Ontgrendelen door eenmaal te drukken op desleutelhouder
Wanneer de optie Unlock Driver Door Only On
1st Press is geselecteerd, wordt alleen het bestuur-
dersportier ontgrendeld bij de eerste druk op de toets
UNLOCK van de afstandsbediening. Als u Driver Door
1st Press selecteert, moet u twee keer op de ontgren-
deltoets van de afstandsbediening drukken om de an-
dere portieren te ontgrendelen. Wanneer u All Doors
1st Press selecteert, ontgrendelen alle portieren bij
de eerste keer indrukken op de UNLOCK-toets op de
afstandsbediening. OPMERKING: Wanneer het voertuig is uitgerust
met het "Enter-N-Go-systeem" voor sleutelloze toe-
gang en het EVIC is geprogrammeerd om alle portieren
na eenmaal drukken te ontgrendelen, dan zullen alle
portieren worden ontgrendeld, ongeacht welke por-
tierhandgreep wordt vastgepakt. Als "Driver Door 1st
Press" (Ontgrendel bestuurdersportier na één keer
drukken) is geprogrammeerd, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgrendeld wanneer dit wordt vast-
gepakt. Wanneer bij Passive Entry de functie "Driver
Door 1st Press" (Ontgrendel bestuurdersportier na
één keer drukken) is geprogrammeerd en de hand-
greep meer dan één keer wordt aangeraakt, wordt het
bestuurdersportier geopend. Wanneer de functie
"Ontgrendel bestuurdersportier na één keer drukken"
is geselecteerd en het bestuurdersportier is geopend,
dan kunnen de overige portieren ontgrendeld worden
met behulp van de ontgrendel-/vergrendelschakelaar in
het voertuig (of gebruik de afstandsbediening). Passive Entry
Met deze functie kunt u de portieren van uw auto
vergrendelen en ontgrendelen zonder dat de
vergrendel- of ontgrendeltoets op de RKE-
afstandsbediening hoeft te worden ingedrukt. Druk,
om uw keuze te maken, op de schermtoets Passive
Entry. Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl
naar links. Raadpleeg “Keyless Enter-N-Go” in “Uw
auto”.
Opties bij stilstaande motor
Stoel met Easy Exit-functie
Deze functie zorgt ervoor dat de bestuurder makkelij-
ker kan in- en uitstappen. Druk, om uw keuze te
maken, op de schermtoets Easy Exit Seats en kies ON
of OFF. Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl
naar links.
Stroom bij stilstaande motor
Als deze functie is geselecteerd, blijven de elektrisch
bedienbare ruiten, de radio, het Uconnect™ phone
systeem (indien aanwezig), het dvd-videosysteem (in-
dien aanwezig), het elektrisch bedienbare schuifdak
(indien aanwezig) en de aansluitcontacten nog maxi-
maal 10 minuten werken nadat de contactschakelaar in
de stand OFF is gezet. Door het openen van een
voorportier wordt deze functie uitgeschakeld. Druk,
om de status van de Engine Off Power Delay functie te
veranderen, op de schermtoets 0 seconden, 45 secon-
den, 5 minuten of 10 minuten. Druk daarna op de
schermtoets met de pijl naar links.
39
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
De temperatuurregeling achterin bevindt zich in het
Uconnect Touch™ systeem, op het instrumentenpa-
neel. (afb. 46) (afb. 47)
Achterin geblokkeerd
Wanneer op de schermtoets Rear Temperature Lock
op het Uconnect Touch™ scherm wordt gedrukt,
wordt een vergrendelsymbool op het scherm achterin
weergegeven. De temperatuur en luchtverdeling ach-terin worden vanaf door het Uconnect Touch™ sys-
teem geregeld.
De inzittenden op de tweede zitrij kunnen de ATC-
regelknoppen achterin niet bedienen tenzij de toets
Rear Temperature Lock is afgezet.(afb. 46)
Bediening klimaatregeling achterin 4.3 scherm
1 — Schermtoets Blower
Up (Aanjager hoger) 5 — Schermtoets Done
(Voltooid)
2 — Schermtoets Mode(Modus) 6 — Schermtoets Rear
Lock (Achterin
geblokkeerd)
3 — Schermtoets
Temperature (Temperatuur) 7 — Schermtoets Rear Off
(Achterin uit)
4 — Schermtoets Blower
Down (Aanjager lager)
(afb. 47)
Bediening klimaatregeling achterin 8.4 scherm
1 — Schermtoets Rear
Auto (Achterin
automatisch) 6 — Schermtoets Blower
Up (Aanjager hoger)
2 — Schermtoets Rear
Lock (Achterin
geblokkeerd) 7 — Schermtoets Mode(Modus)
3 — Schermtoets Front
Climate (Klimaat voorin) 8 — Schermtoets Blower
Down (Aanjager lager)
4 — Schermtoets
Temperature Up
(Temperatuur hoger) 9 — Schermtoets Rear Off
(Achterin uit)
5 — Schermtoets
Temperature Down
(Temperatuur lager)
68
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Het ATC-systeem achterin bevindt zich in de hemelbe-
kleding in het midden van de auto. (afb. 48)
Druk op de knop Rear Temperature Lock op hetUconnect Touch™ scherm. Hierdoor wordt het
pictogram "Temperatuur achterin geblokkeerd" in de
temperatuurregelknop achterin uitgeschakeld.
Stel de regelknoppen voor de aanjager, temperatuur en modus achterin af voor het grootste comfort.
De ATC wordt geselecteerd door de aanjagerknop achterin linksom te draaien naar de stand AUTO.
Zodra de gewenste temperatuur wordt aangegeven,
zorgt het systeem dat dit comfortniveau wordt bereikt
en automatisch wordt gehandhaafd. Zodra het systeem eenmaal volgens uw comfortniveau is ingesteld, hoeven
de instellingen niet opnieuw te worden aangepast. U
ervaart het meeste gebruiksgemak wanneer u het sys-
teem automatisch zijn gang laat gaan. OPMERKING:
De temperatuurinstellingen hoeft u
niet aan te passen voor een warm of koud voertuig.
Het systeem kiest zelf automatisch de temperatuur, de
luchtdistributie en de aanjagersnelheid om zo snel
mogelijk te voorzien in comfort.
AANJAGERKNOP ACHTERIN
U kunt de aanjagerknop achterin handmatig instellen
op de stand "off" of op elke gewenste aanjagersnelheid
door de knop van laag naar hoog te draaien. Zo kunnen
de passagiers achterin de luchthoeveelheid regelen die
naar het achtercompartiment van de auto wordt ge-
voerd.
Lucht stroom het automatische luchtre-
gelsysteem achterin via een inlaatrooster
binnen. Dit rooster bevindt zich aan de
rechterzijde in het bekledingpaneel achter de 3e
zitrij. De luchtroosters achterin bevinden zich aan
de rechterzijde in het bekledingpaneel van de 3e
zitrij. Zorg dat u het luchtinlaatrooster of de
ventilatieroosters niet blokkeert door voorwer-
pen of anderszins. Het elektrisch systeem kan zo
overbelast raken en de aanjagermotor beschadi-
gen.
(afb. 48) Onderdelen ATC-regeling achterin
1 - Aanjagersnelheid 3 - LUCHTDISTRIBUTIE achter
2 – Temperatuur achter 4 - Blokkering temperatuur
achterin 69
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
PASSEERSIGNAAL
U kunt met uw koplampen een lichtsignaal geven aan
een ander voertuig door de multifunctionele hendel
heel even naar u toe te trekken. Hierdoor wordt het
grootlicht ingeschakeld tot u de hendel weer loslaat. BINNENVERLICHTING
De interieurverlichting wordt ingeschakeld wanneer
een portier wordt geopend.
Om te voorkomen dat de accu leegraakt, wordt de
interieurverlichting automatisch uitgeschakeld 10 mi-
nuten nadat u de contactschakelaar in de stand LOCK
hebt gezet. Dit gebeurt als de interieurverlichting met
de hand werd ingeschakeld of als er een portier open-
staat. Dit geldt ook voor de verlichting in het hand-
schoenenkastje, maar niet voor de verlichting in de
bagageruimte. Als u de interieurverlichting weer wilt
inschakelen, zet u de contactschakelaar in de stand ON
of zet u de schakelaar van de interieurverlichting uit en
daarna weer aan. DIMMERKNOP
De dimmerknop maakt deel uit van de koplampscha-
kelaar en bevindt zich aan de linkerzijde van het instru-
mentenpaneel. (afb. 52)
Door bij ingeschakelde parkeerlichten of koplampen de
linker dimschakelaar naar boven te draaien neemt de
intensiteit van de instrumentenverlichting toe.
INTERIEURVERLICHTING INSTELLEN
Draai de dimmer helemaal omhoog naar de tweede
klikstand om de interieurverlichting in te schakelen. Alsde dimmerknop in deze stand staat, blijft de interieur-
verlichting branden.
INTERIEURVERLICHTING VOLLEDIG
UITSCHAKELEN (OFF)
Draai de dimschakelaar geheel naar beneden in de
stand OFF. De interieurverlichting gaat nu niet meer
branden als u een portier opent.
FUNCTIE LANGZAAM RIJDEN
(INSTRUMENTENVERLICHTING
OVERDAG)
Draai de dimmer omhoog naar de eerste klikstand.
Met deze functie worden alle tekstweergaven, zoals de
kilometerteller, het EVIC (indien aanwezig) en de radio,
beter verlicht wanneer de parkeerlichten of koplampenbranden.
(afb. 52)
Dimschakelaar
76
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Als de achterruitwisser is ingeschakeld wanneer het
contactslot in de stand LOCK wordt gezet, keert de
ruitenwisser automatisch in de ruststand terug. Wan-
neer u de motor weer wordt gestart, zal de wisser
weer gaan werken volgens de stand van de schakelaar.
Schakel de achterruitwisser uit als u
door een autowasstraat rijdt . Er kan
schade aan de achterruitwisser worden
veroorzaakt als de achterruitwisser ingeschakeld
blijft .
(Vervolgd)(Vervolgd)
Laat bij koud weer de achterruitenwisser eerst
in de beginstand terugkeren vóór u het contact
uitzet en zorg dat de achterruitenwisserschake-
laar uitstaat . Als u de schakelaar van de achter-
ruitenwisser niet uitzet en de wisser vastvriest aan
de ruit , kan de wissermotor beschadigd raken
wanneer de auto weer wordt gestart .
Verwijder altijd opeengehoopte sneeuw als dit
verhindert dat de wisserbladen terugkeren naar
de ruststand. Wanneer u de ruitenwisserschake-
laar uitzet en de wisserbladen kunnen niet terug-
keren naar de ruststand, kan dit schade toebren-
gen aan de achterruitenwissermotor.
ACHTERRUITVERWARMING De knop van de achterruitverwarming bevindt
zich op het bedieningspaneel van de klimaatre-
geling. Druk op deze knop om de achterruitverwar-
ming en de zijspiegelverwarming (indien aanwezig) in te
schakelen. Een controlelampje in de knop gaat branden
om aan te geven dat de achterruitverwarming aan staat.
De achterruitverwarming wordt na ongeveer 10 minu-
ten automatisch uitgeschakeld. OPMERKING: Gebruik de achterruitverwarming
uitsluitend terwijl de motor draait, om ontladen van de
accu te voorkomen.
(afb. 57) Achterruitwisser/-sproeier bedienen
82
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
ELEKTRISCHE AANSLUITCONTACTEN
In de middenconsole onder de radio bevindt zich een
aansluitcontact van 12 volt (13 amp). Op dit aansluit-
contact staat spanning wanneer de contactschakelaar
in de stand ON/RUN of ACC staat. (afb. 72)
Dit aansluitcontact wordt ook gebruikt als gewone
aanstekerbus.Om het verwarmingselement te
sparen, mag de aansteker niet ingedrukt wor-
den gehouden in de verhittingsstand.
In het opbergvak in de middenconsole bevindt zich het
tweede aansluitcontact van 12 volt (13 amp). Op dit
aansluitcontact staat spanning wanneer de contact-
schakelaar in de stand ON/RUN, ACC of LOCK staat.
(afb. 73)
Aan de achterzijde van de middenconsole bevindt zich
het derde aansluitcontact van 12 volt. Op dit aansluit- contact staat spanning wanneer de contactschakelaar
in de stand LOCK, ON of ACC staat. (afb. 74)
Op het linker bekledingspaneel van de bagageruimte
bevindt zich het vierde aansluitcontact van 12 volt. Op(afb. 72)
Voorste 12 volt-aansluitcontact
(afb. 73)
12 volt-aansluitcontact middenconsole(afb. 74) 12 volt-aansluitcontact achterbank
92
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
achterlaat in de auto. Na het verwijderen van de sleu-
telhouder of sluiten van het portier werken de sloten
weer zoals gebruikelijk. Als een portier is geopend en
het contactslot staat in de stand LOCK of ACC, klinkt
een gong om u eraan te herinneren de sleutelhouder te
verwijderen.
Automatische portiervergrendeling
Bij auto's met elektrische portiervergrendeling worden
de portieren automatisch vergrendeld, wanneer aan de
volgende voorwaarden is voldaan:
1. de automatische portiervergrendeling is ingescha-keld,
2. een versnelling is ingeschakeld,
3. alle portieren zijn gesloten,
4. het gaspedaal is ingetrapt,
5. de auto rijdt sneller dan 24 km/u. 6. de portieren werden niet al eerder vergrendeld via
de schakelaar voor elektrische portiervergrendeling
of via de afstandsbediening.
OPMERKING: Gebruik de automatische portier-
vergrendeling in overeenstemming met de plaatselijke
geldende wettelijke voorschriften.
Automatisch portieren ontgrendelen bij
uitstappen
Bij auto's met elektrische vergrendeling worden de
portieren automatisch ontgrendeld, wanneer:
1. de functie voor het automatische ontgrendelen van de portieren bij uitstappen is ingeschakeld.
2. de auto in de versnelling staat en de auto tot stilstand is gekomen,
3. de versnellingsbak in NEUTRAL of PARK staat,
4. het bestuurdersportier is geopend,
5. de portieren niet al eerder werden ontgrendeld,
6. de auto stilstaat.
Raadpleeg voor het veranderen van de huidige instel-
lingen "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw auto"
voor meer informatie. OPMERKING: Gebruik de functie voor het automa-
tisch ontgrendelen van portieren in overeenstemming
met de plaatselijke geldende wettelijke voorschriften.(afb. 82) Plaats van de schakelaar voor portiervergrendeling
100
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Programmeren van de functie automatisch
portieren ontgrendelen bij uitstappen
U kunt de functie voor het automatisch ontgrendelen
van de portieren bij uitstappen als volgt in- of uitscha-
kelen:
Raadpleeg voor voertuigen die zijn uitgerust metUconnect Touch™ “Uconnect Touch™ instellingen”
in “Uw auto” voor meer informatie.
Ga bij voertuigen zonder Uconnect Touch™ als volgt te werk:
1. Ga in de auto zitten en sluit alle portieren.
2. Steek de sleutelhouder in de contactschakelaar.
3. Schakel het contact binnen 15 seconden viermaal heen en weer tussen de standen LOCK en ON/
RUN en zet de schakelaar na de vierde keer in de
stand LOCK (start de motor niet). Start echter
niet de motor.
4. Druk binnen 30 seconden op de schakelaar voor centrale portiervergrendeling om de portieren te
ontgrendelen.
5. Een geluidssignaal geeft aan dat de programmering voltooid is.
OPMERKING: Als er geen geluidssignaal klinkt, be-
vindt het systeem zich niet in de programmeermodus
en moet u de procedure nogmaals uitvoeren.
6. Herhaal deze stappen als u de vorige instelling voor deze functie wenst te herstellen.
OPMERKING: Gebruik de functie voor het automa-
tisch ontgrendelen van portieren in overeenstemming
met de plaatselijke geldende wettelijke voorschriften. KINDERSLOTEN — ACHTERPORTIEREN
Voor de veiligheid van kleine kinderen die op de ach-
terste zitplaatsen meerijden, zijn de achterportieren
voorzien van een kinderslot.
Activeren van het kinderslot
1. Open het achterportier.
2. Steek de punt van de noodsleutel (of een soortgelijk
voorwerp) in het kinderslot en draai het slot naar de
stand LOCK. (afb. 83) (afb. 84)
3. Herhaal stappen 1 en 2 voor het andere achterpor- tier.
OPMERKING: Wanneer het kinderslot is geacti-
veerd, kan het portier alleen met de portiergreep van
buitenaf worden geopend, ook als de ontgrendelknop
aan de binnenzijde in de ontgrendelde stand staat.
(afb. 83) Plaats van het kinderbeveiligde portierslot 101
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD