Page 169 of 289
Tabel ISOFIX-posities voor het voertuig
Gewichts- klasse Grootteklasse Bevestiging Voorstoel
passagiers- zijde Achter
buitenzijde Achter
midden Zitplaatsen
rechts enlinks aan
het raam op de
tweede zitrij Tweede
zitrij mid- den Andere
plaatsen
Draagbare wieg F ISO/L1 X X X **IUF / X **IUF X
G ISO/L2 X X X X / **IUF X X (1) X X X X X X
0 — tot 10 kg E ISO/R1 X X X *IUF / *IUF *IUF X
(1) X X X X X X
0+ — tot 13 kg E ISO/R1 X X X *IUF / *IUF *IUF X
D ISO/R2 X X X *IUF / *IUF *IUF X C ISO/R3 X X X *IUF / *IUF *IUF X
(1) X X X X X X
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2 X X X *IUF / *IUF *IUF X
C ISO/R3 X X X *IUF / *IUF *IUF X
B ISO/F2 X X X IUF / IUF IUF X
B1 ISO/F2X X X X IUF / IUF IUF X A ISO/F3 X X X IUF / IUF IUF X (1) X X X X X X
II – 15 tot 25 kg (1) X X X X X X
III – 22 tot 36 kg (1) X X X X X X
162
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 170 of 289

Legenda voor letters in het schema hierboven:
(1) Voor de CRS die geen ISO/XX -identificatie hebben
(A tot G) voor de geldende gewichtsklasse moet de
autofabrikant het beschermingssysteem voor kinderen
van ISOFIX dat specifiek voor dat voertuig is bedoeld
aanbevelen voor elke positie.
IUF = geschikt voor naar voren gekeerde kinderbevei-
ligingssystemen van ISOFIX in de universele categorie
die voor gebruik bij deze gewichtsklasse is goedge-
keurd.
IL = geschikt voor bepaalde kinderbeveiligingssystemen
(CRS) van ISOFIX zoals vermeld op de aangehechte
lijst. Deze CRS-kinderzitjes van ISOFIX vallen onder de
categorieën van "specifiek voertuig", "beperkt gebruik"
of "semi-universeel".
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX-
beschermingssystemen voor kinderen in deze ge-
wichtsklasse en/of deze grootteklasse.
* = Stoelen voor een kinderzitje moeten wellicht naar
voren worden versteld om het kinderzitje te kunnen
installeren.
** = Geen toegang tot de zitplaatsen op de 3de zitrij als
er een draagbare wieg in de auto is aangebracht.
Het ISOFIX-compatibele kinderzitje
installeren
Wij raden u aan de aanwijzingen van de fabrikant
zorgvuldig op te volgen bij het installeren van het
kinderzitje Niet alle kinderzitjes worden geïnstalleerd
volgens deze beschrijving. Nogmaals: volg nauwgezet
de aanwijzingen van de fabrikant op wanneer u een
kinderzitje installeert.OPMERKING:
Wanneer bij het aanbrengen van het
kinderzitje het zitje tegen de hoofdsteun aankomt,
kantel dan de rugleuning zodat dit contact wordt ver-meden.
De lage ankerpunten zijn ronde stangen aan
de achterzijde van de zitting, in de hoek die
wordt gevormd door zitting en rugleuning.
Deze stangen zijn nog net zichtbaar wanneer
u tegen de zitting steunt om het kinderzitje te installe-
ren. U voelt deze stangen wanneer u met de vinger
langs de rand gaat waar rugleuning en zitting samenko-
men. (afb. 125)
(afb. 125) ISOFIX-ankerpunten 163
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 171 of 289

Verder bevinden zich ankerbanden achter de rugleu-
ning van alle zittingen achterin bij de vloer. (afb. 126)
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes zijn aan beide
zijden voorzien van aparte banden. Deze banden zijn
voorzien van een haak of een koppelstuk voor beves-
tiging aan het lage verankeringspunt en van een systeem
voor het strak stellen van de band. Voorwaarts ge-
richte kinderzitjes en sommige achterstevoren gerichte
babyzitjes hebben vaak ook een bevestigingsband, een
haak voor bevestiging aan de bandankerpunten en een
versteller waarmee u de strakheid van de band regelt.
U maakt eerst het verstelmechanisme aan de onderste
banden en aan de verankeringsband los, zodat u de
haken of koppelingen gemakkelijker aan de veranke-
ringspunten in de auto kunt vastmaken. Bevestig ver-
volgens de onderste haken of aansluitingen via de
bovenkant van het bekledingsmateriaal van de zitplaats.Bevestig daarna de band aan het ankerpunt dat zich
onmiddellijk achter de stoel bevindt waar het kinder-
zitje op wordt geplaatst en zorg dat de band zo de
kortste weg volgt tussen het ankerpunt en het kinder-
zitje, bij voorkeur tussen de hoofdsteunpennen onder
de hoofdsteun. Plaats bij de middelste zitplaats de
hoofdsteun in de hoogste stand en geleid de band
tussen de pennen van de hoofdsteun door. Bevestig
vervolgens de haak aan het verankeringspunt aan de
achterzijde van de stoel. Trek tot slot alle drie banden
aan terwijl u het kinderzitje naar achteren en omlaag
tegen de bank drukt, en trek de banden strak overeen-
komstig de aanwijzingen van de fabrikant van het kin-
derzitje. OPMERKING:
Voorkom dat de ankerband in de opening tussen de
rugleuningen van de achterbank verdwijnt wanneer u
de band strak trekt.
Wanneer u het ISOFIX-bevestigingssysteem ge-
bruikt om een kinderzitje te installeren, moet u ervoor
zorgen dat alle veiligheidsgordels die op dat moment
niet worden gebruikt, buiten het bereik van kinderen
worden gehouden. Herinner alle kinderen in de auto
eraan dat de autogordels geen speelgoed zijn en dat zij
er niet mee mogen spelen. Laat bovendien nooit kin-
deren zonder toezicht achter in de auto.(afb. 126)
Verankeringspunten bovenste verankeringsband
164
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 172 of 289

WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
ankers kan ertoe leiden dat het kinder-
zitje niet goed functioneert . Het kind kan zo
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Volg
daarom bij de bevestiging van een kinderzitje de
aanwijzingen van de fabrikant nauwgezet op.
Kinderzitjes installeren met de
veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels van de passagiersstoelen zijn
voorzien van een automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme (ALR) of een bevestigingsgesp ter bevestiging
van een kinderzitje. Bij deze gordeltypen kan het heup-
gedeelte stevig rond het kinderzitje worden getrokken,
zodat geen borgclip hoeft te worden gebruikt. De ALR
produceert een ratelend geluid als u de gordel helemaal
uit de rolautomaat trekt en vervolgens de gordel terug-
rollen in de rolautomaat. Zie "Automatische rolver-
grendeling" onder "Veiligheidsgordels op passagierszit-
plaatsen" voor meer informatie over de ALR. In
onderstaande tabel worden de zitplaatsen vermeld
met een automatische rolvergrendeling (ALR) of een
geschakelde gordelspanner.
Bestuurder Midden Passagier
Vergrendeling CRS Vergrendeling
CRS Vergrendeling
CRS
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR ALR ALR N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Oprolautomaat met automatische
vergrendeling
Een kinderzitje plaatsen met een bevestigingsgesp:
1. Om een kinderzitje te plaatsen met een bevesti- gingsgesp, trekt u eerst voldoende gordelband uit
het oprolmechanisme om door de gordelopening
van het kinderzitje te leiden. Schuif de gesp in de
sluiting totdat u een 'klik' hoort.
2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het kinderzitje
strak te trekken. Alle autogordelsystemen worden
na verloop van tijd losser, dus u moet de gordel af en
toe controleren en, indien nodig, aantrekken.
Kinderzitje met ALR installeren:
1. Voor de installatie van een kinderzitje met ALR trekt u voldoende gordelband uit het oprolmecha-
nisme om door de gordelopening van het kinder-
zitje te leiden. Schuif de gesp in de sluiting totdat u
een 'klik' hoort. Trek daarna de hele gordelband uit
het oprolmechanisme en laat de gordel terug oprol-
len in het mechanisme. Terwijl de gordel terugrolt
hoort u een klikgeluid. Dit geeft aan dat de automa-
tische rolvergrendeling is geactiveerd.
2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het kinderzitje
strak te trekken. Alle autogordelsystemen worden
na verloop van tijd losser, dus u moet de gordel af en
toe controleren en, indien nodig, aantrekken.
165
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 173 of 289

OPMERKING:Wanneer bij het aanbrengen van het
kinderzitje het zitje tegen de hoofdsteun aankomt,
kantel dan de rugleuning zodat dit contact wordt ver-meden.
Om een ankerband voor een kinderzitje te bevestigen:
Breng de ankerband zo aan dat deze de kortste weg
tussen de verankering en het kinderzitje volgt, bij
voorkeur tussen de hoofdsteunpennen onder de
hoofdsteun. Plaats bij de middelste zitplaats de hoofd-
steun in de hoogste stand en geleid de band tussen de
pennen van de hoofdsteun door. Bevestig vervolgens
de haak aan het verankeringspunt aan de achterzijde
van de stoel. (afb. 127)
Zo nodig, het zitje naar voren schuiven om beter bij
het verankeringspunt te kunnen. (afb. 128) Maak de ankerbandhaak van het kinderzitje vast aan
het ankerpunt en trek de band strak overeenkomstig
de instructies van de fabrikant van het kinderzitje. OPMERKING:
Voorkom dat de ankerband in de
opening tussen de rugleuningen van de achterbank
verdwijnt wanneer u de band strak trekt.
WAARSCHUWING!
De bevestigingen van kinderzitjes zijn
ontworpen om alleen de last van op de
juiste wijze aangebrachte kinderzitjes te weer-
staan. In geen geval mogen ze worden gebruikt
als autogordels voor volwassenen, voor huisdie-
ren of om andere voorwerpen of apparatuur in
de auto vast te maken.
(Vervolgd)
(afb. 127)Bevestiging van de ankerband
(afb. 128) Hendel stoelrail
166
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 174 of 289

(Vervolgd)
Door een verkeerd vastgemaakte ankerband
zal het kind het hoofd misschien te veel kunnen
bewegen en kan het kind letsel oplopen. Gebruik
alleen de ankerpunten pal achter het kinderzitje
om de ankerband voor het kinderzitje vast te
maken.
EXTRA VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Deze auto is ter aanvulling op de veiligheidsgordels
voorzien van geavanceerde voorairbags voor zowel de
bestuurder als de voorpassagier. De geavanceerde
voorairbag voor de bestuurder bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De geavanceerde voorairbag
voor de passagier bevindt zich in het instrumentenpa-
neel, boven het handschoenenkastje. Op de airbagpa-
nelen ziet u de vermelding SRS/AIRBAG. (afb. 129) OPMERKING: Deze airbags voldoen aan de nieuwe
richtlijnen voor geavanceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de geavanceerde voor-
airbags wordt in meerdere stadia geactiveerd. De air-
bag kan zo meer of minder krachtig worden opgebla-
zen, afhankelijk van de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Dit voertuig kan zijn uitgerust met een gesp voor de
veiligheidsgordel voor de bestuurdersstoel en/of de
voorpassagiersstoel die registreert of de veiligheidsgor-
del voor de bestuurdersstoel of de voorpassagiersstoel
is vastgeklikt. De gesp van de veiligheidsgordel kan de mate van opblazen van de geavanceerde voorairbagsaanpassen.
Dit voertuig is uitgerust met extra gordijn-zijairbags
(SABIC), ter bescherming van de bestuurder en passa-
giers voor en achter die naast een raam zitten. De
gordijnairbags (SABIC) bevinden zich boven de zijra-
men, de afdekkappen zijn voorzien van het opschrift
SRS AIRBAG.
Deze auto is ook voorzien van in de stoelen gemon-
teerde zijairbags (SAB). De airbags zijn gemarkeerd
met een airbaglabel aan de buitenzijde van de voorstoe-len.
(afb. 129)
Locaties van de geavanceerde voorairbags en knieairbags
1 — Geavanceerde voorairbags voor bestuurder en passagier
2 — Kniebescherming 167
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 175 of 289

OPMERKING:
De airbagpanelen zullen in de interieurbekleding am-
per opvallen, maar springen wel degelijk open tijdens
het opblazen van de airbag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk naar een
erkende dealer te worden gebracht.
Componenten van het airbagsysteem
Uw auto kan zijn uitgerust met de volgende onderdelen
van het airbagsysteem:
Beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
Stuur en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming
Geavanceerde voorairbag aan bestuurderszijde
Geavanceerde voorairbag aan passagierszijde
Extra zijairbags in de voorstoelen (SAB)
Opblaasbare gordijn-zijairbags (SABIC)
Sensors frontale en zijbotsingen
Gordelspanners voorin, gesp van gordelsluiting
Extra actieve hoofdsteun voor bestuurder envoorpassagier
KENMERKEN GEAVANCEERDE
VOORAIRBAGS
Het systeem van de geavanceerde voorairbags bestaat
uit airbags aan de bestuurderszijde en aan de passa-
gierszijde die zich in meerdere stadia ontvouwen. Dit
systeem reageert overeenkomstig de kracht en de aard van de botsing die worden vastgesteld door het be-
schermingssysteem voor de inzittenden (ORC), dat
informatie kan ontvangen van de botsingsensors.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmiddellijk ge-
activeerd tijdens een botsing waarbij ontvouwing van
de airbag noodzakelijk is. Deze geringe opblazing wordt
gebruikt voor minder zware botsingen. Bij zwaardere
botsingen wordt een krachtiger opblazing toegepast.
WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen boven of
nabij de airbag op het instrumentenpa-
neel worden geplaatst , omdat deze objecten let-
sel kunnen veroorzaken bij botsingen waarbij de
airbag wordt opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbagpanelen en
probeer deze nooit met de hand te openen. Het is
mogelijk dat u de airbags beschadigt . Bovendien
kunt u gewond raken omdat de airbags mogelijk
niet meer functioneren. De beschermpanelen van
de airbagkussens gaan alleen open als de airbags
worden opgeblazen.
Boor of snijd nooit in de kniebeschermrand en
blijf er ook verder van af.
Monteer geen accessoires aan de kniebescher-
ming zoals alarmverlichting, stereo-installaties,
27 MC apparatuur, enz.
168
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 176 of 289

Extra zijairbags in de voorstoelen (SAB)
De extra zijairbags in de voorstoelen bieden de inzit-
tenden betere bescherming tegen zijdelingse botsin-
gen. De extra zijairbag in de voorstoel is gemarkeerd
met een airbaglabel dat op de buitenzijde van de voor-
stoelen is aangebracht. (afb. 130)
Als de airbag zich ontvouwt, gaat de naad tussen de
voor- en zijkant van de stoelbekleding open. Elke airbag
wordt afzonderlijk geactiveerd, zodat bij een botsing
aan de linkerkant alleen de linkerairbag wordt geacti-
veerd, en bij een botsing aan de rechterzijde alleen de
rechterairbag.
Extra opblaasbaar gordijn-zijairbag (SABIC)
Ter aanvulling op de bescherming die de carrosserie
biedt, kunnen de extra gordijn-zijairbags de inzittenden
op de voor- en achterstoelen aan het raam beschermen
bij zijdelingse botsingen en over de kop slaan. Elkeairbag heeft opblaasruimten die zich naast het hoofd
van de passagiers aan het raam bevinden en zo de kans
op hoofdletsel bij botsingen van opzij beperken. De
gordijnen ontvouwen zich naar beneden en bedekken
beide ramen aan de kant van de botsing. (afb. 131) OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat, kunnen de
gordelspanners en/of de extra zijairbags in de voor-
stoelen en/of de extra gordijn-zijairbags worden geac-
tiveerd.
De airbagpanelen zullen in de interieurbekleding am-
per opvallen, maar springen wel degelijk open tijdens
het opblazen van de airbag.(afb. 130)
Label in de stoel aangebrachte zijairbag
(afb. 131) Extra gordijn-zijairbags 169
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD