Page 265 of 289

Plaats na het controleren of aanpassen
van de bandenspanning altijd de ventiel-
dop terug. Hierdoor voorkomt u dat het
ventiel beschadigd raakt door binnendringend
vocht of vuil.
De gespecificeerde bandenspanningswaarden op het
plaatje gelden altijd voor "koude banden". Dit zijn
banden van een auto waarmee minstens 3 uur niet is
gereden, of waarmee minder dan 1,6 km is gereden na
een periode van 3 uur stilstaan. De spanning van een
koude band mag nooit hoger zijn dan de maximum-
spanning die op de zijkant van de band staat vermeld.
Controleer de bandenspanning vaker als de buitentem-
peraturen zeer verschillend zijn, omdat de bandenspan-
ning varieert met de temperatuur.
De bandenspanning verloopt ongeveer 7 kPa per 7°C
temperatuurverandering. Denk hieraan als u de druk
meet in een verwarmde garage, vooral in de winter.
Voorbeeld: als de temperatuur in de garage 20°C en de
buitentemperatuur 0°C bedraagt, moet u de banden-
spanning verhogen met 21 kPa, gelijk aan 7 kPa voor
elke 7°C temperatuurverschil.
Tijdens gebruik kan de bandenspanning onder invloed
van de temperatuur 13 tot 40 kPa oplopen. Laat de
banden in dat geval NOOIT gedeeltelijk leeglopen, de
bandenspanning is anders te laag zodra de band weer is
afgekoeld. Bandenspanning bij hogere rijsnelheden
De fabrikant is een voorstander van het rijden met een
veilige snelheid, volgens de geldende snelheidsbeper-
kingen. Wanneer de omstandigheden het toelaten om
met hoge snelheden te rijden, is de juiste bandenspan-
ning erg belangrijk. Mogelijk moet u de bandenspanning
verhogen en de belading van de auto verminderen als u
met hoge snelheden wilt rijden. Neem contact op met
de oorspronkelijke of een erkende bandenleverancier
voor de aanbevolen veilige rijsnelheid, de juiste bela-
ding en de correcte koude bandenspanning.
WAARSCHUWING!
Het rijden met hoge snelheden in een
maximaal beladen auto is gevaarlijk. De
extra belasting op uw banden kan defecten ver-
oorzaken. U kunt zo een ernstig ongeval krijgen.
Rij niet sneller dan 120 km/u in een auto die tot
het maximale laadvermogen is beladen.
RADIAALBANDEN
WAARSCHUWING!
Het gecombineerd monteren van radi-
aalbanden en andere bandentypes heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van uw
auto. Dit stabiliteitsverlies kan ongevallen ver-
oorzaken. Als u radiaalbanden gebruikt , moeten
dat er altijd vier zijn. Combineer ze nooit met
andere bandtypes.
258
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 266 of 289

Een gat of scheur in het loopvlak van een radiaalband is
mogelijk nog te repareren, in tegenstelling tot schade
aan de zijkant van de band. Vraag advies aan uw erkende
bandenleverancier over reparatie van radiaalbanden.
RESERVEWIEL PASSEND BIJ STANDAARD
GELEVERDE BANDEN EN VELGEN –
INDIEN AANWEZIG
Uw voertuig kan zijn uitgerust met een reserveband en
velg die zowel in uiterlijk als in gebruik gelijk zijn aan de
standaard geleverde banden en velgen op de voor- en
achterassen van uw voertuig. Dit reservewiel mag wor-
den gebruikt bij het rouleren van banden voor uw auto.
Als uw voertuig beschikt over deze optie kunt u een
erkende bandenleverancier raadplegen voor het aanbe-
volen roulatieschema.
Als uw auto niet is uitgerust met een reservewiel dat
past bij de standaard geleverde banden en wielen, dan
kan uw auto worden uitgerust met een niet-passend
noodreservewiel. Noodreservewielen zijn ontwikkeld
om alleen te worden gebruikt bij uw auto. Uw auto kan
zijn uitgerust met een van de volgende typen niet-
passende noodreservewielen; compact, volmaats of
thuiskomer. Monteer tegelijkertijd nooit meer dan één
niet-passend noodreservewiel of niet-passende reser-
veband aan de auto.
Door de verminderde grondspeling kunt
u uw auto niet in een automatische was-
straat wassen wanneer het noodreserve-
wiel (compact , volmaats of thuiskomer) is gemon-
teerd. De auto kan zo schade oplopen.
NOODRESERVEWIEL – INDIEN AANWEZIG
Het noodreservewiel mag alleen in noodgevallen wor-
den gebruikt. U kunt vaststellen of uw auto is uitgerust
met een noodreservewiel door te kijken naar de be-
schrijving van het reservewiel op de band- en beladings-
informatiesticker op de portieropening aan bestuur-
derszijde of op de bandwang. Beschrijvingen van
noodreservewielen beginnen met de letter "T" of "S"
vóór aanduiding van de maat. Voorbeeld: T145/80D18103M.
T, S = Tijdelijke reserveband
Omdat het profiel op deze band een beperkte levens-
duur heeft, moet de originele band zo snel mogelijk
worden gerepareerd (of vervangen) en weer gemon-
teerd worden.
Probeer nooit een wieldop aan te brengen of een
conventionele band te monteren op het noodreserve-
wiel, omdat het wiel specifiek voor de noodreserve-
band is gemaakt. Monteer nooit meer dan één
noodreserveband/-wiel tegelijkertijd aan de auto.
259
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 267 of 289

WAARSCHUWING!
Noodreservewielen mogen alleen wor-
den gebruikt in noodgevallen. Met deze
banden mag u maximaal 80 km/u rijden. Nood-
reservewielen hebben een beperkte levensduur.
Als het loopvlak is versleten tot op de slijtindica-
toren, dient u de band van het noodreservewiel
('thuiskomertje') te vervangen. Let op de waar-
schuwingen met betrekking tot uw reservewiel.
Anders kan het reservewiel beschadigd worden
en veroorzaakt u misschien een ongeval.
VOLMAATS RESERVEWIEL – INDIEN AANWEZIG
Het volmaatse reservewiel mag alleen in noodgevallen
worden gebruikt. Mogelijk lijkt dit noodreservewiel op
het oorspronkelijke wiel op de voor- of achteras van de
auto. Het heeft echter andere eigenschappen. Dit re-
servewielen heeft wellicht een beperkte levensduur.
Als het loopvlak is versleten tot op de slijtindicatoren,
dient u de band van het volmaatse reservewiel te
vervangen. Aangezien het niet dezelfde band is, moet u
de oorspronkelijke band zo spoedig mogelijk vervangen
of herstellen en terugplaatsen.
NOODRESERVEWIEL - INDIEN AANWEZIG
Het noodreservewiel mag u alleen in geval van nood
gebruiken. De band en het reservewiel zijn voorzien
van een sticker. De sticker bevat de rijbeperkingen
voor dit reservewiel. Mogelijk lijkt dit noodreservewiel
op het oorspronkelijke wiel op de voor- of achteras van de auto. Het heeft echter andere eigenschappen. Het
rijgedrag van de auto verandert wanneer u dit noodre-
servewiel monteert. Aangezien het niet dezelfde band
is, moet u de oorspronkelijke band zo spoedig mogelijk
vervangen of herstellen en terugplaatsen.
WAARSCHUWING!
Het noodreservewiel mag u alleen in
geval van nood gebruiken. Het rijgedrag
van de auto verandert wanneer u dit noodreser-
vewiel monteert . Rijd met dit reservewiel niet
harder dan de snelheid vermeld op het noodre-
servewiel. De spanning van een koude band mag
nooit hoger of lager zijn dan de waarde die op de
band- en beladingsinformatiesticker staat op de
portieropening aan de bestuurderszijde.Vervang
(of herstel) de oorspronkelijke band zo spoedig
mogelijk en plaats deze terug. Anders veroor-
zaakt u misschien een ongeval.
DOORSLIPPEN VAN DE WIELEN
Als u vast komt te zitten in modder, zand, sneeuw of ijs,
mag u de wielen niet sneller dan 48 km/uur of meer dan
30 seconden continu laten draaien zonder te stoppen.
Raadpleeg “Een vastzittende auto weer vrijkrijgen” in
“Noodgevallen” voor meer informatie.
260
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 268 of 289

WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij
extreem hoge wielsnelheden kunnen de banden
beschadigen. Er kan een band exploderen, waar-
door iemand gewond kan raken. Laat de wielen
van uw auto niet met een snelheid boven de
48 km/u of langer dan 30 seconden ononderbro-
ken ronddraaien. Zorg ook dat er geen personen
aanwezig zijn in de nabijheid van een doorslip-
pend wiel, ongeacht de snelheid waarmee het
wiel ronddraait .
BANDENSLIJTAGE-INDICATOREN
In de originele banden zijn bandenslijtage-indicatoren
aangebracht, die u helpen om te bepalen wanneer uw
banden moeten worden vervangen. (afb. 172)
Deze indicatoren zijn in de bodem van het profiel
geperst. Ze verschijnen als ringen als de profieldiepte
nog slechts 2 mm bedraagt. Als het loopvlak is versle-
ten tot op de slijtindicatoren dient u de band te
vervangen.
LEVENSDUUR VAN EEN BAND
De levensduur van een band is afhankelijk van verschil-
lende factoren, waaronder maar niet beperkt tot:
Rijstijl
Bandenspanning
Gereden afstand
WAARSCHUWING!
De banden en de reserveband dienen na
zes jaar te worden vervangen ongeacht
het resterende profiel op de banden. Als u deze
waarschuwing niet in acht neemt , kan een band
het plotseling begeven. U kunt de controle over
de auto verliezen en een ongeval veroorzaken
met ernstige of zelfs fatale gevolgen.
Bewaar banden die niet worden gebruikt op een koele,
droge plaats en stel ze zo weinig mogelijk bloot aan
licht. Voorkom dat de banden in aanraking komen met
olie, vet en benzine.
(afb. 172) 1 — Versleten band
2 — Nieuwe band 261
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 269 of 289

VERVANGENDE BANDEN
De banden van uw nieuwe auto bieden een optimaal
evenwicht tussen allerlei verschillende eigenschappen.
Controleer daarom de banden regelmatig op de juiste
spanning (van koude banden) en op slijtage. De fabri-
kant raadt u ten zeerste aan banden te monteren van
dezelfde specificaties als de banden waarmee de auto
werd afgeleverd wat betreft maat en kwaliteits- en
prestatieniveau (zie de paragraaf "Slijtage-
indicatoren"). Voor meer informatie over de juiste
bandenmaat raadpleegt u het plaatje met informatie
over banden en belasting. De lastindex en het snel-
heidssymbool vindt u op de wang van de originele band.
Raadpleeg de tabel voor bandenmaten in de sectie met
informatie over veiligheid van banden in deze gebrui-
kershandleiding voor meer informatie over de lastin-
dex en het snelheidssymbool van een band.
Wij adviseren u de twee voorbanden of de twee
achterbanden gelijktijdig als paar te vervangen. Het
vervangen van slechts een band kan het rijgedrag van
uw auto sterk beïnvloeden. Wanneer u een velg wilt
vervangen, moet u ervoor zorgen dat de specificaties
van de nieuwe velg overeenkomen met die van de
standaardvelgen.
Wij raden u aan contact op te nemen met uw oor-
spronkelijke of een erkende bandenleverancier voor
alle vragen omtrent de juiste band. Wanneer u een
ander type band monteert, kan dat de veiligheid, de
wegligging en het rijgedrag van uw auto in gevaar
brengen.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen andere soort band of
velgmaat of een band met een andere
belastingsindex dan voor uw auto is voorgeschre-
ven. Door sommige niet-goedgekeurde banden
en wielen gecombineerd te gebruiken verandert
u mogelijk de dimensies en eigenschappen van de
wielophanging, waardoor de besturing, het weg-
gedrag en de remwerking veranderen. Dat kan
onvoorspelbaar stuurgedrag en spanningen in de
stuurinrichting en de wielophanging veroorza-
ken. U kunt de controle over de auto verliezen en
een ongeval veroorzaken met ernstige of zelfs
fatale gevolgen. Kies daarom uitsluitend banden
en velgmaten met een belastingsindex die voor
uw auto is goedgekeurd.
Gebruik nooit een band met een lagere belas-
tingsindex of capaciteit dan waarmee uw voer-
tuig oorspronkelijk is uitgerust . Als u een band
met een lagere belastingsindex gebruikt , kan de
band te zwaar worden belast en defect raken. U
kunt hierdoor de controle over het voertuig ver-
liezen wat tot aanrijdingen kan leiden.
Wanneer uw banden niet geschikt zijn voor uw
rijsnelheid, kan dat een klapband veroorzaken en
kunt u de controle over de auto verliezen.
262
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 270 of 289
Het monteren van een band met een
afwijkende bandmaat kan ervoor zorgen
dat de aanduiding van de snelheidsmeter
en de kilometerteller niet langer juist zijn. BRANDSTOFVEREISTEN —
DIESELMOTOR
Het gebruik van dieselolie van de hoogste kwaliteit met
een cetaangehalte van 50 of meer, die voldoet aan de
norm EN590, wordt sterk aanbevolen. Raadpleeg uw
dealer voor meer informatie over de beschikbare
brandstoffen in uw omgeving.
263
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 271 of 289
INHOUD VLOEISTOFFEN
Metrisch
Brandstof (ongeveer) 77,6 liter
Motorolie met filter
2,0-liter dieselmotor 5,2 liter
Motorkoelsysteem*
2,0L dieselmotor en airconditioning met één of twee klimaatzones 7,5 liter
2,0L dieselmotor en airconditioning met drie klimaatzones 9,3 liter
* Inclusief verwarming en koelvloeistofreservoir gevuld tot aan MAX-peil.
264
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 272 of 289

VLOEISTOFFEN, SMEERMIDDELEN EN ORIGINELE ONDERDELEN
MOTORComponent Vloeistoffen, smeermiddelen en originele onderdelen
Motorkoelvloeistof — 2,0L
dieselmotorVoldoet ruimschoots aan de specificaties CUNA NC 956-16, ASTM D 3306.
FIAT-kwalificatie 9,55523 (PARAFLU UP* Contractual Technical Reference No.
F101.M01) – Gebruiksratio: 50% water, 50% PARAFLU UP
Motorolie — 2,0L dieselmotor Viscositeitsgraad (Grade) SAE 5W-30 geheel synthetisch smeermiddel dat
voldoet aan de FIAT-kwalificatie 9,55535-S1 (SELENIA WR P.E. Contractual
Technical Reference No. F510.D07)**
Brandstofkeuze - 2,0L dieselmotor Cetaan 50 of meer (minder dan 15 ppm zwavel).
Brandstoftoevoeging - 2,0L
dieselmotor Antivriestoevoeging voor diesel met een beschermende werking voor
dieselmotoren (TUTELA DIESEL ART Contractual Technical Reference No.
F601.L06) – Voeg 25cc toe per iedere 10 liter dieselbrandstof.
* Bij gebruik onder extreem koude klimatologische
omstandigheden raden wij een mengsel aan van 60%
PARAFLU UP en 40% gedemineraliseerd water. Voeg
geen andere vloeistoffen toe en meng niet met vloei-
stoffen die een andere samenstelling hebben dan hier
beschrevzn. ** In noodgevallen waarbij het niet mogelijk is originele
producten te gebruiken, is het voor een dieselmotor
toegestaan smeermiddelen te gebruiken van minimaal
ACEA C2-kwaliteit. Wanneer dit gebeurt, is een opti-
male werking van de motor niet gegarandeerd en wij
raden u aan het smeermiddel zo snel mogelijk te
vervangen door aanbevolen smeermiddelen van uw
erkende FIAT-dealer. Het gebruik van producten met
een lagere specificatie dan ACEA C2 in dieselmotoren
kan schade veroorzaken aan de motor die niet onder
de garantie valt.
265
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD