerkzaamheden
omhoog te brengen. De auto mag alleen op een
stevige en vlakke ondergrond worden opgekrikt .
Vermijd een gladde ondergrond.
Bergplaats krik
De krik en de krikhendel worden opgeborgen onder
een deksel in het opbergvak achterin in de laadruimte.
(afb. 143) Plaats reserveband
De reserveband wordt onder de achterkant van de
auto opgeborgen en wordt op zijn plaats gehouden
door een kabellierinrichting.
Voorbereidingen voor opkrikken
1. Parkeer de auto op een stevige en vlakke onder-
grond, zo ver mogelijk verwijderd van het overige
verkeer. Vermijd gladde oppervlakken.
WAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de wegzijde van
de auto terwijl de auto vlak langs de weg
staat geparkeerd. Zet de auto voor uw veiligheid
altijd zo ver mogelijk van het verkeer vandaan,
zodat u niet geraakt kunt worden door een langs-
rijdende auto.
(afb. 143) Opberglocatie krik
212
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 220 of 289

2. Schakel de alarmknipperlichten in.
3. Trek de handrem aan.
4. Zet de hendel in PARK
5. Zet het contact uit (OFF).6. Blokkeer de voor- en achterkantvan het wiel schuin tegenover het
gebruikte krikpunt. Wanneer u
bijvoorbeeld het rechtervoorwiel
vervangt, blokkeert u het
linkerachterwiel.
OPMERKING: Laat geen passagiers in een auto
zitten terwijl deze wordt opgekrikt.
Reservewiel verwijderenOPMERKING: Klap bij modellen met zeven zitplaat-
sen de stoelen van de derde zitrij neer. Dan is er meer
ruimte om bij de krik en het andere gereedschap te
komen en het liermechanisme te bedienen.
1. Neem de krikonderdelen 1, 2 en 3 uit de bergplaats
en zet ze in elkaar. (afb. 144)
OPMERKING: Monteer onderdelen 2 en 3; dit doet
u door de kleine kogel aan het uiteinde van onderdeel
2 in het gaatje aan het uiteinde van onderdeel 3 aan te
brengen. Zo worden deze onderdelen aan elkaar be-
vestigd. Monteer onderdeel 1en 2 waarbij de wiel-
moerbus aan het uiteinde van onderdeel 1 naar boven
gekeerd is als het is aangebracht op onderdeel 2. Dat
maakt het makkelijker om het geheel te draaien als u
het liermechanisme bedient. 2. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan op de
lieraandrijfmoer die zich in de bergplaats voor de
krik bevindt. Draai de krikhendel naar links tot de
reserveband op de grond rust met voldoende spe-
ling in de kabel om de reserveband van zijn plaats
onder het voertuig te trekken.
Het liermechanisme mag alleen worden
gebruikt met de krikhendel. Het gebruik
van een pneumatische moersleutel of an-
der elektrisch gereedschap wordt afgeraden en
kan de lier beschadigen.
3. Trek de reserveband van zijn plaats onder het voer- tuig en zet deze rechtop zodat het loopvlak van de
band op de grond rust.
(afb. 144) Het reservewiel ophijsen of laten zakken 213
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 221 of 289

4. Kantel de houder aan het eind van de lierkabel enverwijder deze uit het midden van het wiel.
(afb. 145)
Bergruimte reservewiel OPMERKING: Raadpleeg “Reservewiel verwijde-
ren” voor informatie over het in elkaar zetten van de
lier.
1. Zet het reservewiel naast de lierkabel. Houd het reservewiel zodanig rechtop dat het loopvlak op de
grond rust en het ventiel zich boven aan het wiel
bevindt en niet naar de achterkant van de auto wijst.
2. Kantel de houder aan het eind van de lierkabel en laat deze door het midden van het wiel vallen. Leg
het reservewiel vervolgens met de kabel en de
houder onder het voertuig. 3. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan op de
lieraandrijfmoer. Draai de in elkaar gezette krikhen-
del naar rechts om het reservewiel in de opberg-
ruimte te tillen. Blijf draaien aan de krikhendel tot u
het liermechanisme drie keer hoort klikken. Te
strak aandraaien is onmogelijk. Duw een paar keer
tegen het wiel om te controleren of het stevig is
bevestigd.
Instructies bij opkrikken
WAARSCHUWING!
Neem deze waarschuwingen in acht bij
het verwisselen van een band om per-
soonlijk letsel of schade aan het voertuig te voor-
komen:
Parkeer de auto op een stevige en vlakke on-
dergrond zo ver van de rijbaan als mogelijk voor-
dat u het voertuig opkrikt .
Schakel de alarmknipperlichten in.
Blokkeer het wiel dat zich schuin tegenover het
te vervangen wiel bevindt .
Trek de handrem stevig aan en zet de automa-
tische transmissie in PARK.
De motor nooit starten of laten draaien als de
auto is opgekrikt .
Er mag niemand in het voertuig zitten terwijl
het is opgekrikt .
(Vervolgd)
(afb. 145)Houder reservewiel
214
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 222 of 289

(Vervolgd)
Niet onder het voertuig kruipen als het is op-
gekrikt .
Gebruik de krik alleen op de aangegeven
plaatsen en om de auto tijdens het verwisselen
van een band op te krikken.
Wees uiterst voorzichtig als u de band moet
verwisselen op of langs de weg.
Om de reservebanden, plat of opgeblazen, vei-
lig op te bergen, moeten ze met het ventiel naar
beneden gericht worden opgeborgen.
(afb. 146)
Probeer niet om de auto op te krikken op
andere plaatsen dan die aangegeven
worden in de Instructies bij opkrikken
voor deze auto.
(afb. 147) 1. Neem het reservewiel, de krik en de krikhendel uit
de opbergplaats.
2. Draai de wielmoeren op het wiel met de lekke band los, maar haal ze er niet af. Draai de wielmoeren één
slag linksom terwijl het wiel nog op de grond staat.
3. Plaats de krik onder het krikpunt dat zich het dichtst bij de lekke band bevindt. Centreer de krik-
kop tussen de afvoerpunten in de drempelrand.
Draai de krikas rechtsom totdat de krikkop stevig
aangrijpt in het krikpunt aan de dorpelbalk.
(afb. 148) (afb. 149)
4. Krik het voertuig op door de krikas naar rechts te draaien met de krikhendel. Breng de auto zover
omhoog dat de band net loskomt van het wegdek en
er voldoende speling is om het reservewiel te mon-
teren. De voertuigstabiliteit blijft maximaal als de
band zo laag mogelijk boven de grond blijft.
(afb. 146) Waarschuwingslabel krik
(afb. 147) Krikpunten 215
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 223 of 289

WAARSCHUWING!
Als u de auto hoger opkrikt dan noodza-
kelijk, zal hij minder stabiel staan. De
auto kan van de krik glijden en zo ernstig letsel
veroorzaken. Krik de auto slechts zover op als
nodig is om het wiel te verwijderen.
5. Verwijder de wielmoeren Verwijder de wieldop, indien aanwezig, van het wiel met de hand. Wrik de
wieldop niet los. Trek vervolgens het wiel los van dewielnaaf.
WAARSCHUWING!
Om persoonlijk letsel te voorkomen,
dient u de wieldoppen voorzichtig te
hanteren.Vermijd aanraking met scherpe randen.
6. Breng de reserveband aan.Monteer het reservewiel met het ventiel
naar buiten gericht . De auto kan bescha-
digd raken als het reservewiel incorrect
wordt gemonteerd.
(afb. 150) OPMERKING:
Bij auto's die hiermee zijn uitgerust, moet u niet
proberen een wielmoersierdop of wieldop op het
thuiskomertje te installeren.
(afb. 148) Locatie voor het opkrikken van de vooras(afb. 149)Locatie voor het opkrikken van de achteras
216
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 224 of 289

Raadpleeg "Noodreservewiel" en "Thuiskomertje"
onder "Banden — Algemene informatie" in hoofdstuk
5 voor nadere waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen
en informatie over het reservewiel, het gebruik en de
werking ervan.
7. Breng de wielmoeren aan met de conische zijde vande moer naar het wiel gekeerd. Draai de wielmoe-
ren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de
op de krik uitgeoefende kracht ver-
schuift , mogen de wielmoeren pas definitief wor-
den vastgezet als de auto weer vast op de grond
staat . Als aan deze waarschuwing geen gehoor
wordt gegeven, kan persoonlijk letsel het gevolgzijn.
8. Draai de krikas met de krikhendel naar links om het voertuig te laten zakken.
9. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de lier omlaag aan het uiteinde van de hendel, voor extra hef-
boomeffect. Haal de wielmoeren aan in een stervor-
mig patroon, tot elke moer twee keer is aangehaald.
Het juiste aanhaalmoment voor elke wielmoer is
130 N·m. Als u twijfelt of de moeren goed zijn
vastgezet, laat dit dan bij uw dealer of een service-
center nog eens controleren met een momentsleu-
tel.
10. Laat de krik weer zakken tot de sluitstand.
(afb. 150) Reservewiel monteren 217
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD