seconden om alle portieren en de achterklep te ont-
grendelen. De richtingaanwijzers knipperen om aan te
geven dat het ontgrendelsignaal is ontvangen. De ver-
lichting van de instapfunctie schakelt ook in.
Als de auto is uitgerust met Passive Entry (passieve
toegang), raadpleeg dan voor meer informatie "Keyless
Enter-N-Go - indien aanwezig" in "Uw auto".
Remote Key Unlock, Driver Door/All First
Press - Bestuurdersportier/alle portieren
ontgrendelen met eerste druk op
ontgrendeltoets afstandsbediening
Deze functie biedt u de keuze om het systeem zodanig
te programmeren dat na de eerste druk op de ontgren-
deltoets op de afstandsbediening uitsluitend het be-
stuurdersportier of alle portieren worden ontgren-
deld. Raadpleeg voor het veranderen van de huidige
instellingen "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw
auto" voor meer informatie.
Knipperen bij vergrendelen
Bij deze functie knipperen de richtingaanwijzers wan-
neer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt met de
afstandsbediening. Deze functie kunt u in- of uitscha-
kelen. Raadpleeg voor het veranderen van de huidige
instellingen "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw
auto" voor meer informatie.
Koplampen aan bij ontgrendelen met
afstandsbediening
Bij deze functie schakelen de koplampen gedurende
90 seconden in zodra u de portieren ontgrendelt met
de afstandsbediening. De tijd van deze functie kanworden geprogrammeerd bij aut
o's met Uconnect
Touch™. Raadpleeg voor het veranderen van de hui-
dige instellingen "Uconnect Touch™ instellingen" in
"Uw auto" voor meer informatie.
PORTIEREN EN ACHTERKLEP
VERGRENDELEN
Druk kort op de afstandsbediening op de vergrendel-
toets (LOCK) om alle portieren en de achterklep te
vergrendelen. De richtingaanwijzers knipperen om aan
te geven dat het vergrendelsignaal is ontvangen.
Als de auto is uitgerust met Passive Entry (passieve
toegang), raadpleeg dan voor meer informatie "Keyless
Enter-N-Go - indien aanwezig" in "Uw auto".
RAMEN OPENEN MET DE
AFSTANDSBEDIENING
Met deze functie kunt u op afstand de ramen van beide
voorportieren tegelijkertijd bedienen. Voor deze func-
tie drukt u kort de ontgrendeltoets op de afstandsbe-
diening in en onmiddellijk daarna houdt u de ontgren-
deltoets ingedrukt tot de ramen geopend zijn tot de
gewenste hoogte of helemaal open zijn.
EXTRA AFSTANDSBEDIENINGEN
PROGRAMMEREN
Sleutelhouders of RKE-afstandsbedieningen kunnen
worden geprogrammeerd door een erkende dealer.
VERVANGING BATTERIJ
AFSTANDSBEDIENING
Als vervangende batterij wordt een CR2032-batterij
aanbevolen. 13
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
2. Sluit het voertuig af op een van de volgende manie-ren:
Druk op de vergrendeltoets LOCK van de portier-
vergrendeling aan de binnenzijde terwijl de
bestuurders- en/of passagiersdeur open staat.
Druk op de vergrendeltoets LOCK van de Passive
Entry-handgreep aan de buitenzijde, terwijl een sleu-
telhouder zich ook aan buitenzijde bevindt (raadpleeg
"Keyless Enter-N-Go" in "Uw auto" voor meer infor-matie).
Druk op de afstandsbediening (RKE) de vergrendel-
toets LOCK in.
3. Sluit eventueel openstaande portieren.
HET SYSTEEM DEACTIVEREN
Het voertuigbeveiligingsalarm kan op de volgende ma-
nieren worden uitgeschakeld:
Druk op de afstandsbediening (RKE) de vergrendel- toets UNLOCK in.
Pak de Passive Entry Unlock-deurgreep vast (indien hiermee uitgerust, raadpleeg "Keyless Enter-N-Go"
in "Uw auto" voor meer informatie).
Draai de contactsleutel uit de stand OFF.
Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-N-Go,drukt u op de toets Start/stop van de Keyless
Enter-N-Go (hiertoe dient minimaal één geldige
sleutelhouder aanwezig te zijn in het voertuig). Als uw auto niet is uitgerust met Keyless Enter-N-
Go, steekt u een geldige sleutel in de contactscha-
kelaar en draait u de sleutel in de stand ON.
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet worden in- of uitgescha-
keld via de slotcilinder van het bestuurdersportier of
de kofferdekseltoets op de afstandsbediening.
Het beveiligingsalarmsysteem blijft in de waakfunctie
als de elektrisch bediende achterklep wordt geopend.
Als u op de kofferdekseltoets drukt, wordt het alarm-
systeem niet uitgeschakeld. Als iemand de auto binnen-
dringt via de achterklep en een portier opent, gaat het
alarm af.
Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt u de por-
tieren niet ontgrendelen met de schakelaars voor de
portiervergrendeling.
Het beveiligingsalarmsysteem is ontworpen om uw
auto te beveiligen, maar u kunt ook omstandigheden
veroorzaken die onbedoeld zorgen voor vals alarm. Als
een van de eerder beschreven procedures voor het
activeren van de waakfunctie is uitgevoerd, zal het
alarmsysteem worden ingeschakeld, ongeacht of u zich
in de auto bevindt. Als u in de auto blijft en een portier
opent, gaat het alarm af. Als deze situatie zich voor-
doet, schakelt u het alarmsysteem uit.
Als het beveiligingsalarmsysteem in de waakfunctie
staat en de accu wordt losgekoppeld, blijft het beveili-
gingsalarm in de waakfunctie wanneer de accu weer
wordt aangesloten; de buitenlampen knipperen, de
16
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Controleer bij voertuigen die zijn uitgerust met
Keyless Enter-N-Go, dat het contactslot in de stand
"OFF" staat.
Controleer bij voertuigen die niet zijn uitgerust met
Keyless Enter-N-Go, dat het contactslot in de stand
"OFF" staat en dat de sleutel is verwijderd uit het
contactslot.
2. Sluit het voertuig af op een van de volgende manie- ren:
Druk op de vergrendeltoets LOCK van de portier-
vergrendeling aan de binnenzijde terwijl de
bestuurders- en/of passagiersdeur open staat.
Druk op de vergrendeltoets LOCK van de Passive
Entry-handgreep aan de buitenzijde, terwijl een sleu-
telhouder zich ook aan buitenzijde bevindt (raadpleeg
"Keyless Enter-N-Go" in "Wat u moet weten voordat u
de auto start" voor meer informatie).
Druk op de afstandsbediening (RKE) de vergrendel-
toets LOCK in.
3. Sluit eventueel openstaande portieren.
Het systeem deactiveren
Het voertuigbeveiligingsalarm kan op de volgende ma-
nieren worden uitgeschakeld:
Druk op de afstandsbediening (RKE) de vergrendel- toets UNLOCK in.
Neem de Passive Entry-ontgrendelhandgreep van de aan de buitenzijde vast, terwijl een sleutelhouder
zich ook aan buitenzijde bevindt (indien aanwezig;
raadpleeg "Keyless Enter-N-Go" in "Wat u moet weten voordat u de auto start" voor meer informa-tie).
Draai de contactsleutel uit de stand OFF.
Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-N-Go,drukt u op de toets Start/stop van de Keyless
Enter-N-Go (hiertoe dient minimaal één geldige
sleutelhouder aanwezig te zijn in het voertuig).
Als uw auto niet is uitgerust met Keyless Enter-N- Go, steekt u een geldige sleutel in de contactscha-
kelaar en draait u de sleutel in de stand ON.
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet worden in- of uitgescha-
keld via de slotcilinder van het bestuurdersportier of
de kofferdekseltoets op de afstandsbediening.
Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt u de por-
tieren niet ontgrendelen met de schakelaars voor de
portiervergrendeling.
Het beveiligingsalarmsysteem is ontworpen om uw
auto te beveiligen, maar u kunt ook omstandigheden
veroorzaken die onbedoeld zorgen voor vals alarm. Als
een van de eerder beschreven procedures voor het
activeren van de waakfunctie is uitgevoerd, zal het
alarmsysteem worden ingeschakeld, ongeacht of u zich
in de auto bevindt. Als u in de auto blijft en een portier
opent, gaat het alarm af. Als deze situatie zich voor-
doet, schakelt u het alarmsysteem uit.
Als het beveiligingsalarmsysteem in de waakfunctie
staat en de accu wordt losgekoppeld, blijft het beveili-
gingsalarm in de waakfunctie wanneer de accu weer
18
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
3. Druk, zonder het rempedaal in te trappen, eenmaalop de knop ENGINE START/STOP (Motor aan/uit)
om de contactschakelaar terug te zetten in de stand
OFF/LOCK.
OPMERKING: Als het indicatiebericht aangaat wan-
neer u de motor start, is het oliebeurt-indicatielampje
niet opnieuw afgesteld. Herhaal deze procedurezonodig.
BRANDSTOFVERBRUIK
Druk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd deze
vast totdat de melding "Fuel Economy" (Brandstofver-
bruik) verschijnt in het EVIC en druk dan SELECTEER.
De volgende functies voor brandstofverbruik worden
in het EVIC getoond:
Average Fuel Economy / Fuel Saver Mode (Gemid- deld brandstofverbruik/Brandstofbesparing)
Distance To Empty (Afstand tot lege tank) (DTE)
Kilometers per liter
Average Fuel Economy / ECO Fuel Saver
Mode (Gemiddeld brandstofverbruik/ ECO
brandstofbesparing) — indien aanwezig
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik weer sinds de
laatste reset. Wanneer het brandstofverbruik opnieuw
wordt ingesteld, worden op het scherm gedurende
twee seconden RESET of streepjes weergegeven. De
historische gegevens worden dan gewist en het nieuwe
gemiddelde wordt berekend op basis van het laatste
gemiddelde brandstofverbruik van voor de reset. De indicator ECO (Eco aan) licht op in het EVIC-
scherm. Deze indicator ECO gaat branden als u op
brandstofbesparende wijze rijdt en kan gebruikt wor-
den om uw rijstijl aan te passen waardoor uw brand-
stofgebruik afneemt. (afb. 10)
Distance To Empty (Afstand tot lege tank)
(DTE)
Geeft de geschatte afstand weer die nog kan worden
afgelegd met de brandstof die in de tank aanwezig is.
Deze geschatte afstand wordt bepaald door een gewo-
gen gemiddelde van het onmiddellijke en gemiddelde
brandstofgebruik volgens het huidige tankpeil. DTE kan
niet opnieuw worden ingesteld met de toets SELEC-TEER. OPMERKING:
Aanmerkelijke veranderingen in de
rijstijl of de belading van de auto zullen een groot effect
(afb. 10) Fuel Saver Mode (brandstofbesparing) — On (aan) 25
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
SELECT toets. Druk op de toetsen UP en DOWN om
door de beschikbare informatieschermen te bladeren.
Temperatuur koelvloeistof
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de koel-
vloeistof.
Olietemperatuur
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de olie.
Oliedruk
Toont de daadwerkelijke druk van de olie.
Temperatuur transmissie
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de transmis-
sie.
Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de motor in bedrijf is
geweest.Uconnect TOUCH™ INSTELLINGEN
TOETSEN
De toetsen bevinden zich aan de linker- en rechterzijde
van het Uconnect Touch™ 4.3 scherm. Bovendien
bevindt zich in het midden van het instrumentenpaneel,
rechts van de klimaatregelingsbediening, een Scroll/
Enter-draaiknop. Draai aan de knop om door de me-
nu's te bladeren en instellingen te veranderen (bijv. 30,
60, 90), druk een of meerdere keren op het midden van
de draaiknop voor het wijzigen van een instelling (bijv.
ON/OFF (aan/uit).
SCHERMTOETSEN
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ scherm.
DOOR DE KLANT PROGRAMMEERBARE
FUNCTIES — Uconnect Touch™ 4.3INSTELLINGEN
In deze modus kunt u de toetsen en schermtoetsen
gebruiken om via het Uconnect Touch™ systeem toe-
gang te krijgen tot de programmeerbare functies waar-
mee het voertuig kan zijn uitgerust, zoals Display
(Scherm), Clock (Klok), Safety/Assistance (Veiligheid/
hulp), Lights (Verlichting), Doors & Locks (Portieren en
sloten), Heated Seats (Stoelverwarming), Engine Off
Operation (Stroom bij uitgeschakelde motor), Com-
pass Settings (Kompasinstellingen), Audio and Phone/
Bluetooth settings (Audio- en telefoon-/Bluetooth-
instellingen). OPMERKING:
Er kan telkens slechts één gebied van
het aanraakscherm worden geselecteerd. 27
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
geselecteerd, worden bij draaiende motor de koplam-
pen ingeschakeld. Druk, om uw keuze te maken, op de
schermtoets Daytime Running Lights. Druk vervolgens
op de schermtoets met de pijl naar links.
Knipperen bij vergrendelen
Druk op de schermtoets Flash Headlights with Lock
om dit scherm te veranderen. Wanneer deze functie
geselecteerd is, knipperen de richtingaanwijzers voor
en achter wanneer u de portieren vergrendelt of ont-
grendelt via de afstandsbediening. Druk, om uw keuze
te maken, op de schermtoets Flash Headlights with
Lock. Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl
naar links.
Portieren en sloten
Portieren ontgrendelen bij verlaten
Druk op de schermtoets Auto Unlock on Exit om dit
scherm te veranderen. Wanneer u deze functie selec-
teert, worden alle portieren ontgrendeld wanneer het
voertuig stopt, de transmissie in de stand PARK of
NEUTRAL geschakeld wordt en het bestuurderspor-
tier geopend wordt. Druk, om uw keuze te maken, op
de schermtoets Auto Unlock on Exit. Druk vervolgens
op de schermtoets met de pijl naar links.
Knipperen bij vergrendelen
Druk op de schermtoets Flash Lights with Lock om dit
scherm te veranderen. Wanneer deze functie geselec-
teerd is, knipperen de richtingaanwijzers voor en ach-
ter wanneer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt
via de afstandsbediening. Druk, om uw keuze te maken,op de schermtoets Flash Lights with Lock. Druk ver-
volgens op de schermtoets met de pijl naar links.
Orde van portieren ontgrendelen met
afstandsbediening
Druk op de schermtoets Remote Door Unlock Order
om dit scherm te veranderen. Wanneer de optie Un-
lock Driver Door Only On 1st Press is geselec-
teerd, wordt alleen het bestuurdersportier ontgren-
deld bij de eerste druk op de toets UNLOCK van de
afstandsbediening. Als u Driver Door 1st Press selec-
teert, moet u twee keer op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening drukken om de andere portieren te
ontgrendelen. Wanneer u All Doors 1st Pressselec-
teert, ontgrendelen alle portieren bij de eerste keer
indrukken op de UNLOCK-toets op de afstandsbedie-ning. OPMERKING: Wanneer het voertuig is uitgerust
met het "Enter-N-Go-systeem" voor sleutelloze toe-
gang en het EVIC is geprogrammeerd om alle portieren
na eenmaal drukken te ontgrendelen, dan zullen alle
portieren worden ontgrendeld, ongeacht welke por-
tierhandgreep wordt vastgepakt. Als "Driver Door 1st
Press" (Ontgrendel bestuurdersportier na één keer
drukken) is geprogrammeerd, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgrendeld wanneer dit wordt vast-
gepakt. Wanneer bij Passive Entry de functie "Driver
Door 1st Press" (Ontgrendel bestuurdersportier na
één keer drukken) is geprogrammeerd en de hand-
greep meer dan één keer wordt aangeraakt, wordt het
bestuurdersportier geopend. Wanneer de functie
"Ontgrendel bestuurdersportier na één keer drukken" 31
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Clock (Klok), Safety/Assistance (Veiligheid/hulp),
Lights (Verlichting), Doors & Locks (Portieren en slo-
ten), Auto-On Comfort (Comfort automatisch aan),
Engine Off Operation (Stroom bij uitgeschakelde mo-
tor), Compass Settings (Kompasinstellingen), Audio
and Phone Bluetooth settings (Audio- en telefoon-/
Bluetooth-instellingen). OPMERKING:Er kan telkens slechts één gebied van
het aanraakscherm worden geselecteerd. (afb. 14)
Als u een selectie wilt aanbrengen, bladert u omhoog
en omlaag tot de gewenste instelling wordt gemarkeerd
en drukt u daarna kort op deze instelling totdat naast
de instelling een vinkje verschijnt, dat aanduidt dat de
instelling is geselecteerd. Display
Weergavemodus
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u een van
de automatische display-instellingen wijzigen. Als u de
status van de modus wilt wijzigen, drukt u kort op de
schermtoets Day, Night of Auto en vervolgens op de
schermtoets met de pijl naar links.
Helderheid van de weergave bij ingeschakelde
koplampen
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de
helderheid ervan bij in- of uitgeschakelde koplampen
regelen. Stel de helderheid in met de schermtoetsen +
en - of door een punt op de schaal tussen de scherm-
toetsen + en - te selecteren en op de schermtoets met
de pijl naar links te drukken.
Helderheid van de weergave bij uitgeschakelde koplampen
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de
helderheid ervan bij in- of uitgeschakelde koplampen
regelen. Stel de helderheid in met de schermtoetsen +
en - of door een punt op de schaal tussen de scherm-
toetsen + en - te selecteren en op de schermtoets met
de pijl naar links te drukken.
Taal instellen
Op dit scherm kunt u kiezen uit drie talen voor de
schermweergave, met inbegrip van de ritfuncties en het
navigatiesysteem (indien aanwezig). Druk op de knop
English, French (Français), Spanish (Español) om de
gewenste taal te selecteren. Druk vervolgens op de(afb. 14) Uconnect Touch™ 8.4 schermtoetsen 35
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
de schermtoets 0, 30, 60 of 90. Druk daarna op de
schermtoets met de pijl naar links.
Koplampen met ruitenwissers
Wanneer deze functie geselecteerd is en de koplamp-
schakelaar in de stand AUTO staat, schakelen de kop-
lampen in ca. 10 seconden nadat de ruitenwissers zijn
ingeschakeld. Als de koplampen zijn ingeschakeld door
middel van deze functie, worden ze ook uitgeschakeld
wanneer de ruitenwissers worden uitgeschakeld. Druk,
om uw keuze te maken, op de schermtoets Headlights
with Wipers. Druk vervolgens op de schermtoets met
de pijl naar links.
Grootlicht automatisch dimmen
Wanneer u deze functie selecteert, zal het grootlicht
onder bepaalde omstandigheden automatisch uitge-
schakeld worden. Druk, om uw keuze te maken, op de
schermtoets Auto High Beams. Druk vervolgens op de
schermtoets met de pijl naar links. Raadpleeg voor
meer informatie "Verlichting/SmartBeam™ — indien
aanwezig" onder "Uw auto".
Dagverlichting
Wanneer deze functie is geselecteerd, worden bij
draaiende motor de koplampen ingeschakeld. Druk,
om uw keuze te maken, op de schermtoets Daytime
Running Lights. Druk vervolgens op de schermtoets
met de pijl naar links. Koplampafstelling (links-/rechtsrijdend verkeer)
De lichtbundels van het dimlicht worden aan de boven-
zijde afgeschermd. De lichtbundels zijn het meest naar
beneden gericht en afgestemd op links- of rechtsrij-
dend verkeer om verblinding zoveel mogelijk te voor-
komen.
Knipperen bij vergrendelen
Wanneer deze functie geselecteerd is, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter wanneer u de por-
tieren vergrendelt of ontgrendelt via de afstandsbedie-
ning. Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets
Flash Headlights with Lock. Druk vervolgens op de
schermtoets met de pijl naar links.
Portieren en sloten
Portieren ontgrendelen bij verlaten
Wanneer u deze functie selecteert, worden alle portie-
ren ontgrendeld wanneer het voertuig stopt, de trans-
missie in de stand PARK of NEUTRAL geschakeld
wordt en het bestuurdersportier geopend wordt.
Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets Auto
Unlock on Exit. Druk vervolgens op de schermtoets
met de pijl naar links.
Knipperen bij vergrendelen
Wanneer deze functie geselecteerd is, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter wanneer u de por-
tieren vergrendelt of ontgrendelt via de afstandsbedie-
ning. Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets
Flash Lights with Lock. Druk vervolgens op de scherm-
toets met de pijl naar links.
38
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD