Page 113 of 289

deze functie uitgeschakeld. Deze tijd is instelbaar. Raad-
pleeg "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw auto"
voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen in een auto achter
waarin zich de sleutelhouder bevindt .
Inzittenden, en vooral kinderen zonder begelei-
der, kunnen klem komen te zitten in de raamope-
ningen door de ruitschakelaars te bedienen. Bij
een dergelijke beknelling kan ernstig of dodelijk
letsel ontstaan.
De functie "Automatisch omlaag"
De elektrisch bediende ruit in het bestuurdersportier
heeft een automatische openingsfunctie. Druk de scha-
kelaar voorbij de eerste klikstand en laat deze los. De
ruit gaat automatisch helemaal omlaag.
Als u de ruit slechts gedeeltelijk wilt openen, drukt u de
ruitschakelaar naar het eerste klikpunt en laat u de
schakelaar los wanneer u de ruit wilt stoppen.
Als u tijdens het gebruik van de automatische ope-
ningsfunctie de ruit wilt stoppen voordat deze volledig
is geopend, trekt u de schakelaar kort omhoog. De functie "Automatisch sluiten" met
klembeveiliging — Indien aanwezig
Bij sommige modellen zijn de ramen van het
bestuurders- en passagiersportier voorzien van de
functie "Automatisch sluiten". Zet de raamschakelaar
naar de tweede klikstand, laat deze los, dan gaat het
raam automatisch dicht.
Als u tijdens het gebruik van de automatische sluitfunc-
tie het raam wilt stoppen voordat het volledig is geslo-
ten, duwt u de schakelaar kort omlaag.
Wanneer u het raam gedeeltelijk wilt sluiten, trekt u de
raamschakelaar naar de eerste klikstand en laat u de
schakelaar los wanneer u het raam wilt laten stoppen. OPMERKING:
Als het raam tijdens het automatisch sluiten op een
obstakel stuit, wordt eerst de bewegingsrichting om-
gekeerd en schuift het raam volledig open. Verwijder
het obstakel en trek nogmaals aan de schakelaar om
het raam te sluiten.
Tijdens het automatisch sluiten kunnen schokken
vanwege een slecht wegdek de automatische omke-
ringsfunctie onverwachts activeren. Als dat gebeurt,
trekt u de schakelaar lichtjes naar het eerste drukpunt
en houdt u deze daar om het raam handmatig te sluiten.
106
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 114 of 289

WAARSCHUWING!
De obstakeldetectie wordt uitgescha-
keld wanneer het raam bijna gesloten is.
Om persoonlijk letsel te voorkomen moet u zor-
gen dat er zich geen armen, handen, vingers of
andere voorwerpen in het pad van het naar
boven draaiende raam bevinden voordat het
raam gesloten wordt . Bij een dergelijke beknel-
ling kan ernstig of dodelijk letsel ontstaan.
Functies terugstellen
Soms moet de functie "Automatisch omhoog/
Automatisch omlaag" opnieuw in werking worden ge-
steld. Daartoe volgt u de volgende stappen.
1. Trek de schakelaar van de ruitbediening helemaal omhoog tot de ruit helemaal gesloten is en houd de
schakelaar dan nog twee seconden langer vast.
2. Duw de schakelaar van de ruitbediening helemaal omlaag tot de ruit helemaal geopend is en houd de
schakelaar dan nog twee seconden langer vast.
Raamblokkeerschakelaar
Met de raamblokkeerschakelaar in het portierpaneel
aan de bestuurderszijde kunt u de raambediening van
alle andere portieren buiten werking stellen. Als u de
ruitschakelaars wilt deactiveren, drukt u kort op de
ruitblokkeerschakelaar om deze in de stand Omlaag te
zetten. Als u de ruitschakelaars wilt activeren, drukt u
nogmaals kort op de ruitblokkeerschakelaar om deze
in de stand Omhoog te zetten. (afb. 90) Rijwinddruk
Rijwinddruk kan worden beschreven als het gevoel van
druk op de oren, vergelijkbaar met het akoestisch
effect van helikoptergeluid. U merkt in uw auto dit
rijwindeffect soms op terwijl de ramen open zijn, of
met het schuifdak (indien aanwezig) in sommige open
of gedeeltelijk open standen. Dit is normaal en het
effect kunt u tenietdoen. Als u last heeft van rijwind-
druk bij geopende achterruiten, open dan zowel de
voor- als achterruiten om het effect te verminderen.
Als u rijwinddruk bemerkt terwijl het schuifdak open-
staat, verstelt u de schuifdakopening om het effect te
verminderen.
(afb. 90)
Raamblokkeerschakelaar 107
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 115 of 289

ACHTERKLEP
De achterklep kan met de RKE-afstandsbediening,
Keyless Enter-N-Go (Passive Entry) of door het active-
ren van de vergrendelknop op het bekledingspaneel van
de voorportieren worden ontgrendeld of vergrendeld.
Raadpleeg voor meer informatie over Keyless Enter-
N-Go (Passive Entry) "Keyless Enter-N-Go" in "Starten
en rijden". OPMERKING:De achterklep kan niet worden ont-
grendeld of vergrendeld met de handmatige portierver-
grendeling op de panelen in de portieren of met het
cilinderslot aan bestuurderszijde.
Om de ontgrendelde achterklep te openen drukt u op
de hendel en trekt de achterklep naar u toe. De
pneumatische stangen gaan omhoog en houden de
achterklep in de open stand. (afb. 91) OPMERKING:
De gasdruk in deze steunen daalt
echter bij koud weer en dan moet u mogelijk ook zelf
iets ondersteunen bij het openen van de achterklep.
WAARSCHUWING!
Wanneer u met geopende achterklep
rijdt , kunnen giftige uitlaatgassen in het
interieur gezogen worden. Deze dampen kunnen
schadelijk zijn voor u en uw passagiers. Houd de
achterklep dicht terwijl u rijdt .
Wanneer u toch met open achterklep moet
rijden, zorg dan dat alle ramen gesloten zijn en
dat de aanjager van de airco op de hoogste stand
staat . Schakel de circulatiestand niet in.
(afb. 91) Achterklep ontgrendelen
108
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 116 of 289

LAADRUIMTE
OPLAADBARE ZAKLAMP — INDIEN AANWEZIG
De oplaadbare LED-zaklamp wordt in de oplader links
achter in het bekledingspaneel opgeborgen. Druk kort
op de inkeping aan de zijkant van de zaklamp om deze
uit de oplader te nemen. (afb. 92)
Om de zaklamp te gebruiken, moet u de schakelaar één
keer indrukken voor veel licht, twee keer voor minder
licht en drie keer om deze uit te schakelen. (afb. 93) OPMERKING:Zorg dat u de zaklamp terugzet in de
oplader als deze niet in gebruik is om te zorgen dat hij
altijd paraat is wanneer u deze nodig heeft. LAADMANAGEMENTSYSTEEM
SYSTEEMFUNCTIES BIJ UITVOERINGEN
VOOR VIJF PASSAGIERS
Een hogere laadvloer die bovenop een grote inge-
bouwde opbergruimte ligt.
Een drievoudig luik dat in de laadvloer is ingebouwd zodat men makkelijk toegang heeft tot de voorwer-
pen in de opbergruimte.
60/40 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
“Stoelen” voor meer informatie.
Een optionele neerklapbare passagiersstoel voorin waardoor de laadruimte nog verder wordt uitge-
breid. Raadpleeg “Stoelen” voor meer informatie.
Sjorhaken bagage.(afb. 92) Oplaadbare zaklamp
(afb. 93)Drievoudige indrukschakelaar 109
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 117 of 289

Verwijderbaar afdekpaneel bagageruimte (indienaanwezig).
SYSTEEMFUNCTIES BIJ UITVOERINGEN
VOOR ZEVEN PASSAGIERS
Een grote ingebouwde opbergruimte met een schar- nierluik dat zich in de vloer bevindt achter de derde zitrij.
60/40 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
"Stoelen" in "De functies van uw auto begrijpen"
voor meer informatie.
50/50 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
“Stoelen” voor meer informatie.
Een optionele neerklapbare passagiersstoel voorin waardoor de laadruimte nog verder wordt uitge-
breid. Raadpleeg “Stoelen” voor meer informatie.
Sjorhaken bagage.
SJORHAKEN BAGAGE
WAARSCHUWING!
De sjorhaken zijn geen veilige veranke-
ringen voor de ankerband van een kin-
derzitje. Bij een noodstop of een botsing kan een
haak worden losgetrokken en kan het kinderzitje
losraken. Het kind zou ernstig letsel kunnen op-
lopen. Gebruik alleen de ankerpunten die speci-
aal bedoeld zijn voor de ankerbanden voor kin-
derzitjes. De sjorhaken bevinden zich op beide achterbekle-
dingspanelen. Met deze sjorhaken kunnen ladingen vei-
lig worden vastgemaakt als het voertuig in beweging is.
(afb. 94)
WAARSCHUWING!
Het gewicht en de positie van lading en
inzittenden is van invloed op de locatie
van het zwaartepunt van de auto en het wegge-
drag. Volg onderstaande richtlijnen bij de bela-
ding van uw auto, om letsel door onbestuurbaar-
heid te voorkomen:
Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maxi- mum laadgewicht zoals vermeld op de sticker op het
linkerportier of op de linker middenstijl.
(afb. 94) Sjorhaken bagage
110
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 118 of 289

Verdeel bagage altijd gelijkmatig over de bodem vande bagageruimte. Plaats zwaardere objecten zo laag
en zo ver naar voren als mogelijk is.
Plaats zoveel mogelijk bagage vóór de achteras. Als er te veel gewicht of niet goed verdeeld gewicht
boven of achter de achteras wordt geplaatst, kan dit
slingeren van het voertuig veroorzaken.
Stapel bagage of lading niet hoger op dan tot aan de bovenrand van de achterbankrugleuning. Anders kan
het zicht naar achteren worden belemmerd of kun-
nen voorwerpen worden gekatapulteerd bij een
noodstop of een ongeval.
Ter bescherming tegen persoonlijk letsel horen pas- sagiers niet plaats te nemen in de bagageruimte. De
bagageruimte achterin is alleen bedoeld voor ver-
voer van bagage en niet van passagiers, deze horen in
stoelen te zitten en autogordels te gebruiken.
OPROLBAAR DEKZEIL VOOR DE
LAADRUIMTE (INDIEN AANWEZIG) —
UITVOERINGEN VOOR VIJF PASSAGIERS OPMERKING: Het dekzeil is bedoeld om bagage
aan het zicht te onttrekken, niet om deze vast te
zetten. Het dekzeil voorkomt niet dat bagage ver-
schuift en beschermt de inzittenden niet tegen loslig-
gende voorwerpen.
Het oprolbare dekzeil voor de laadruimte is bevestigd
in de laadruimte achter de bovenkant van de achter-
bank. Als het zeil is uitgerold bedekt het de laadruimte zodat
daarin aanwezige voorwerpen aan het oog worden
onttrokken. De inkepingen in de sierpanelen naast de
achterklepopening houden het uitgerolde dekzeil op
zijn plaats.
Als het dekzeil niet wordt gebruikt, rolt deze netjes op
in de behuizing. U kunt het dekzeil ook uit de auto
nemen om meer ruimte te maken in de laadbak.
Om het dekzeil te installeren legt u het in de auto met
de platte kant van de behuizing naar boven gericht.
Breng vervolgens de linker of rechter veerstang (deze
bevinden zich aan de uiteinden van de dekzeilbehuizing)
aan in resp. het linker of rechter bevestigingspunt (zoals
afgebeeld). (afb. 95)
(afb. 95)
Uitneembaar dekzeil van bagageruimte aanbrengen 111
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 119 of 289

Breng vervolgens de veerstang aan de tegenoverlig-
gende kant van de dekzeilbehuizing in het bevestigings-
punt aan de tegenoverliggende kant van de auto.
Pak de hendel en trek deze naar u toe. Als het dekzeil
bij de achterklepopening in de buurt komt, leidt u de
bevestigingsstangen achter (aan weerszijden van het
dekzeil) in de inkepingen op de sierpanelen. Daarna laat
u het dekzeil zakken, plaatst de stangen onder in de
inkepingen en laat de hendel los. (afb. 96)
WAARSCHUWING!
Een dekzeil dat niet is bevestigd aan de
auto kan bij een aanrijding letsel veroor-
zaken. Het kan losschieten als men plots moet
remmen en een inzittende treffen. Berg het dek-
zeil niet op in de bagageruimte of in het interieur.
Verwijder het afdekpaneel uit de auto als dit
wordt losgemaakt van de bevestiging. Berg het
afdekpaneel niet weg in de auto.
(afb. 96) Uitneembaar dekzeil van bagageruimte aanbrengen
112
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 120 of 289
OPENEN EN SLUITEN VAN DE
MOTORKAP
Voor het openen van de motorkap moeten twee ver-
grendelingen worden vrijgegeven.
1. Trek aan de motorkaphendel links onder het instru-mentenpaneel. (afb. 97)
2. Aan de buitenkant van het voertuig bevindt zich de veiligheidshendel bij het midden van het rooster
tussen rooster en motorkapopening. Duw de veilig-
heidshendel naar rechts en licht de motorkap op.
(afb. 98)
Houd de motorkap omhoog met de steunstang. Steek
de bovenzijde van de steunstang in de opening links aan
de onderzijde van de motorkap. (afb. 99)(afb. 97) Motorkapontgrendeling
(afb. 98)
Veiligheidsvergrendeling motorkap(afb. 99) Steunstang motorkap 113
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD