Toets "OMLAAG"Druk op de toets DOWN en laat deze weer
los om omlaag te bladeren door de hoofdme-
nu's en de submenu's.
Toets "SELECTEREN" Druk op de toets SELECT en laat deze weer
lost om de hoofdmenu's of de submenu's
binnen te gaan. Druk de SELECT toets in en
houd deze twee seconden ingedrukt om de
functies te resetten.
Toets "TERUG" Druk op de toets BACK om terug te gaan
naar een voorgaand menu of submenu.
SCHERMEN
VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC)
Onder de juiste omstandigheden geeft het EVIC de
volgende berichten weer:
Turn Signal On (richtingaanwijzer aan, met een on- onderbroken geluidssignaal als de auto langer dan
1,6 km rijdt met ingeschakelde richtingaanwijzers)
Left Front Turn Signal Light Out (Richtingaanwijzer linksvoor defect) (met één geluidssignaal)
Left Rear Turn Signal Light Out (Richtingaanwijzer linksachter defect) (met één geluidssignaal)
Right Front Turn Signal Light Out (Richtingaanwijzer rechtsvoor defect) (met één geluidssignaal)
Right Rear Turn Signal Light Out (Richtingaanwijzer rechtsachter defect) (met één geluidssignaal) RKE Battery Low (RKE-accu bijna leeg) (met één
geluidssignaal)
Personal Settings Not Available – Vehicle Not in Park (Persoonlijke instellingen niet beschikbaar - Auto
staat niet in PARK)
Left/Right Front Door Ajar (Linker-/ rechtervoorportier open, een of meer portiers ge-
opend, met één geluidssignaal bij rijsnelheden boven
1,6 km/u)
Left/Right Front Door Ajar (Linker-/ rechtervoorportier open, een of meer portiers ge-
opend, met één geluidssignaal bij rijsnelheden boven
1,6 km/u)
Door(s) Ajar (Portier[en] open) (met één geluidssig- naal als de auto rijdt)
Liftgate Ajar (Achterklep open) (met één geluidssig- naal)
Low Washer Fluid (Ruitensproeiervloeistof bijna op) (met één geluidssignaal)
"Ignition or Accessory On" (Contactschakelaar op ON of ACC)
Vehicle Not in Park (Auto niet in parkeerstand)
Key Left Vehicle (Sleutel niet in auto)
Key Not Detected (Sleutel niet aangetroffen)
Lage bandenspanning
Bandenspanning corrigeren
ECO (Fuel Saver Indicator) (indicator brandstofbe- sparing) — Indien aanwezig
Kanaal # zendt
21UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Waarschuwingslampje motortemperatuurDit lampje waarschuwt bij een oververhitte mo-
tor. Als de temperatuur stijgt en de meter dich-
ter bij Hkomt, gaat dit controlelampje aan en
klinkt er een geluidssignaal als de ingestelde grens-
waarde wordt bereikt. Als de oververhitting blijft toe-
nemen, passeert de meternaald de waarde H, blijft het
controlelampje aanhoudend knipperen en klinkt er een
aanhoudend geluidssignaal tot de motor kan afkoelen.
Tijdens het rijden moet u de auto zo snel mogelijk aan
de kant zetten. Als de airco (A/C) aanstaat, zet deze
dan uit. Zet de versnellingsbak ook in NEUTRAAL en
laat de motor stationair draaien. Als de temperatuur-
naald niet terugkeert naar normaal, zet de motor dan
onmiddellijk uit en bel de wegenwacht.
Controlelampje versnellingsbaktemperatuur Dit lampje geeft aan dat de temperatuur van
de transmissievloeistof te heet is. Dit kan
gebeuren bij zwaar bedrijf zoals het trekken
van een aanhanger. Als dit lampje aangaat,
moet u de auto zo snel mogelijk aan de kant zetten.
Schakel de versnellingsbak vervolgens in NEUTRAAL
en laat de motor stationair draaien of met een hoger
toerental tot het lichtje uitgaat.
Wanneer u door blijft rijden terwijl het
waarschuwingslampje versnellingsbak-
temperatuur brandt , kan de versnellings-
bak ernstig beschadigd of defect raken.
WAARSCHUWING!
Wanneer u door blijft rijden terwijl het
waarschuwingslampje versnellingsbak-
temperatuur brandt , kan onder bepaalde om-
standigheden de vloeistof overkoken, in aanra-
king komen met de hete motor of
uitlaatcomponenten en brand veroorzaken.
OLIEVERVERSING VEREIST
Uw voertuig is uitgerust met een oliebeurt-
indicatielampje. Indien aanwezig knippert het bericht
"Olie verversen" op het EVIC-scherm gedurende
10 seconden na één geluidsignaal om de volgende
oliebeurt aan te geven. Het indicatielampje voor olie-
beurten is gebaseerd op de belasting van de motor, wat
betekent dat de periodieke oliebeurten afhankelijk zijn
van uw persoonlijke rijstijl.
Als dit bericht niet wordt gereset, verschijnt het iedere
keer dat u de contactschakelaar in de stand ON/RUN
zet. Als u het bericht tijdelijk wilt uitschakelen, drukt u
kort op de MENU-toets. Om het olieverversingsindi-
catielampje (na het periodieke onderhoud) opnieuw in
te stellen, volgt u de volgende stappen:
1. Druk, zonder het rempedaal in te trappen, op de knop ENGINE START/STOP (Motor aan/uit) en
draai de contactschakelaar in de stand ON/RUN.
(Start de motor niet.)
2. Trap binnen 10 seconden drie keer langzaam het gaspedaal volledig in.
24
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
3. Druk, zonder het rempedaal in te trappen, eenmaalop de knop ENGINE START/STOP (Motor aan/uit)
om de contactschakelaar terug te zetten in de stand
OFF/LOCK.
OPMERKING: Als het indicatiebericht aangaat wan-
neer u de motor start, is het oliebeurt-indicatielampje
niet opnieuw afgesteld. Herhaal deze procedurezonodig.
BRANDSTOFVERBRUIK
Druk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd deze
vast totdat de melding "Fuel Economy" (Brandstofver-
bruik) verschijnt in het EVIC en druk dan SELECTEER.
De volgende functies voor brandstofverbruik worden
in het EVIC getoond:
Average Fuel Economy / Fuel Saver Mode (Gemid- deld brandstofverbruik/Brandstofbesparing)
Distance To Empty (Afstand tot lege tank) (DTE)
Kilometers per liter
Average Fuel Economy / ECO Fuel Saver
Mode (Gemiddeld brandstofverbruik/ ECO
brandstofbesparing) — indien aanwezig
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik weer sinds de
laatste reset. Wanneer het brandstofverbruik opnieuw
wordt ingesteld, worden op het scherm gedurende
twee seconden RESET of streepjes weergegeven. De
historische gegevens worden dan gewist en het nieuwe
gemiddelde wordt berekend op basis van het laatste
gemiddelde brandstofverbruik van voor de reset. De indicator ECO (Eco aan) licht op in het EVIC-
scherm. Deze indicator ECO gaat branden als u op
brandstofbesparende wijze rijdt en kan gebruikt wor-
den om uw rijstijl aan te passen waardoor uw brand-
stofgebruik afneemt. (afb. 10)
Distance To Empty (Afstand tot lege tank)
(DTE)
Geeft de geschatte afstand weer die nog kan worden
afgelegd met de brandstof die in de tank aanwezig is.
Deze geschatte afstand wordt bepaald door een gewo-
gen gemiddelde van het onmiddellijke en gemiddelde
brandstofgebruik volgens het huidige tankpeil. DTE kan
niet opnieuw worden ingesteld met de toets SELEC-TEER. OPMERKING:
Aanmerkelijke veranderingen in de
rijstijl of de belading van de auto zullen een groot effect
(afb. 10) Fuel Saver Mode (brandstofbesparing) — On (aan) 25
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
hebben op de afstand die de auto kan rijden, ongeacht
de getoonde DTE-waarde.
Als de DTE-waarde minder bedraagt dan de geschatte
rijafstand van 48 km, verandert het DTE-scherm en
verschijnt het bericht "LOW FUEL" (brandstofpeil
laag). Dit wordt continu getoond totdat de auto geen
benzine meer heeft. Het bericht "LOW FUEL"
(BRANDSTOF BIJNA OP) verdwijnt en er verschijnt
een nieuwe DTE-waarde nadat u een flinke hoeveelheid
brandstof in de tank doet.
VOERTUIGSNELHEID
Druk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd deze
vast totdat de melding "Vehicle Speed" (Voertuigsnel-
heid) verschijnt in het EVIC en druk dan SELECTEER.
Druk op de toets SELECTEER om de huidige snelheid
weer te geven in mph of km/h. Door nogmaals op de
toets SELECT (Selecteer) te drukken schakelt u tussen
weergave in mph of km/u. OPMERKING:Door de maateenheid te wijzigen in
het menu Voertuigsnelheid wijzigt u niet de maateen-
heid in het EVIC.
RITINFORMATIE
Druk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd deze
vast totdat de melding "Trip info" (ritinformatie) ver-
schijnt in het EVIC en druk dan SELECTEER. Druk de
toets OMHOOG/OMLAAG en laat deze weer los
totdat een van de volgende ritfuncties in het EVIC
verschijnt:
Trip A (Rit A)
Trip B (Rit B) Elapsed Time (Verstreken tijd)
Druk op de toets OMHOOG/OMLAAG om door alle
functies van de ritcomputer te bladeren.
De modus Tripfuncties toont de volgende informatie:
Trip A (Rit A)
Toont de totale afstand voor Trip A die werd afgelegd
sinds de laatste reset.
Trip B (Rit B)
Toont de totale afstand voor Trip B die werd afgelegd
sinds de laatste reset.
Elapsed Time (Verstreken tijd)
Toont de totale verstreken tijd sinds de laatste reset,
wanneer het contactslot in de stand ACC staat. De
verstreken tijd neemt toe wanneer het contact in de
stand ON/RUN staat.
Het scherm terugstellen op nul
Reset vindt alleen plaats als er een resetbare functie
wordt getoond. Druk eenmaal kort op de toets SE-
LECTEREN om de weergegeven resetbare functie te
resetten. Houd de toets SELECTEREN twee seconden
ingedrukt om alle resetbare functies gelijktijdig te re-
setten. De huidige weergave wordt samen met andere
functies teruggesteld.
VOERTUIGINFORMATIE
(INFORMATIEFUNCTIES VOOR DE KLANT)
Druk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd deze
vast totdat de melding "Vehicle Info" (informatie over
de auto) verschijnt in het EVIC en druk dan op de
26
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
4. De AHR-helft met zachte schuim en bekleding moetin de achterste helft van decoratief kunststof ver-
grendeld worden. (afb. 119)
OPMERKING:
Als u problemen ondervindt met het opnieuw instel-
len van de actieve hoofdsteunen, neemt u contact op
met een erkende dealer.
Laat uit veiligheidsoverwegingen de actieve hoofd-
steunen controleren door een specialist bij een er-
kende dealer.GEAVANCEERD
AUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BELTALERT
®)
BeltAlert
®
is een voorziening die de bestuurder en
voorpassagier (indien BeltAlert
®voor de voorpassa-
gier aanwezig is) eraan herinnert de veiligheidsgordel vast te gespen. Deze voorziening is altijd actief wan-
neer het contact is ingeschakeld. Als de autogordel van
de bestuurder of voorpassagier niet is vastgegespt, gaat
het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels
branden totdat beide gordels vóór zijn vastgegespt.
Het BeltAlert
®-systeem wordt geactiveerd binnen
60 seconden nadat de auto een snelheid boven 8 km/u
heeft bereikt. De waarschuwingscyclus duurt 96 se-
conden of totdat de betreffende veiligheidsgordels zijn
vastgegespt. Nadat de cyclus is voltooid, blijft het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels bran-
den totdat beide gordels vóór zijn vastgegespt. De
bestuurder behoort ook alle andere inzittenden erop
te wijzen hun veiligheidsgordels vast te gespen. Als een
veiligheidsgordel vóór niet is vastgegespt terwijl er
wordt gereden met een snelheid boven 8 km/u, laat
BeltAlert
®als eenmalige waarschuwing een geluidssig-
naal klinken, gaat het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels branden en wordt vervolgens de
waarschuwingscyclus van 96 seconden geactiveerd.
De BeltAlert®voor de voorstoel aan passagierszijde is
niet actief wanneer er niemand in de stoel zit.
BeltAlert
®kan worden geactiveerd wanneer zich op
de voorstoel aan passagierszijde een dier of zwaar
voorwerp bevindt of wanneer de stoel is neergeklapt
(indien deze voorziening aanwezig is). Het wordt aan-
bevolen huisdieren aangelijnd, of in een met de veilig-
heidsgordels bevestigde reismand, op de achterbank te
vervoeren en bagage goed op te bergen.
(afb. 119) AHR in reset positie
154
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD